Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche Zeeland, registratienummer PL2100-2018190550, opgemaakt door [verbalisant 4] , ondertekend en gesloten op 2 oktober 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 1-436, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 17-07-2020, nr. 20-002588-19
ECLI:NL:GHSHE:2020:2381
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
17-07-2020
- Zaaknummer
20-002588-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:2381, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 17‑07‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1132
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:512
Uitspraak 17‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voor 'opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, belemmeren of verijdelen, verbergen'. Daarnaast is de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Parketnummer : 20-002588-19
Uitspraak : 17 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 31 juli 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-700164-18 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘het wegmaken van bewijs met het oogmerk om een misdrijf te bedekken’, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien daarvan heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
3.
zij op of omstreeks 13 augustus 2018 te Vlissingen, nadat op of omstreeks 13 augustus 2018 te Vlissingen enig misdrijf, te weten een poging doodslag en/of poging zware mishandeling en/of mishandeling en/of dealen en/of bezit van hoeveelheden softdrugs (hash) was/waren gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten een GSM heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
en/althans
zij op of omstreeks 13 augustus 2018 te Vlissingen, opzettelijk een voorwerp, te weten een GSM, die/dat kon dienen om de waarheid aan de dag te brengen en/of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen heeft verborgen, vernietigd en/of weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken, door die GSM te verstoppen in/onder een plant/plantenbak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.zij op 13 augustus 2018 te Vlissingen, opzettelijk een voorwerp, te weten een GSM, die kon dienen om de waarheid aan de dag te brengen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen heeft verborgen, door die GSM te verstoppen in een plantenbak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2018, dossierpagina's 205-206, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] : (Dossierpagina 205) Op 13 augustus 2018 werd ik samen met collega [verbalisant 2] door het operationeel centrum Middelburg gestuurd naar de [adres] te Vlissingen. Hier was zojuist een steekpartij gebeurd. Ter plaatse ben ik naar de tuin gelopen. Ik zag een vrouw met een grijs hemd aan de achterkant verschijnen. Zij ging gehurkt naast de plant zitten en hield deze schuin en rommelde wat bij de plant om vervolgens weer uit mijn beeld te verdwijnen.
2. Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 21 september 2018, dossierpagina's 242-246, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 3]:(Dossierpagina 242)Het onderzoek is verricht in, aan en om een benedenwoning aan de [adres] te Vlissingen.
(Dossierpagina 245) Ik zag in de grond van de plantenbak linksachter in de woonkamer een in plastic verpakt object. Ik zag vervolgens dat het een mobiele telefoon was.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 augustus 2018 en 17 augustus 2018, dossierpagina's 49-66, voor zover inhoudende als verklaringen van [betrokkene 1] :
(Dossierpagina 54) O: Een collega heeft gezien dat jij en [verdachte] nog iets in een plantenbak hebben gelegd. V: Wat kun je daarover verklaren? A: [verdachte] heeft mijn telefoon daar volgens mij gelegd. Ik heb dat niet gedaan.
V: Op welk moment was dat, dat zij die telefoon daar legde?A: Nadat [betrokkene 2] de politie had gezien. Ik wilde gewoon dat mijn telefoon weg zou zijn want die wordt toch altijd in beslag genomen.
(Dossierpagina 66)
V: [betrokkene 2] zegt dat jij tegen hem hebt gezegd dat hij het vuurwapen moest wegleggen. Klopt dat?
