Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit doorgenummerde pagina’s van het proces-verbaal van Politie Haaglanden, Bureau Westland, met het nummer 1563/2007/22637 (pagina 1 t/m 70).
Rb. 's-Gravenhage, 29-03-2010, nr. 09/758539-07
ECLI:NL:RBSGR:2010:BL9377, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
29-03-2010
- Zaaknummer
09/758539-07
- LJN
BL9377
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BL9377, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 29‑03‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5925, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 29‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Zware mishandeling tijdens voetbalwedstrijd. Verdachte heeft met zijn gestrekte been tegen het been van aangever getrapt. Voorwaardelijk opzet. Werkstraf van 120 uur. Toewijzing materiële schade tot bedrag van € 388,98 en toewijzing immateriële schade bedrag van € 2000.
Partij(en)
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758539-07
Datum uitspraak: 29 maart 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 maart 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Eijgenraam en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. T. van der Heijden, advocaat te Delft, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2007 te [P],
aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(gebroken (onder)been), heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn,
verdachtes, (gestrekte) be(e)n(en) tegen het/de be(e)n(en) en/of tegen de
knie(en), althans tegen het lichaam van die [X] te springen en/of te
trappen en/of te schoppen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2007 te [P],
opzettelijk een persoon (te weten [X]) heeft mishandeld, immers
heeft/is hij, verdachte, met (gestrekte) be(e)n(en) tegen het/de be(e)n(en)
en/of tegen de knie(en), althans tegen het lichaam van die [X] gesprongen
en/of getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(gebroken (onder)been), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2007 te [P],
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
(tijdens een voetbalwedstrijd) met (gestrekte) be(e)n(en) een tackle heeft
ingezet en/of daarbij zijn, verdachtes, be(e)n(en) op kniehoogte gehouden
en/of (vervolgens) [X] heeft getackled, waardoor het aan zijn schuld
te wijten is geweest dat die [X] zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken (onder)been, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts-
of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
3. Het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [X], althans [X] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, dan wel dat het aan zijn schuld te wijten is dat [X] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het in de dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting – op gronden zoals in de pleitnota verwoord – bepleit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde in alle modaliteiten. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van beroepsbezigheden ontstaat.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging1.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op zaterdag 29 september 2007 werd in de middag te [P] een voetbalwedstrijd gespeeld tussen de teams A1 van [thuisclub] en [voetbalclub 2]. Tijdens de wedstrijd, te weten in de 43e minuut van de tweede helft2., zijn aangever [X], veldspeler van [thuisclub] en verdachte, keeper van [voetbalclub 2], met elkaar in botsing gekomen. Tengevolge daarvan is het linkeronderbeen van aangever net onder de knie gebroken.3.
Aangever heeft verklaard dat hij, voordat zich het hiervoor genoemde incident voordeed, door een verdediger van [voetbalclub 2] onderuit werd gehaald. Hij is daarbij ten val gekomen. Hij heeft gehoord dat verdachte toen riep “Breek zijn benen” of woorden van gelijke strekking. Op een gegeven moment kreeg aangever een lange hoge bal aangespeeld. Hij is daarop gaan lopen. Hij was de enige die ging lopen. Hij heeft gezien dat de keeper twijfelde en dat de keeper uit zijn doel kwam lopen.4. Hij heeft de bal aangenomen en heeft op het doel geschoten. Nadat de bal tegen de keeper was aangekomen en wegrolde, bleef de keeper op aangever af lopen. Daarop voelde aangever opeens een hevige pijn net onder zijn knie. Hij kwam ten val. Toen hij naar zijn been keek zag hij een bobbel zitten. Zijn been was gebroken.5. Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat verdachte uit het strafschopgebied kwam en dat verdachte door ging met rennen toen de bal er al niet meer was. 6.
Uit medische informatie van 17 oktober 20077. is gebleken dat sprake was van een gebroken onderbeen, dat niet te beoordelen was of sprake was van eventueel blijvend letsel en dat herstel binnen 3 tot 6 maanden te verwachten was. Uit medische informatie van 12 december 20078. is gebleken dat sprake was van een standsafwijking van het been, waarvoor in een later stadium nog een standscorrectie zou moeten plaatsvinden.
