Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2004/74/EG)
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2004/75/EG)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2004/74/EG)
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2004/75/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Accijns en verbruiksbelastingen / Accijns
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 93,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De werkingssfeer van de Richtlijnen 92/81/EEG (1) en 92/82/EEG (2) van 19 oktober 1992, betreffende respectievelijk de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën en de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, is beperkt tot minerale oliën.
- (2)
Het ontbreken van communautaire bepalingen om elektriciteit en andere energieproducten dan minerale oliën aan een minimumbelasting te onderwerpen, kan nadelig zijn voor de goede werking van de interne markt.
- (3)
Voor de goede werking van de interne markt en de verwezenlijking van de doelstellingen van het communautaire beleid in andere sectoren is het nodig dat op communautair niveau minimumbelastingniveaus worden vastgesteld voor de meeste energieproducten, met inbegrip van elektriciteit, aardgas en kolen.
- (4)
Aanmerkelijke verschillen tussen de door de lidstaten toegepaste nationale belastingniveaus kunnen nadelig blijken voor de goede werking van de interne markt.
- (5)
Door vaststelling van passende communautaire minimumbelastingniveaus kunnen bestaande verschillen in de nationale belastingniveaus kleiner worden gemaakt.
- (6)
Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag moeten de eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen.
- (7)
Als partij bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering heeft de Gemeenschap het protocol van Kyoto bekrachtigd. De belasting van energieproducten — en in voorkomend geval van elektriciteit — is een van de beschikbare instrumenten om de doelstellingen van het protocol van Kyoto te verwezenlijken.
- (8)
De Raad moet op gezette tijden de vrijstellingen en verlagingen en de minimumbelastingniveaus bestuderen en daarbij aandacht schenken aan de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumbelastingniveaus, de concurrentiepositie van het bedrijfsleven van de Gemeenschap in internationaal verband en de bredere doelstellingen van het Verdrag.
- (9)
De lidstaten moeten de flexibiliteit krijgen die nodig is om een aan de nationale context aangepast beleid te bepalen en uit te voeren.
- (10)
De lidstaten willen verschillende soorten belastingen op energieproducten en elektriciteit invoeren of handhaven. Daartoe moet het de lidstaten toegestaan zijn om voor de naleving van de communautaire minimumbelastingniveaus alle door hen geheven indirecte belastingen (de BTW uitgezonderd) samen te tellen.
- (11)
Het staat elke lidstaat vrij te beslissen met welke fiscale regelingen uitvoering wordt gegeven aan dit communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit. Te dien aanzien zouden lidstaten kunnen beslissen de totale belastingdruk niet te verhogen indien zij van oordeel zijn dat toepassing van dit beginsel van belastingneutraliteit tot herstructurering en modernisering van hun belastingstelsels zou kunnen bijdragen doordat milieubescherming en een betere benutting van de factor arbeid worden aangemoedigd.
- (12)
Energieprijzen zijn sleutelelementen van het communautaire energie-, vervoer- en milieubeleid.
- (13)
Belasting bepaalt voor een deel de prijs van energieproducten en elektriciteit.
- (14)
De minimumbelastingniveaus moeten de concurrentiepositie van de verschillende energieproducten en elektriciteit weerspiegelen. In dit verband is het raadzaam de minimumniveaus in de mate van het mogelijke te berekenen op grond van de energie-inhoud van de producten. Deze methode dient evenwel niet te worden toegepast op motorbrandstoffen.
- (15)
In bepaalde omstandigheden of onder permanente voorwaarden moet het toegestaan zijn om, met inachtneming van de communautaire minimumbelastingniveaus en de regels van de interne markt en de mededinging, op eenzelfde product gedifferentieerde nationale belastingniveaus toe te passen.
- (16)
Omdat warmte slechts in zeer geringe mate intracommunautair wordt verhandeld, dient outputbelasting op warmte buiten de werkingssfeer van dit communautaire kader te blijven.
- (17)
Er moeten verschillende communautaire minimumbelastingniveaus worden vastgesteld naar gelang van het gebruik van de energieproducten en elektriciteit.
- (18)
Energieproducten die worden gebruikt als motorbrandstof voor bepaalde industriële en commerciële doeleinden en energieproducten die worden gebruikt als brandstof voor verwarming, worden gewoonlijk lager belast dan energieproducten die voor de voortbeweging worden gebruikt.
- (19)
Om belasting te kunnen heffen op dieselbrandstof die gebruikt wordt door vervoerders met name die met intracommunautaire activiteiten, moet een specifieke behandeling mogelijk zijn, inclusief maatregelen met het oog op de invoering van een systeem van heffingen op het weggebruik, om de concurrentieverstoring die deze vervoerders zouden kunnen ondervinden te beperken.