A: Ja, dat klopt.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 augustus 2018, dossierpagina's 165-169, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 169) V: In de woning is een telefoon aangetroffen in een plantenbak, alsof deze aan het zicht moest worden onttrokken. A: [betrokkene 1] heeft tegen mij gezegd nadat het gebeurd was: ' [verdachte] , hou mijn telefoon bij je'. Ik had eerder op de dag een gat in de aarde van de plantenbak gemaakt. Ik heb toen de telefoon in de plantenbak gedaan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, belemmeren of verijdelen, verbergen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte een beroep op de strafuitsluitingsgrond van artikel 189 lid 3 Sr toekomt en dat zij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daartoe is aangevoerd dat de verdachte wist dat er hasj in de woning lag. Ook wist ze dat er druggerelateerde WhatsApp berichten op de mobiele telefoon van haar vriend [betrokkene 1] stonden. De verdachte had niets te maken met deze berichten, maar voor haar was duidelijk dat de politie deze mobiele telefoon niet moest vinden. De verdachte was erg bang dat de politie over zou gaan tot een huiszoeking na het aantreffen van de mobiele telefoon en als ze dan de hasj zouden vinden, haar aan de drugs zouden koppelen. Dit heeft de verdachte doen besluiten de mobiele telefoon in de plantenbak te leggen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij samen met collega [verbalisant 2] door het operationeel centrum op 13 augustus 2018 naar de [adres] te Vlissingen werd gestuurd. Daar zou een steekpartij hebben plaatsgevonden. Ter plaatse is [verbalisant 1] naar de achtertuin van de woning gelopen. Hij heeft gezien dat een vrouw gehurkt bij een plant zat, deze schuin hield en wat rommelde bij en om deze plant. Vervolgens is er forensisch onderzoek in de woning verricht. Hierbij is een in plastic zak verpakte mobiele telefoon in een plantenbak aangetroffen. De verdachte heeft erkend dat zij de mobiele telefoon van [betrokkene 1] in de plantenbak heeft gelegd. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij de mobiele telefoon aan de verdachte heeft gegeven. Hij wilde dat de mobiele telefoon weg zou zijn omdat deze altijd in beslag genomen wordt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat ze de telefoon in de plantenbak heeft verstopt omdat ze bang was dat ze een strafblad zou krijgen, terwijl ze voornemend was te solliciteren naar een functie als Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen. Ook heeft ze verklaard dat ze niet heeft gehandeld op verzoek van [betrokkene 1] .
Het hof ziet zich voor beantwoording van de vraag gesteld of de verdachte een beroep op de strafuitsluitingsgrond van artikel 189 lid 3 Sr toekomt.
Voor een geslaagd beroep op artikel 189 lid 3 Sr is vereist dat de verdachte heeft gehandeld teneinde gevaar van vervolging voor zichzelf te ontgaan.
Uit het dossier leidt het hof af dat er in de woning waar verdachte verbleef met haar vriend [betrokkene 1] zojuist een vechtpartij had plaatsgevonden waarbij [betrokkene 1] betrokken was en zowel een wapen als een mes is gebruikt. In de woning was op dat moment ook [betrokkene 2] aanwezig. [betrokkene 1] wilde, nadat [betrokkene 2] de politie zag, dat zijn telefoon weg zou zijn. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] tegen haar heeft gezegd zijn telefoon bij haar te houden. Vervolgens heeft verdachte de telefoon, die verpakt zat in een plastic zak, in de grond in de plantenbak gestopt. [betrokkene 1] heeft tegen [betrokkene 2] gezegd het vuurwapen weg te leggen.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en de context waarbinnen verdachte deze gedragingen heeft verricht, is het hof van oordeel dat het opzettelijk verbergen van de telefoon was gericht met het oogmerk om de inbeslagneming ervan te beletten, belemmeren of verijdelen terwijl die telefoon kon dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Aan de verklaring van verdachte dat ze niet heeft gehandeld op verzoek van [betrokkene 1] en bang was voor een strafblad hecht het hof gelet op die hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden geen geloof. Het hof betrekt hierbij dat verdachte deze verklaring eerst ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep op de strafuitsluitingsgrond van artikel 189 lid 3 Sr dan ook verworpen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al haar onderdelen.
Nu er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het beletten, belemmeren of verijdelen van inbeslagneming van een telefoon. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard, temeer nu ze hiermee het onderzoek van justitie of politie trachtte te beïnvloeden.
Het hof houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Blijkens het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2020 is zij niet eerder veroordeeld door de strafrechter.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 189 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 17 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. van der Schans is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑07‑2020