Voorts blijkt uit een deskundigenrapport van 29 oktober 2009 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld en ondertekend door H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts, dat zich in het dossier bevindt, het volgende. Aangever had op het moment dat het voorval plaatsvond een blanco medische voorgeschiedenis. Op basis van beeldvormend onderzoek werd de diagnose gesteld dat sprake was van een pathologische fractuur, dat wil zeggen een botbreuk, (mede) op basis van een bestaand ziekteproces in het betreffende bot. Uiteindelijk werd de botafwijking gekwalificeerd als een niet-ossificerend fibroom.9. Deze tumorachtige skeletafwijking zou beschouwd kunnen worden als een relatief zwakke plek in het skelet. Gezien de locatie en de relatief geringe omvang van de afwijking in het scheenbeen, is het niet mogelijk met zekerheid aan te geven hoe groot het aandeel hiervan (de rechtbank begrijpt: van de afwijking) uiteindelijk is geweest bij het ontstaan van de onderbeenfractuur. Op grond van de revisie van de beeldvormende bevindingen wordt aangenomen dat er sprake was van een proportionele krachtsinwerking, ofwel een adequaat trauma waardoor de beenbreuk is ontstaan. De invloed van het niet-ossificerend fibroom op het ontstaan van de botbreuk is derhalve vermoedelijk gering.10. De aanwezigheid van het niet-ossificerend fibroom heeft waarschijnlijk een vertragend effect gehad op het herstel van het letsel, omdat ter plaatse een defect in het bot aanwezig was dat minder snel opgevuld kon worden met ingroeiend nieuw bot dan in de rest van de botbreuk.11. Het radiologische beeld van de gecorrigeerde fractuur op 31 maart 2009 toont een volledige botdoorbouw, zodat op basis hiervan tot volledige botgenezing kan worden geconcludeerd. Volgens de op 28 oktober 2009 door de behandelend orthopedisch chirurg verstrekte informatie is de prognose als ‘zonder meer goed’ te kwalificeren.12.
Getuige [scheidsrechter] heeft als scheidsrechter van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) de wedstrijd gefloten. Hij heeft het volgende verklaard. “Ik zag dat de speler van [thuisclub] alleen op de keeper afliep. Ik zag dat deze speler de bal door tikte richting doel. Ik zag dat de keeper van [voetbalclub 2] een tackle inzette recht naar voren en met zijn benen gestrekt en opgetrokken tot ongeveer kniehoogte. In mijn ogen deed hij dit met als doel het blesseren van de tegenstander. De keeper kwam op een dusdanige manier uit, dat hij geen enkele poging deed om zijn doel te verkleinen of de bal in bezit te krijgen. Ik floot en heb vervolgens mijn boekje gepakt en toonde hem de rode kaart. Ik heb staan [verdachte]. Het was buiten proporties en gezien de zwaarte van de overtreding hoort dit niet op het voetbalveld thuis.”13.
In het rapport van de scheidsrechter [scheidsrechter], opgesteld ten behoeve van de KNVB, blijkt dat na 44 minuten in de tweede helft van de wedstrijd [thuisclub] A1 – [voetbalclub 2] A1, bij een stand 5-2, [verdachte], keeper, uit het veld gezonden is. Als codenummer strafreden is in de rubriek “Gewelddadige handelingen” aangekruist code 99 “andere gewelddadige handelingen of ernstig gemeen spel.”14. Verder is in dit rapport vermeld:
“Het gebeurde is door mij persoonlijk (de rechtbank leest: scheidsrechter [scheidsrechter]) wel waargenomen op een afstand van 15 meter. In de 43e minuut van de 2e helft ontstond een situatie waarbij de bal vanuit het middenveld over de grond werd gespeeld naar de vrijlopende nummer 7 van [thuisclub]. Deze bewoog zich na aanname (+/- 25 m van de doellijn) met de bal aan de voet richting het doel van [voetbalclub 2]. Vanaf het moment van aannemen sprintte de nummer 1 (keeper) van [voetbalclub 2], richting de nummer 7. Ongeveer 50 cm buiten het strafschopgebied maakte de keeper in mijn ogen de volgende overtreding:
”Het bewust inzetten van een tackle met als doel het blesseren van de tegenstander.”
Ik beargumenteer deze overtreding op de volgende gronden:
- *
De keeper zette de tackle recht naar voren in, met zijn been gestrekt en opgetrokken tot ongeveer kniehoogte;
- *
De keeper lette uitsluitend op de tegenstander (blik gericht op de tegenstander in plaats van de voor hem links passerende bal)
- *
De keeper kwam op een dusdanige manier uit dat hij in mijn ogen geen enkele poging deed om zijn ‘doel’ te verkleinen of de bal in zijn bezit te krijgen; Aldus naar waarheid ingevuld: 29 september 2007; Handtekening: [scheidsrechter].”15.
In het rapport van rapporteur [rapporteur], rapporteur van de KNVB, is opgenomen dat in de wedstrijd van [thuisclub] A1 – [voetbalclub 2] A1, na 44 minuten in de 2e helft, bij een stand van 5-2, de speler met rugnummer 1 van het team van [voetbalclub 2], de doelverdediger, uit het veld is gezonden. In de rubriek “Gewelddadige handelingen en ernstig wangedrag” is code 43 aangekruist: het op grove wijze onderuithalen.16.