- (20)
De lidstaten hebben wellicht behoefte aan een mogelijkheid om te differentiëren tussen commerciële en niet-commerciële diesel. Zij kunnen die mogelijkheid benutten om het verschil tussen de belastingheffing op niet-commerciële gasolie gebruikt voor voortbeweging en op benzine kleiner te maken.
- (21)
Zakelijk en niet-zakelijk gebruik van energieproducten en elektriciteit mogen voor belastingdoeleinden verschillend behandeld worden.
- (22)
Op energieproducten moet in wezen een communautair regelgevingskader van toepassing zijn wanneer deze als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof worden gebruikt. In dat opzicht gebiedt de aard en de logica van het belastingstelsel om vormen van duaal gebruik van energieproducten en vormen van gebruik voor andere doeleinden dan als brandstof, alsmede mineralogische procédés, van de werkingssfeer van dit regelgevingskader uit te sluiten. Elektriciteit die op vergelijkbare wijze wordt gebruikt, dient op dezelfde wijze te worden behandeld.
- (23)
Gezien de bestaande internationale verplichtingen en het behoud van de concurrentiepositie van het communautaire bedrijfsleven is het raadzaam de vrijstellingen van energieproducten die worden geleverd voor de niet-recreatieve luchtvaart en zeescheepvaart te handhaven, maar de lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om deze vrijstellingen te beperken.
- (24)
Het moet de lidstaten toegestaan zijn binnen hun grondgebied bepaalde andere vrijstellingen of verlagingen toe te passen, mits dit de goede werking van de interne markt niet schaadt en niet tot concurrentieverstoringen leidt.
- (25)
Meer bepaald kunnen warmtekrachtkoppeling en — met het oog op de bevordering van het gebruik van alternatieve energiebronnen — energie uit hernieuwbare bronnen in aanmerking komen voor een bevoorrechte behandeling.
- (26)
Het is wenselijk om ter stimulering van biobrandstoffen een communautair regelgevingskader te creëren waarbinnen de lidstaten vrijstelling of verlaging van belastingen kunnen verlenen, zodat wordt bijgedragen tot een betere werking van de interne markt en de lidstaten en de marktdeelnemers een voldoende mate van rechtszekerheid wordt geboden. Het is dienstig concurrentieverstoringen te beperken en de producenten en distributeurs van biobrandstoffen een stimulans in de vorm van een kostprijsverlaging te blijven bieden, onder meer met aanpassingen door de lidstaten waarin wijzigingen van de grondstoffenprijzen verdisconteerd zijn.
- (27)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (3), noch van Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (4), wanneer het product dat bestemd is voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als additief in motorbrandstoffen ethylalcohol is volgens de definitie in Richtlijn 92/83/EEG.
- (28)
Met name bij gebreke van sterkere harmonisatie op Gemeenschapsniveau of wegens een dreigende verslechtering van de internationale concurrentiepositie of op grond van sociale of milieuoverwegingen, kunnen bepaalde belastingvrijstellingen of belastingverlagingen nodig blijken.
- (29)
Bedrijven die overeenkomsten sluiten met het oog op een aanzienlijke verbetering van de milieubescherming en de energie-efficiëntie, verdienen aandacht. Van deze bedrijven verdienen de energie-intensieve een specifieke behandeling.
- (30)
Wellicht hebben de lidstaten overgangsperioden en -regelingen nodig om zich soepel te kunnen aanpassen aan de nieuwe communautaire belastingniveaus en daardoor negatieve neveneffecten te vermijden.
- (31)
Er moet een procedure komen volgens welke de lidstaten voor een bepaalde periode andere belastingvrijstellingen of -verlagingen mogen invoeren. Dergelijke vrijstellingen en verlagingen moeten op gezette tijden geëvalueerd worden.
- (32)
Er moet worden bepaald dat de lidstaten bepaalde nationale maatregelen bij de Commissie moeten aanmelden; die aanmelding ontslaat de lidstaten niet van de in artikel 88, lid 3, van het Verdrag neergelegde verplichting bepaalde nationale maatregelen aan te melden. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het resultaat van enigerlei toekomstige, uit hoofde van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag, ingeleide procedure inzake staatssteun.
- (33)
De werkingssfeer van Richtlijn 92/12/EEG betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, moet waar passend worden uitgebreid tot de producten en indirecte belastingen die onder deze richtlijn vallen.
- (34)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5),
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG.
PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/47/EG (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 73).
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.