Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/689)
- Inwerkingtreding
23-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2019, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/689)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
(Voor de EER relevante tekst)
Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (1), en met name artikel 29, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 2, artikel 37, lid 5, artikel 39, artikel 41, lid 3, artikel 42, lid 6, en artikel 280, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De diergezondheidswetgeving bevat regels met betrekking tot de preventie en bestrijding van dierziekten die op dieren of mensen kunnen worden overgedragen. De bij deze verordening vastgestelde regels moeten die van deel II, hoofdstukken 2, 3 en 4, van de diergezondheidswetgeving inzake bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status aanvullen, alsmede die van deel IX inzake overgangsregelingen met betrekking tot bestaande bewakings- of uitroeiingsprogramma's en de bestaande ziektevrije status.
- (2)
Tussen deze regels bestaan wezenlijke verbanden en veel van deze regels zijn bedoeld om samen worden toegepast. Omwille van de eenvoud en de transparantie, om de toepassing van de regels te vergemakkelijken en om een wildgroei aan regels te voorkomen, moeten deze regels in één enkele handeling worden vastgelegd in plaats van in verschillende afzonderlijke handelingen die veel kruisverwijzingen zouden bevatten en een risico op overlapping zouden inhouden.
- (3)
Bewaking vormt een intrinsiek onderdeel van ieder uitroeiingsprogramma en de ziektevrije status is in de meeste gevallen het resultaat van een succesvol bewakings- en uitroeiingsproces. Bovendien is bewaking, naast andere maatregelen, nodig als essentieel instrument voor de handhaving van de ziektevrije status nadat deze is behaald. De regels inzake bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status, met inbegrip van de overgangsregels, hebben vaak een gemeenschappelijk doel en hebben betrekking op onderling aanvullende activiteiten van exploitanten, dierenartsen en bevoegde autoriteiten. Het is derhalve passend om die regels in één gedelegeerde verordening samen te brengen.
- (4)
Bewaking is een essentieel element van een doelmatig en doeltreffend ziektepreventie en -bestrijdingsbeleid. Zij moet door de exploitanten en de bevoegde autoriteit gezamenlijk worden uitgevoerd. Ook moet zij zo worden ingericht dat aan de doelstellingen van vroegtijdige opsporing van uitbraken van alle in de lijst opgenomen en nieuwe ziekten kan worden voldaan en dat kan worden aangetoond dat aan de criteria voor de verlening, handhaving, opschorting of intrekking van de ziektevrije status is voldaan.
- (5)
De bevoegde autoriteit moet een elementair, algemeen bewakingssysteem opzetten voor in de lijst opgenomen en nieuwe ziekten van landdieren, dat is gebaseerd op meldingen van en onderzoek naar ziektevoorvallen in de betrokken dierpopulatie.
- (6)
Deze algemene bewakingsvoorschriften met betrekking tot landdieren moeten worden aangevuld met meer specifieke voorschriften, afhankelijk van de verwachte resultaten van de bewaking. Zij moeten worden opgesteld voor verschillende specifieke doeleinden, zoals bewakingsprogramma's van de Unie, verplichte en optionele uitroeiingsprogramma's, het aantonen van de ziektevrije status, ziektebestrijdingsmaatregelen, in het kader van de erkenning van bepaalde inrichtingen en de goedkeuring van verplaatsingen van dieren en dierlijke producten.
- (7)
De aanpak voor het opstellen van algemene bewakingsvoorschriften voor waterdieren is vergelijkbaar met die voor landdieren, al zijn er ook verschillen. Alle aquacultuurinrichtingen moeten een elementair bewakingssysteem ten uitvoer leggen, dat is gebaseerd op meldingen van en onderzoek naar ziektevoorvallen in een betrokken dierpopulatie. Daarnaast moet de bewaking ten aanzien van in de lijst opgenomen en nieuwe ziekten van waterdieren bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen omvatten, wanneer het nodig is dergelijke maatregelen te nemen in aquacultuurinrichtingen.
