Hof 's-Hertogenbosch, 21-02-2012, nr. 20-001783-09
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV6341, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-02-2012
- Magistraten
Mrs. O.M.J.J. van de Loo, A.M.G. Smit, M. Rutgers
- Zaaknummer
20-001783-09
- LJN
BV6341
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV6341, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑02‑2012
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSHE:2009:BI3203, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 21‑02‑2012
Mrs. O.M.J.J. van de Loo, A.M.G. Smit, M. Rutgers
Partij(en)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's‑Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's‑Hertogenbosch van 11 mei 2009 (LJN BI3203) in de strafzaak met parketnummer 01/842473-08 tegen de verdachte,
[naam van de verdachte],
geboren te [geboorteplaats in het jaar 1989],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij hij ter zake van ‘medeplegen van witwassen en witwassen’ werd veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren (subsidiair 60 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen en personenauto.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van advocaat-generaal mr. H.E.G. Peters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. V.C. van der Velde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken en dat bijgevolg de in beslag genomen geldbedragen en personenauto aan hem zullen worden teruggegeven. In subsidiaire zin heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de op te leggen straf.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is — na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg — ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2008 te 's‑Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag, te weten 289.100 euro en/of 73.344 dollar,
en/of hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2008 tot en met 15 oktober 2008 te 's‑Hertogenbosch, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een personenauto (Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) — onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijs: de vastgestelde feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten bij dit arrest wordt verwezen, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
I. Aantreffen van geld in het waterreservoir van een toilet
Op 19 december 2008 werd de woning van de verdachte aan [adres] te 's‑Hertogenbosch doorzocht. Tijdens de zoeking werd op de eerste verdieping van de woning een grote hoeveelheid geld aangetroffen in het waterreservoir van het toilet. De verbalisanten zagen het geld toen zij de afdichtplaat van het waterreservoir probeerden los te maken. Het ging in totaal om een geldbedrag van EUR 289.100,00 en een geldbedrag van USD 73.344,00. De geldbedragen waren als volgt samengesteld:
- •
405 biljetten van EUR 500,00;
- •
430 biljetten van EUR 200,00;
- •
6 biljetten van EUR 100,00;
- •
661 biljetten van USD 100,00;
- •
141 biljetten van USD 50,00;
- •
8 biljetten van USD 20,00;
- •
2 biljetten van USD 10,00;
- •
2 biljetten van USD 5,00;
- •
4 biljetten van USD 1,00.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij met [P] en zijn ouders in de woning aan [adres] te 's‑Hertogenbosch woonde en dat hij degene was die het geld in het waterreservoir van het toilet had gedaan. Volgens de verdachte was alleen hij hiervan op de hoogte.
II. De personenauto van de verdachte: een Mercedes-Benz SL 500
Op 15 oktober 2008 werd naar aanleiding van een aanrijding een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type SL 500, met kenteken [kenteken] in beslag genomen. Nadat voortduring van het beslag niet meer nodig was, is de personenauto in het kader van de onderhavige strafzaak in beslag genomen. Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer was gebleken dat de personenauto vanuit het buitenland was geïmporteerd en op 30 januari 2008 in Nederland werd ingeschreven en op naam van de verdachte werd gezet. De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de auto in augustus 2007 voor een contant geldbedrag van EUR 23.500,00 had gekocht. De invoerrechten bedroegen volgens hem tussen de EUR 9.000,00 en EUR 9.500,00.
III. De financiële situatie van de verdachte en diens huisgenoten
De woning aan [adres] te 's‑Hertogenbosch werd, zoals reeds aan de orde is gekomen, niet alleen door de verdachte bewoond, maar ook door diens vader [G], moeder [K] en [P]. Zij staan daar volgens het bevolkingsregister ook ingeschreven. [P] is de vrouw van de verdachte. De door de FIOD/ECD verstrekte gegevens hielden het volgende in:
- •
Van de verdachte waren er met betrekking tot het jaar 2006 geen loongegevens beschikbaar. In 2007 ontving hij van de gemeente 's‑Hertogenbosch een uitkering van in totaal EUR 2.431,00.