Verder is vermeld: “Het gebeurde is door mij persoonlijk wel waargenomen op een afstand van ± 40 meter. In de 44e minuut van de tweede helft, bij de stand 5-2 in het voordeel van [thuisclub], gaat speler nummer 7 van [thuisclub] ongeveer 5 tot 10 meter rechts van de as van het veld met de bal aan de voet op flinke snelheid recht op het doel van [voetbalclub 2] af. Hij heeft daarbij alleen nog de doelverdediger vóór zich. Laatstgenoemde komt zijn doel uit en gaat op de tegenstander af. Ongeveer een meter buiten het strafschopgebied gaat de doelverdediger met buitensporige inzet het duel met de aanvaller aan. Hij glijdt daarbij door tegen diens benen aan en stopt de bal onreglementair met de handen. De scheidsrechter fluit direct af. De aanvaller blijft gillend van de pijn zitten. De scheidsrechter toont de doelverdediger de rode kaart. Aldus naar waarheid opgemaakt, [...], 29 september 2007; Handtekening [rapporteur].”17.
In de Handleiding voor Scheidsrechters Veldvoetbal van oktober 2005, opgesteld door de KNVB, is opgenomen: “Het inkomen met gestrekt been op met name ledematen waarop gesteund wordt, kan zeer ernstige gevolgen hebben.”18.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat aangever op hem af kwam lopen en dat hij en aangever voor de bal gingen. Verdachte is op aangever afgesprint en voor aangever naar beneden gedoken.19. Hij heeft verklaard dat hij daarbij zijn benen gestrekt had met de bedoeling dat de benen op de bal zouden komen en niet op de man.20.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich voor aangever langs heeft laten vallen met de bedoeling de bal te stoppen en het doel te verkleinen. Daarbij heeft hij zich gestrekt om zich zo breed mogelijk te maken. Daarbij is hij doorgegleden, waarbij zijn benen naar voren zijn gedraaid en hij met zijn been aangever heeft geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte, de verklaring van scheidsrechter [scheidsrechter], de schriftelijke weergave van de waarnemingen van de scheidsrechter in zijn rapport van 29 september 2009 en de schriftelijke weergave van de waarnemingen van de rapporteur [rapporteur] van 29 september 2007, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte met zijn gestrekte been tegen het been van aangever heeft getrapt.
De kernvraag die de rechtbank vervolgens heeft te beantwoorden is de vraag of verdachte daarbij heeft gehandeld met het vereiste opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de criteria zoals uiteengezet door de Hoge Raad in het arrest van 25 maart 2003 (NJ 2003, nr. 552, LJN: AE9049) welke uitgangspunten in latere arresten van de Hoge Raad zijn herhaald.
In genoemd arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat:
"voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (...) Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard."
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2008 (LJN: BB7087), in welk arrest de Hoge Raad heeft overwogen dat:
“voorop moet worden gesteld dat de omstandigheid dat een gedraging is verricht in een sport- of spelsituatie, geen zelfstandige factor is bij de beoordeling van het ten laste gelegde opzet, in die zin dat die omstandigheid tot een beoordeling aan de hand van andere maatstaven zou dienen te leiden, dan indien het gaat om een gedraging die buiten zo’n situatie is verricht.”