- (8)
Naast de algemene bewakingsvoorschriften, die voor alle aquacultuurinrichtingen gelden, gelden voor bepaalde erkende aquacultuurinrichtingen specifieke bewakingsvoorschriften. Deze specifieke maatregelen omvatten de tenuitvoerlegging van een risicogebaseerde bewakingsregeling die is gebaseerd op een beoordeling van het risico dat een inrichting loopt op besmetting met en verspreiding van een al dan niet in de lijst opgenomen ziekte van waterdieren.
- (9)
De specifieke bewakingsvoorschriften hebben ook betrekking op de uitvoering van uitroeiingsprogramma's voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten met het oog op het verkrijgen van de ziektevrije status ten aanzien van die ziekte en op het handhaven van die status wanneer die is behaald.
- (10)
Daarnaast moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden bewaking uit te voeren in de vorm van ‘bewakingsprogramma's’ op het niveau van inrichtingen voor ziekten van categorie C bij waterdieren, zonder te kiezen voor een uitroeiingsprogramma voor de desbetreffende ziekte. Bewakingsprogramma's verschillen in zoverre van uitroeiingsprogramma's dat zij zijn gebaseerd op systeem van gerichte bewaking dat weliswaar volledig is, maar niet alle elementen van een uitroeiingsprogramma omvat. In tegenstelling tot uitroeiingsprogramma's bieden bewakingsprogramma's niet de mogelijkheid om de officiële ziektevrije status te behalen.
- (11)
De in deze verordening vastgestelde specifieke uitroeiings- en bewakingsprogramma's dienen om gezondheidsvoorschriften vast te leggen voor bepaalde verplaatsingen van dieren en producten van dierlijke oorsprong binnen de Unie en, in bepaalde gevallen, van dieren en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen.
- (12)
De diergezondheidswetgeving vereist dat regels voor in de lijst opgenomen ziekten van toepassing zijn op in de lijst opgenomen soorten. De bewaking is mogelijk niet voor alle categorieën dieren van in de lijst opgenomen soorten van belang, met name waar het wilde dieren of bepaalde categorieën gehouden dieren betreft. Daarom moet deze verordening voorzien in regels om de desbetreffende betrokken dierpopulatie voor de bewaking te specificeren. Het moet ook mogelijk zijn om de betrokken dierpopulatie uit te breiden tot niet in de lijst opgenomen gehouden soorten om de vroegtijdige opsporing van nieuwe ziekten te waarborgen.
- (13)
Ook moet het door middel van afwijkingen mogelijk zijn de betrokken populaties van landdieren verder in te perken aan de hand van de specifieke vorm van de bewaking, te weten: i) bewakingsprogramma's van de Unie; ii) verplichte of optionele uitroeiingsprogramma's, en iii) op bewaking gebaseerde diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie of binnenkomst in de Unie.
- (14)
Diagnostische methoden, evenals de verzameling van de monsters waarop ze worden toegepast, technieken, validering en interpretatie zijn zeer technisch van aard en kunnen regelmatige aanpassingen ondergaan als gevolg van de wetenschappelijke ontwikkelingen. Om ervoor te zorgen dat zij actueel blijven, moet in de regels inzake diagnostische methoden derhalve op flexibele wijze worden aangeven welke methoden moeten worden toegepast en hoe. Op het gebied van dierziekten bestaan er verschillende mogelijke bronnen van wetenschappelijke normen voor diagnostische methoden. Het is daarom belangrijk om de hiërarchische volgorde aan te geven waarin de methoden moeten worden overwogen, rekening houdend met de algemene beginselen van bemonstering, analysen, tests en diagnoses zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (2).
- (15)
Om een optimaal gebruik van alle hulpbronnen te waarborgen en onnodige administratieve lasten en kosten voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten te vermijden, moet bij de opsporing van in de lijst opgenomen en nieuwe ziekten gebruik worden gemaakt van informatiebronnen met gegevens die zijn vergaard tijdens officiële controles en andere officiële activiteiten die niet in de eerste plaats bedoeld zijn voor de bewaking ten aanzien van die ziekten.