- •
De vader van de verdachte ontving in zowel 2006 als 2007 een uitkering van de gemeente 's‑Hertogenbosch. In 2006 betrof dat in totaal EUR 18.403,00 en in 2007 EUR 15.572,00. Het beginsaldo en eindsaldo van zijn bankrekening (rekeningnummer [rekeningnummer]) was in 2006 respectievelijk EUR 1.132,00 en EUR 2.632,00; dat was in 2007 respectievelijk EUR 2.632,00 en EUR 938,00.
- •
Van de moeder en de vrouw van de verdachte waren er met betrekking tot de jaren 2006 en 2007 geen loongegevens beschikbaar.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij, zijn vader, moeder en vrouw geen geld hebben gespaard, omdat zij daarvoor te weinig verdienden.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
• De machtiging tot binnentreden in de woning
De raadsman heeft bepleit dat de inhoud van de CIE-informatie onvoldoende grond was om redelijkerwijs te kunnen vermoeden dat er in de woning van de verdachte wapens aanwezig waren. Nu dat de enige grond was voor de machtiging tot binnentreden en de doorzoeking, dient deze doorzoeking als onrechtmatig te worden beschouwd en dienen de resultaten van de doorzoeking van het bewijs te worden uitgesloten. Ook de omstandigheid dat de machtiging aan [verbalisant 1, naam met voorletters C.G.J.] is afgegeven terwijl volgens het proces-verbaal binnentreden verbalisant [verbalisant 1, naam met voorletter E] is binnengetreden, is een grond voor bewijsuitsluiting. Het is daardoor immers mogelijk dat niet de juiste persoon is binnengetreden of dat zonder geldige machtiging is binnengetreden, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant 2], groepschef van de CIE van de regiopolitie Brabant Noord, heeft bij proces-verbaal d.d. 18 september 2008 gerelateerd dat bij de CIE in de maand september 2008 van een informant de volgende informatie was binnengekomen:
‘[De verdachte] heeft in de nacht van zaterdag op zondag 13–14 september 2008 meerdere malen met een vuurwapen geschoten op [adres 2] te 's‑Hertogenbosch. [De verdachte] is in het bezit van meerdere vuurwapens.’
De verbalisant kwam — gelet op de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens — tot de conclusie dat de informatie als betrouwbaar kon worden aangemerkt.
Met [de verdachte] bleek de verdachte te worden bedoeld, die volgens het bevolkingsregister woonachtig was aan [adres] te 's‑Hertogenbosch. Zodoende werd op 19 december 2008 voor die woning een machtiging tot binnentreden afgegeven door de hulpofficier van justitie J.H. van Middelkoop.
Naar het oordeel van het hof vormt voormelde CIE-informatie voldoende grond voor een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens in de woning van de verdachte als bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de informatie recent en concreet was, terwijl deze bovendien als betrouwbaar kon worden aangemerkt. De opvatting van de raadsman dat per se ter verificatie andere informatie had moeten worden ingewonnen, vindt geen steun in het recht.
