RvdW 2019/209
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Rechtbank neemt beslissing meer dan vier weken na het verstrijken van de voorafgaande machtiging. Tijdsverloop veroorzaakt door wrakingsverzoeken betrokkene. Moet rechtbank de intussen verstreken tijd in mindering brengen op de geldigheidsduur van de verzochte machtiging? Art. 48 lid 1 onder b Wet Bopz.
HR 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:140
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 februari 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/04296
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:140, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1472, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2018
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Rechtbank neemt beslissing meer dan vier weken na het verstrijken van de voorafgaande machtiging. Tijdsverloop veroorzaakt door wrakingsverzoeken betrokkene. Moet rechtbank de intussen verstreken tijd in mindering brengen op de geldigheidsduur van de verzochte machtiging? Art. 48 lid 1 onder b Wet Bopz.
Partij(en)
1 februari 2019
Eerste Kamer
18/04296
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET MIDDEN-NEDERLAND, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.