- (16)
De bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de bevestiging van een ziekte overeenkomstig haar gevalsdefinitie; de bevestiging moet steunen op passende onderzoeken om te bevestigen of uit te sluiten of de ziekte waarvan de aanwezigheid wordt vermoed, ook inderdaad aanwezig is. Dergelijke onderzoeken zijn relevant wanneer door de bevestiging van de ziekte ziektebestrijdingsmaatregelen in werking worden gesteld, alsook in bepaalde andere omstandigheden, afhankelijk van de gevolgen van de bevestiging van de ziekte. Daarom is het belangrijk dat in deze verordening de aanvullende omstandigheden worden vastgesteld waarin de bevestiging van de ziekte noodzakelijk is.
- (17)
De definities van een vermoedelijk geval en een bevestigd geval van een in de lijst opgenomen ziekte en, in voorkomend geval, van een nieuwe ziekte zijn van cruciaal belang. Op basis van die definities kunnen exploitanten, dierenartsen en andere belanghebbenden die bij de bewaking zijn betrokken, vaststellen in welke omstandigheden zij de bevoegde autoriteit in kennis moeten stellen en die bevoegde autoriteit ziektebestrijdingsmaatregelen moet nemen. Daarom moeten algemene criteria worden gegeven voor de definities van een vermoedelijk geval en een bevestigd geval en moeten, indien nodig, ziektespecifieke definities worden vastgesteld, afhankelijk van de specifieke kenmerken van bepaalde ziekten.
- (18)
Een bewakingsprogramma van de Unie is een bewakingsprogramma dat relevant is voor de Unie als geheel. Dit soort programma is nodig om tot een betere harmonisatie te komen van de bewaking ten aanzien van een specifieke ziekte in de gehele Unie vanwege specifieke zorgen op het gebied van de volksgezondheid en de diergezondheid die rond die ziekte bestaan. Daarom moeten de criteria worden vastgesteld waaraan ziekten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een bewakingsprogramma van de Unie.
- (19)
In Besluit 2010/367/EU van de Commissie (3) zijn minimale voorschriften vastgesteld voor bewakingsprogramma's voor aviaire influenza bij pluimvee en bij het wild levende vogels en in de bijlagen bij dat besluit zijn technische richtsnoeren opgenomen. In een bijlage bij deze verordening moet worden voorzien in soortgelijke technische richtsnoeren. Deze verordening is daarbij echter minder gedetailleerd, om ervoor te zorgen dat aanpassing aan veranderingen in de situatie met betrekking tot de bewaking ten aanzien van aviaire influenza goed mogelijk is. De technische voorschriften voor het bewakingsprogramma van de Unie voor aviaire influenza heeft daarom uitsluitend betrekking op de doelstellingen, de reikwijdte en de in acht te nemen methodologische beginselen.
- (20)
De diergezondheidswetgeving bevat regels voor de toepassing van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma's voor ziekten van categorie B en categorie C in de lidstaten. Deze ziekten, of groepen daarvan, hebben hun eigen kenmerken. Bij de uitroeiing ervan moet worden uitgegaan van een specifieke ziektebestrijdingsstrategie voor de desbetreffende ziekte. Die strategie moet ten minste het volgende omvatten: i) de bewaking die moet worden verricht, met als uiteindelijk doel de ziektevrije status te behalen; ii) het tijdschema; iii) een definitie van de dierpopulatie waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft; iv) het grondgebied waarop dit uitroeiingsprogramma van toepassing is, en v) specifieke ziektepreventie- en ziektebestrijdingsmaatregelen die tijdens de uitroeiingsfase op de ziekte van toepassing zullen zijn.
- (21)
Indien het grondgebied waarop een uitroeiingsprogramma zal worden uitgevoerd de buitengrens van de lidstaat omvat, moet de bevoegde autoriteit inspanningen leveren om het risico van insleep van over de landsgrenzen aan te pakken.