Anders dan de raadsman is het hof voorts van oordeel dat de stukken in zijn onderlinge samenhang duidelijk maken dat de verbalisant [verbalisant 1, naam met voorletters C.G.J.] is binnengetreden. De machtiging is aan hem afgegeven en hij heeft met betrekking de doorzoeking een tweetal processen-verbaal opgemaakt: een proces-verbaal samen met verbalisant [verbalisant 3] en een proces-verbaal samen met verbalisant [verbalisant 4]. Dat (naast onder meer deze twee verbalisanten) in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] melding wordt gemaakt van verbalisant [verbalisant 1, naam met voorletter E] kan daarom in redelijkheid als een verschrijving worden beschouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn het hof geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan daaraan zou moeten worden getwijfeld.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
• De geldbedragen: uit misdrijf afkomstig en criminele herkomst verborgen
De raadsman heeft voorts bepleit dat het — gelet op de verklaring van de verdachte dat hij de geldbedragen heeft geleend van zigeuners uit Zweden en gelet op het voor die verklaring aanwezige steunbewijs — aannemelijk is dat de geldbedragen een legale herkomst hebben. Bovendien kan de wijze waarop de geldbedragen waren opgeborgen vanwege de specifieke omstandigheden van het geval niet als het verbergen of het verhullen van de criminele herkomst daarvan worden aangemerkt. De verdachte heeft de geldbedragen slechts voorhanden gehad. Daarom kan, ook indien het hof van oordeel is dat de verdachte de geldbedragen uit misdrijf heeft verkregen, niet tot een bewezenverklaring worden gekomen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof van belang dat de verdachte op essentiële onderdelen inconsistent heeft verklaard. Het hof wijst op de volgende onderdelen:
- •
Met betrekking tot de uitleners van het geld heeft de verdachte aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat hij het wel van ‘honderden zigeuners uit het buitenland’ heeft geleend, waarvan ‘de meesten uit Zweden, Joegoslavië en Hongarije komen’. Nog tijdens datzelfde verhoor verklaarde hij dat het van ‘honderden zigeuners uit de hele wereld’ was geleend. Ter terechtzitting van de rechtbank verklaarde hij dat hij het geld van ‘bijna duizend personen’ had geleend, dat het ‘geld allemaal uit Zweden komt’ en dat ‘de zigeuners van wie het geld is geleend, uit verschillende landen komen’.
- •
Met betrekking tot de tijdstippen waarop de leningen zouden zijn aangegaan, heeft de verdachte aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat hij ‘ongeveer 2 jaar geleden voor de eerste keer geld kreeg’ (in aanmerking genomen dat het verhoor op 21 november 2008 was afgenomen, begrijpt het hof: eind 2006). Ter terechtzitting van de rechtbank verklaarde hij eerst dat hij het geld ‘vanaf februari of maart 2008’ had ontvangen en bij nadere bevraging dat hij ‘in februari of maart 2008 het laatste geld’ had ontvangen en toen de ‘in beslag genomen geldbedragen al in zijn bezit had’.
- •
Met betrekking tot de werkwijze heeft de verdachte aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat hij zelf ‘naar verschillende zigeuners in het buitenland had gebeld’ met de vraag of hij geld kon lenen en dat die zigeuners dat op hun beurt weer ‘in hun familie doorvertelden’. Ter terechtzitting van de rechtbank verklaarde hij dat het allemaal ‘via één bepaalde persoon is gegaan’.
- •
Met betrekking tot de hoeveelheid heeft de verdachte aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat de hoogte van de ontvangen bedragen ‘verschilde’: ‘van sommige zigeuners EUR 5.000,00 à EUR 6.000,00 en van andere EUR 3.000,00’. Ter terechtzitting van de rechtbank verklaarde hij dat ‘meerdere personen EUR 500,00 hebben gegeven’.
- •
Met betrekking tot de vastlegging van de leenovereenkomsten heeft de verdachte aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat ‘alles op papier was gezet’, dat hij van de uitleners ‘een papier moest ondertekenen’, dat hij ‘deze brieven nog wel had’ en dat hij deze ‘maandag (gelet op de datum van het verhoor, begrijpt het hof: 24 november 2008) zou komen inleveren’ bij de politie. Ter terechtzitting van de rechtbank verklaarde hij dat hij ‘de papieren niet bij de politie had ingeleverd’, maar dat ‘zigeuners niet op papier zetten’ wat zij ontvangen en dat hij ‘dit alsnog had gedaan omdat dat is gevraagd’.
Bij de gelegenheid van het hoger beroep is [B], bestuurder van een Roma-vereniging in Zweden, door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Anders dan de raadsman meent, is daarmee naar het oordeel van het hof geen bevestiging van de lezing van de verdachte gekomen. Het hof wijst op de volgende tegenstrijdigheden:
- •
Met betrekking tot de aard van de overeenkomsten heeft de getuige verklaard dat het ‘in dit geval geen lening was, maar bedoeld was om de verdachte te laten studeren’, terwijl de verdachte uitdrukkelijk heeft verklaard dat het om leningen gaat.