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de bevindingen van de scheidsrechter en de rapporteur, een flagrante overtreding van de regels van het voetbalspel heeft begaan. De rechtbank gaat ervan uit dat het gedrag van verdachte is ingegeven door de spelsituatie zoals die was aan het eind van een in wezen ‘gespeelde’ wedstrijd (de stand was immers 5-2 in het voordeel van [thuisclub] en dat de beslissing van verdachte om over te gaan tot de onderhavige gedraging in een zeer kort tijdsbestek is genomen. Zulks neemt echter niet weg dat de gedraging gelet op de aard en de uiterlijke verschijningsvorm ervan, zoals waargenomen door de scheidsrechter, aan welke waarnemingen gelet op de relatief geringe afstand tot het gebeurde en de functie van de scheidsrechter als professionele, onpartijdige waarnemer van de spelgedragingen de rechtbank grote waarde toekent, niet anders kan worden beschouwd dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Redengevend daarvoor acht de rechtbank dat de actie van verdachte niet gericht was op de bal, maar op aangever. Dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij dwars voor aangever wilde gaan liggen om de bal te stoppen acht de rechtbank, gelet op de waarnemingen van de scheidsrechter en de andersluidende verklaring van verdachte bij de politie, niet aannemelijk.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat daarvan sprake is. Er was sprake van een onderbeenfractuur, met botbreuken in scheenbeen en kuitbeen. Aangever heeft een operatie moeten ondergaan en heeft langdurig gerevalideerd, was bedlegerig en heeft zich op krukken moeten voortbewegen. Deze periode heeft een jaar geduurd. Dat naderhand is vastgesteld dat bij aangever een niet-ossificerend fibroom is vastgesteld, maakt het voorgaande niet anders, nu uit het deskundigenrapport van het NFI is gebleken dat de invloed daarvan op het ontstaan van de breuk vermoedelijk gering is geweest. Evenmin doet daaraan af dat de periode van herstel waarschijnlijk is vertraagd ten gevolge van het niet-ossificerend fibroom.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 29 september 2007 te [P],
aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(gebroken onderbeen), heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn,
verdachtes, gestrekte been tegen het been van die [X] te trappen;
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat de rechtbank gewezen op het feit dat zijn cliënt voor onderhavige zaak reeds tuchtrechtelijk is bestraft door de KNVB.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van aangever tijdens een voetbalwedstrijd. Dit is een ernstig feit. Aangever heeft meerdere operaties ondergaan en heeft een langdurig revalidatietraject moeten doorstaan. Weliswaar is zijn herstel naar alle waarschijnlijkheid vertraagd ten gevolge van het, na het oplopen van de beenbreuk ontdekte, bij aangever aanwezige niet-ossificerend fibroom, maar dat neemt niet weg dat de gevolgen voor aangever van het handelen van verdachte aanzienlijk zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op een dergelijk feit niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke straf. Gelet op de tijd die sinds het gebeurde is verstreken en gelet op het feit dat verdachte als gevolg van het voorval is gestopt met voetballen, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen
Bij het bepalen van de op te leggen straf, heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 januari 2009, niet eerder is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte reeds tuchtrechtelijk/disciplinair is bestraft door de KNVB. Met het oog op het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf van na te melden duur passend.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten ten aanzien van de materieel geleden schade tot een bedrag van € 388,98 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige en toewijzing als voorschot van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,-.
Voorts vordert de officier van justitie dat ten aanzien van het gehele toe te wijzen bedrag, te weten € 2.388,98, tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de posten 1 en 2 op de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komen, nu die kosten verhaald kunnen worden op de verzekering die de voetbalvereniging [thuisclub] voor haar spelers heeft afgesloten. Voorts dient de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de posten 3, 4 en 5 nu die kosten verband houden met de operatieve correctie ten gevolge van de reeds aanwezige afwijking in het skelet van aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet bereid is om de schade te vergoeden omdat hij geen opzet had op het toebrengen van het letsel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
[X], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.479,98.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de terugbetaling van de belastingtoeslag van € 91,-, (post 2) de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de toeslag geen schade is die rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht voor het overige de vordering, voor zover die betrekking heeft op de materieel geleden schade, van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak terwijl de vordering naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Bovendien is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 2.000,- toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.388,98.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 29 september 2007 is ontstaan.
Voorts zal de rechtbank bepalen dat aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.388,98 worden opgelegd, ten behoeve van voormelde benadeelde partij.
De rechtbank zal bepalen dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 dagen.
De rechtbank zal bepalen dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- -
9, 22c, 22d, 36f, 302 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [X] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[X], [adres], een bedrag van € 2.388,98, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.388,98, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Steenhuis, voorzitter,
Royakkers en Schotte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2010.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑03‑2010
Rapport van scheidsrechter, dossier pag. 53, onderdeel ‘korte zakelijke omschrijving’.
Proces-verbaal van aangifte, pag. 12.
Proces-verbaal van aangifte, pag. 11
Proces-verbaal van aangifte, pag. 12.
Verklaring van aangever [X] bij de rechter-commissaris op 25 maart 2009.
Proces-verbaal, pag. 16.
Proces-verbaal, pag. 18.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld en ondertekend door H.N.J.M. van Venrooij, van 29 oktober 2009, pag. 4 van 6.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld en ondertekend door H.N.J.M. van Venrooij, van 29 oktober 2009, pag. 6 van 6, onderdeel 4.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld en ondertekend door H.N.J.M. van Venrooij, van 29 oktober 2009, pag. 6 van 6, onderdeel 5.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld en ondertekend door H.N.J.M. van Venrooij, van 29 oktober 2009, pag. 6 van 6, onderdeel 6.
Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 22 en 23.
Rapport van scheidsrechter, dossierpag. 52.
Rapport van scheidsrechter, dossierpag. 53.
Rapport van scheidsrechter, dossierpag. 56.
Rapport van de rapporteur, pag. 57
Handleiding voor Scheidsrechters Veldvoetbal, KNVB, oktober 2005, pag. 95.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 36.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 37.