- (22)
Het doel van een uitroeiingsprogramma is de ziektevrije status te behalen op het door het programma bestreken grondgebied. In het ideale geval moet het programma voor landdieren betrekking hebben op het gehele grondgebied van de lidstaat waar de ziekte aanwezig is. Indien dit niet mogelijk is, moet het minimaal aanvaardbare gebied worden vastgesteld. Bij het vaststellen van het minimale oppervlak van het gebied moet rekening worden gehouden met de ervaring die met eerdere uitroeiingsprogramma's is opgedaan en ruimte worden gelaten voor flexibiliteit naargelang de specifieke kenmerken van de ziekte.
- (23)
De kwalitatieve of kwantitatieve doelstellingen van het programma moeten door de bevoegde autoriteit worden vastgesteld. De einddoelstellingen moeten worden gebaseerd op de criteria voor het verlenen van de ziektevrije status, terwijl tussentijdse doelstellingen ook andere activiteiten of stappen kunnen omvatten die belangrijk zijn voor het behalen van de ziektevrije status en die een afspiegeling vormen van de wijze waarop het programma zich ontwikkelt.
- (24)
De bevoegde autoriteit moet de toepassingsperiode van de uitroeiingsprogramma's vaststellen. In het geval van optionele uitroeiingsprogramma's voor ziekten van categorie C wordt een maximale toepassingsperiode voor het programma vastgesteld om onevenredige en langdurige verstoring van verplaatsingen binnen de Unie te voorkomen. De bevoegde autoriteit kan echter het uitroeiingsprogramma laten ingaan voordat het door de Commissie is goedgekeurd, maar mag in dat stadium geen beperkingen opleggen aan de verplaatsingen binnen de Unie. Ook moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden de Commissie te verzoeken deze periode te verlengen wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen.
- (25)
De uitroeiingsstrategie voor bepaalde ziekten kan uitgaan van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen. De ziektespecifieke maatregelen voor dergelijke ziekten moeten worden gegroepeerd en moeten een specificatie van de verplichtingen van de exploitanten en de bevoegde autoriteiten omvatten.
- (26)
De betrokken dierpopulatie die in het uitroeiingsprogramma voor de ziekte moet worden opgenomen, moet op ziektespecifieke basis worden vastgesteld. Ook de mogelijkheid die de bevoegde autoriteit heeft om bepaalde aanvullende dierpopulaties in het programma op te nemen, moet op ziektespecifieke basis worden vastgesteld.
- (27)
De marktdeelnemer is de eerstverantwoordelijke voor het verkrijgen en handhaven van de ziektevrije status van de instelling, aangezien hij de eerste begunstigde is van de voordelen die zijn verbonden aan de ziektevrije status. De exploitant moet daarom aan bepaalde verplichtingen voldoen om de ziektevrije status te verkrijgen en te handhaven.
- (28)
Zodra de exploitant aan de algemene en ziektespecifieke criteria voor het behalen van de ziektevrije status voldoet, is het de taak van de bevoegde autoriteit om die status te verlenen. Wanneer niet meer aan deze specifieke criteria wordt voldaan, is het ook weer de taak van de bevoegde autoriteit om de status op te schorten dan wel in te trekken.
- (29)
Bovendien moeten de verplichtingen voor exploitanten en bevoegde autoriteiten in het kader van uitroeiingsprogramma's indien nodig nader worden omschreven met inachtneming van het specifieke ziekteprofiel. De ziektespecifieke voorschriften zijn van technische aard en worden voor elke specifieke ziekte vastgesteld in de bijlagen bij deze verordening.
- (30)
In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (4) zijn infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis en infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex vermeld als ziekten waarvoor verplichte uitroeiingsprogramma's gelden, en enzoötische boviene leukose, infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky, infectieuze boviene rinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis en boviene virusdiarree als ziekten waarvoor optionele uitroeiingsprogramma's gelden. Voor deze ziekten moeten de uitroeiingsprogramma's worden gebaseerd op verlening van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen.
- (31)
Uitroeiingsprogramma's op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen moeten alle inrichtingen omvatten waar dieren van de betrokken dierpopulaties worden gehouden. De bevoegde autoriteit moet echter de mogelijkheid hebben om bepaalde specifieke soorten inrichtingen en slachthuizen van het uitroeiingsprogramma uit te sluiten, mits passende risicobeperkingsmaatregelen worden uitgevoerd.