- •
Met betrekking tot de valuta van de geleende bedragen heeft de getuige verklaard hij de verdachte geldbedragen in kronen (het hof begrijpt: Zweedse kronen) heeft gegeven, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij ‘alleen maar euro's heeft ontvangen’. Daarnaast heeft het de bevreemding van het hof gewekt dat de getuige ‘niet weet waar het geld vandaan komt’, dat hij de schuldbekentenissen ‘in een couvert heeft gekregen’ en dat de verdachte heeft gezegd dat hij ‘het moest ondertekenen’. Dat frappeert temeer nu het volgens de getuige niet gebruikelijk is om een schuldbekentenis op te maken, omdat dat ‘door middel van getuigen in een Roma-vereniging’ wordt gedaan. De getuige heeft verklaard dat hij ‘alleen voor zijn eigen vereniging had getekend’, dat hij ‘alles had verzameld en ervan uit is gegaan dat alles klopt.’
Daar komt nog bij dat de verklaringen van zowel de vrouw als de ouders van de verdachte eveneens op belangrijke onderdelen afwijken van de lezing van de verdachte, terwijl hun verklaringen overigens weinig gedetailleerd zijn. Immers, zijn vrouw, [P], heeft verklaard dat de geldbedragen door de ouders van de verdachte zijn geleend en zijn beide ouders, [G] en [K], hebben verklaard dat de geldbedragen in het kader van het zigeunerhuwelijk van de verdachte — op diens 15-jarige leeftijd (aldus begrijpt het hof: in 2004 of 2005) — zijn geschonken toen daarvoor een inzamelactie was gehouden.
Alles in ogenschouw genomen, komt het hof tot de volgende conclusie. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat het binnen de zigeunercultuur gebruikelijk is geldbedragen te geven teneinde een ander in staat te stellen om in een bepaalde situatie te voorzien, dient de verklaring van de verdachte over de herkomst van de bij hem aangetroffen geldbedragen als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven. Tegen de hiervoor beschreven achtergrond kunnen de door de verdediging overgelegde schuldbekentenissen de verklaring van de verdachte evenmin geloofwaardig of aannemelijk maken. Dat klemt temeer nu deze door de verdachte zelf en eerst op latere datum (nadat de beweerde leningen zouden zijn aangegaan) zijn opgemaakt.
Het hof overweegt dat het om een enorme hoeveelheid geld gaat, te weten een geldbedrag van EUR 289.100,00 en een geldbedrag van USD 73.344,00, dat gelet op de onder III opgesomde financiële situatie noch uit spaargelden, noch uit loon of uitkering van de verdachte en/of diens huisgenoten afkomstig kan zijn geweest. Ondanks dat de samenstelling van het geld bijzonder kan worden genoemd, deelt het hof niet het door de rechtbank en advocaat-generaal aangehaalde oordeel van het hof Amsterdam (LJN BD7281) dat het een feit van algemene bekendheid is dat coupures van EUR 500,00 tegenwoordig nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Het is namelijk niet zonder meer duidelijk dat ieder zogenaamd ‘euroland’ de uitgifte van deze coupures heeft gestaakt, terwijl evenmin duidelijk is hoeveel van deze coupures nog in omloop zijn. Desalniettemin is het hof van oordeel dat het in dit geval — nu het om zo'n groot bedrag in contanten gaat en gelet op de bergplaats en het ontbreken van een aannemelijke legale herkomst — niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen en in beslag genomen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
Het hof kan bij gebrek aan bewijs niet vaststellen uit wiens begane misdrijven de geldbedragen afkomstig zijn, maar dat is ook niet vereist. Van belang is dat de verdachte door het opbergen van de geldbedragen in het waterreservoir van een toilet naar 's hofs oordeel onmiskenbaar een handeling heeft verricht die erop gericht is deze criminele opbrengsten veilig te stellen. In dat oordeel ligt besloten dat deze handeling, anders dan de raadsman meent, wel degelijk heeft te gelden als het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen. Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de geldbedragen heeft witgewassen. Hetgeen de raadsman overigens daar tegenin heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
Anders dan de rechtbank en advocaat-generaal menen, schiet het voorhanden bewijs naar het oordeel van het hof tekort om te kunnen vaststellen dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Mede bezien in het licht van hiervoor is overwogen omtrent de geloofwaardigheid van de door de verdachte gegeven lezing ten aanzien van de herkomst van de geldbedragen, acht het hof het niet noodzakelijk om alsnog ook de in de schuldbekentenissen genoemde personen, dan wel de bestuurders van de daarin genoemde verenigingen, als getuige te (doen) horen. Om die reden wordt het daartoe strekkend, voorwaardelijk verzoek van de raadsman afgewezen.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