- (32)
In het geval van uitroeiingsprogramma's op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen moet de bevoegde autoriteit de mogelijkheid hebben om aan verschillende epidemiologische eenheden verschillende gezondheidsstatussen toe te kennen.
- (33)
In het geval van landdieren zijn de vereisten om de ziektevrij status op het niveau van inrichtingen aan te tonen, gebaseerd op de afwezigheid van besmetting, zoals gestaafd in het kader van de test- en bewakingsregeling, de voorwaarden voor het binnenbrengen van dieren en levende producten in de inrichtingen en, indien nodig, beperkingen op het toepassen van vaccinatie. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het handhaven van de ziektevrije status, gelden specifieke voorschriften voor het opschorten, intrekken en herinvoeren van deze status. Wegens hun technische aard worden de gedetailleerde ziektespecifieke voorschriften en de lijst van de voor de verlening en handhaving van de status te gebruiken diagnostische methoden in de bijlagen opgenomen.
- (34)
De voorwaarden voor de verlening, handhaving, opschorting en intrekking van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen zijn vastgesteld in de volgende regelgeving van de Unie zoals die geldt vóór de datum van toepassing van deze verordening: Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (5) voor runderbrucellose en rundertuberculose en Richtlijn 91/68/EEG van de Raad (6) voor brucellose bij schapen en geiten. Die bepalingen worden ingetrokken door de diergezondheidswetgeving. Ook is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1629 van de Commissie (7) het toepassingsgebied ten aanzien van de bij brucellose en rundertuberculose betrokken ziekteverwekkers in overeenstemming gebracht met de Gezondheidscode voor landdieren (8) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE). Het omvat nu infectie met Brucella abortus, Brucella melitensis en Brucella suis en infectie met Mycobacterium tuberculosis-complex. Het is derhalve passend de technische voorschriften met betrekking tot de status ten aanzien van deze ziekten te herzien om te streven naar afstemming op de Gezondheidscode voor landdieren, rekening houdend met de ervaring die met eerdere uitroeiingsprogramma's tegen deze ziekten is opgedaan.
- (35)
In het geval van uitroeiingsprogramma's voor ziekten van landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van inrichtingen, moet de bevoegde autoriteit bij vermoeden of bevestiging van een ziekte maatregelen nemen om verspreiding ervan te voorkomen. Deze maatregelen moeten in de eerste plaats worden uitgevoerd in de inrichting waar het vermoedelijke geval wordt gehouden, maar de bevoegde autoriteit moet de mogelijkheid hebben de maatregelen uit te breiden tot andere dieren of inrichtingen wanneer het risico op verspreiding van de ziekte bestaat.
- (36)
Bij de toepassing van ziektebestrijdingsmaatregelen in reactie op een vermoedelijk of een bevestigd geval moet de bevoegde autoriteit bepaalde verboden instellen ten aanzien van verplaatsingen van dieren. De bevoegde autoriteit moet echter ook de mogelijkheid hebben om de verplaatsing van bepaalde dieren vanuit de inrichting waar een vermoedelijk of een bevestigd geval wordt gehouden, toe te staan, uit overwegingen op het gebied van het dierenwelzijn en om de duurzaamheid van de ziektebestrijdingsmaatregelen te bevorderen.
- (37)
Nadat een geval is bevestigd, moeten ten minste alle als bevestigd geval erkende dieren worden verwijderd. Wanneer deze dieren worden gedood, moet de bevoegde autoriteit kunnen besluiten of dit gebeurt door de dieren te slachten, wat betekent dat het vlees bestemd is om in de voedselketen terecht te komen, of door de dieren af te maken, wat betekent dat het vlees niet voor dat doel bestemd is.
- (38)
Voor bepaalde ziekten die kunnen worden verspreid door besmette producten van dierlijke oorsprong of levenloze smetstofdragers, of die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid, moet de bevoegde autoriteit maatregelen nemen in besmette inrichtingen om de verspreiding van die ziekten via deze producten of dragers te voorkomen. De maatregelen ter beperking van die risico's moeten derhalve in deze verordening worden opgenomen.