• De Mercedes-Benz SL 500 met kenteken [kenteken]
De raadsman heeft ten slotte bepleit dat de verdachte in ieder geval van het witwassen van de Mercedes-Benz zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit geen enkel bewijsmiddel volgt dat deze een criminele herkomst heeft, dat geen onderzoek is gedaan naar de vorige eigenaar en dat er geen sprake is van een feit van algemene bekendheid dat de auto van misdrijf afkomstig is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij de Mercedes-Benz ‘met een gedeelte van het geleende geld’ heeft gekocht. In aanmerking nemende het oordeel van het hof dat de verklaring van de verdachte omtrent de geldleningen ongeloofwaardig is, terwijl voorts gesteld noch aannemelijk is geworden dat de aankoopprijs en de invoerkosten (blijkens hetgeen onder II is overwogen respectievelijk bedragen van EUR 23.500,00 en ten minste EUR 9.000,00) van inkomsten uit loon of uitkering dan wel uit spaargelden zijn bekostigd, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de personenauto is betaald met crimineel geld en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de personenauto heeft witgewassen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2008 te 's‑Hertogenbosch een voorwerp, te weten een geldbedrag, te weten 289.100 euro en 73.344 dollar,
en
hij in de periode van 30 januari 2008 tot en met 15 oktober 2008 te 's‑Hertogenbosch, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een personenauto (Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen — onmiddellijk of middellijk — afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is telkens voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht en dient als volgt te worden gekwalificeerd:
Witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van EUR 289.100,00, een geldbedrag van USD 73.344,00 en een personenauto van het merk Mercedes-Benz.
De rechtbank heeft datzelfde bewezen verklaard (met dien verstande dat zij ten aanzien van de geldbedragen medeplegen heeft aangenomen) en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren (subsidiair 60 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft zich achter het oordeel van de rechtbank geschaard.
De raadsman heeft bij wijze van een subsidiair standpunt opgemerkt dat de redelijke termijn is geschonden.
Het hof overweegt omtrent de op te leggen straf als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt in aanmerking dat de verdachte een enorme hoeveelheid geld en een personenauto voorhanden heeft gehad die van misdrijf afkomstig waren. De verdachte was daarvan op de hoogte en heeft aldus geprofiteerd van illegale activiteiten. Dergelijke feiten dienen krachtig te worden bestreden, aangezien het (middellijk of onmiddellijk) herinvesteren van uit misdrijf verkregen gelden de integriteit van het financiële en economische verkeer schendt. De verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en kennelijk uitsluitend gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal ziet het hof in de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij nog niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld geen aanleiding om tot een andersoortige strafoplegging over te gaan. Dat de geldbedragen en de personenauto ter verbeurdverklaring in beslag genomen zijn, vormt daartoe evenmin aanleiding.
Dat in ogenschouw nemende, zou in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend zijn.
Het hof stelt echter vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, zoals ook door de raadsman is aangevoerd. Immers, de verdachte heeft op 14 mei 2009 hoger beroep ingesteld en de behandeling in tweede aanleg is niet binnen twee jaar met een eindarrest afgerond. Daarvoor zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen. Het hof is daarom van oordeel dat deze schending in dit geval tot strafvermindering moet leiden.
Het hof zal in verband met deze geconstateerde schending van de redelijke termijn in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (de geldbedragen en de Mercedes-Benz), die naar het oordeel van het hof aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het alsnog als getuige (doen) horen van de in de schuldbekentenissen genoemde personen, dan wel van de bestuurders van de in die schuldbekentenissen genoemde verenigingen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het geldbedrag van EUR 289.100,00, het geldbedrag van USD 73.344,00 en de personenauto van het merk Mercedes-Benz, type SL 500, met het kenteken [kenteken].
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 21 februari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. Rutgers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.