- (39)
In het geval van landdieren moet het, zodra de ziektevrije status op het niveau van de inrichting is behaald, met het oog op de doelmatigheid van het programma mogelijk zijn het niveau van de bewakingsactiviteiten stapsgewijs te verlagen na een bepaalde periode van aanhoudende ziektevrijheid in de inrichting.
- (40)
Op enzoötische boviene leukose (EBL) is verplichte uitroeiing van toepassing overeenkomstig de regelgeving van de Unie zoals die vóór de datum van toepassing van deze verordening geldt. Deze ziekte is nu ingedeeld als ziekte waarvoor uitroeiing optioneel is, overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882.
- (41)
De regelgeving van de Unie zoals die vóór de datum van toepassing van deze verordening geldt, bevat beproefde en doeltreffende beginselen en criteria voor de erkenning, de handhaving, de opschorting en de herinvoering van de officiële ziektevrij status ten aanzien van EBL. Veel lidstaten hebben deze regels met succes toegepast bij de uitvoering van eerdere uitroeiingsprogramma's voor EBL. De regels zijn herzien in het licht van de Gezondheidscode voor landdieren en zijn in deze verordening opgenomen.
- (42)
Lidstaten of zones die sinds enkele jaren vrij zijn van EBL en daardoor een duurzame EBL-vrije diergezondheidssituatie hebben bereikt, moeten blijven aantonen dat er geen sprake is van besmetting. Risicogebaseerde bewaking is een geschikt middel om vroegtijdige opsporing te waarborgen als de ziekte opnieuw wordt binnengebracht, en om het ziektevrij zijn ten aanzien van EBL te staven. De lidstaten moeten daarom met ingang van de datum van toepassing van deze verordening een passend bewakingssysteem instellen.
- (43)
Aanvullende garanties voor het handelsverkeer in varkens binnen de Unie met betrekking tot infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky (ADV) maken deel uit van de regelgeving van de Unie zoals die vóór de datum van toepassing van deze verordening geldt. Een aantal lidstaten heeft deze regels met succes toegepast en heeft infectie met ADV uitgeroeid in de op hun grondgebied gehouden varkenspopulatie. In de strategie voor de uitroeiing van infectie met ADV in deze verordening wordt de Gezondheidscode voor landdieren in aanmerking genomen, evenals criteria die succesvol zijn gebleken bij het uitroeien van infectie met ADV.
- (44)
De regels van deze verordening betreffende infectieuze boviene rinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV) zijn gebaseerd op Beschikking 2004/558/EG van de Commissie (9) met bepalingen inzake aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen. Deze omvatten voorschriften voor het verkrijgen, handhaven en herinvoeren van de ziektevrijheid ten aanzien van het boviene herpesvirus 1 (BoHV-1) op het niveau van inrichtingen. De regels zijn opgesteld met inachtneming van de normen van de Gezondheidscode voor landdieren en het wetenschappelijk advies van de EFSA (10).
- (45)
De regelgeving van de Unie zoals die vóór de datum van toepassing van deze verordening geldt, bevatten geen bepalingen inzake boviene virusdiarree (BVD), met uitzondering van bepalingen betreffende de handel in levende producten. In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 is BVD nu vermeldt als een ‘ziekte van categorie C’ waarvoor uitroeiing optioneel is. Daarom worden in deze verordening bepalingen vastgesteld met betrekking tot uitroeiingsprogramma's en de verlening en handhaving van de ziektevrije status ten aanzien van BVD.
- (46)
In de Gezondheidscode voor landdieren ontbreken een hoofdstuk over BVD en criteria voor de ziektevrijheid ten aanzien van BVD en daarmee samenhangende verplaatsingen van dieren. Een hoofdstuk over BVD is echter beschikbaar in het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE. Voor de bepalingen betreffende BVD in deze verordening zijn deze diagnostische normen in aanmerking genomen.
- (47)
In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 is infectie met het rabiësvirus als een ziekte van categorie B vermeld. Daarom bevat deze verordening bepalingen met betrekking tot verplichte uitroeiingsprogramma's en de verlening en handhaving van de ziektevrije status ten aanzien van infectie met het rabiësvirus.
- (48)
In het wild levende vossen vormen het belangrijkste reservoir voor infectie met het rabiësvirus in de EU. Het is derhalve passend de maatregelen in uitroeiingsprogramma's in de eerste plaats toe te spitsen op de populatie van in het wild levende vossen. Alle andere zoogdiersoorten zijn echter ook vatbaar voor deze ziekte en in de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 zijn veel andere diersoorten opgenomen voor deze ziekte. De bevoegde autoriteiten moeten andere dierpopulaties in de uitroeiingsprogramma's opnemen wanneer er een risico voor de gezondheid van mensen of dieren bestaat.
- (49)
Voor uitroeiingsprogramma's voor infectie met rabiës wordt de ziektebestrijdingsstrategie in de eerste plaats gebaseerd op de vaccinatie van de desbetreffende betrokken dierpopulatie, ondersteund door andere belangrijke activiteiten zoals bewaking, uitvoering van ziektebestrijdingsmaatregelen, controle op het verkeer van gezelschapsdieren en monitoring van de doeltreffendheid van de vaccinatie. Aangezien de vaccinatiebepalingen van zeer technische aard zijn, zijn zij opgenomen in een bijlage.
- (50)
In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 is infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1–24) (‘infectie met BTV’) vermeld als ziekte van categorie C, waarvoor een uitroeiingsprogramma optioneel is. Dit houdt een wijziging in het beleid ten aanzien van deze ziekte in, aangezien in Richtlijn 2000/75/EG van de Raad (11), die vóór deze verordening van toepassing was, is bepaald dat zij onmiddellijk moet worden uitgeroeid. In deze verordening worden nieuwe bepalingen vastgesteld die zijn gericht op de nieuwe status van de ziekte.
- (51)
Voor infectie met BTV wordt de ziektebestrijdingsstrategie in de eerste plaats gebaseerd op de vaccinatie van de desbetreffende betrokken dierpopulatie, ondersteund door andere activiteiten, zoals bewaking, uitvoering van ziektebestrijdingsmaatregelen, controle op de verplaatsingen van dieren en levende producten en minimalisering van de blootstelling aan vectoren.
- (52)
In haar advies (12) inzake controle, bewaking en verplaatsingen van dieren in het geval van infectie met BTV wijst de EFSA erop dat voor geslaagde uitroeiing de vaccinatiegraad ten minste 95 % van de vatbare runderen en schapen moet bedragen gedurende ten minste vijf jaar. Daarom wordt verwacht dat de uitroeiingsprogramma's voor infectie met BTV een vaccinatiecampagne omvatten, hoewel in deze verordening flexibiliteit moet worden geboden om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van elk geval.
- (53)
Een lidstaat of zone daarvan die vrij is van infectie met BTV-virus of waarvoor een uitroeiingsprogramma tegen infectie met BTV van kracht is, moet worden beschermd tegen de insleep van BTV-serotypen door de verplaatsing van gehouden dieren of levende producten. Daarom moeten voorschriften voor het binnenbrengen van gehouden dieren of levende producten in lidstaten of zones daarvan die vrij zijn van infectie met BTV of waarvoor een uitroeiingsprogramma tegen infectie met BTV van kracht is, deel uitmaken van de bepalingen met betrekking tot uitroeiingsprogramma's. Dit moet ook tot uiting komen in de criteria voor de handhaving van de ziektevrije status. Dezelfde beginselen moeten gelden voor verplaatsingen van dieren door lidstaten of zones daarvan die vrij zijn van infectie met BTV of waarvoor een uitroeiingsprogramma tegen infectie met BTV van kracht is.
- (54)
Bovendien moet de bevoegde autoriteit, gezien de verscheidenheid aan situaties die zich plaatselijk kunnen voordoen, de mogelijkheid hebben het binnenbrengen van dieren of levende producten op basis van ad-hocvoorschriften toe te staan, mits dit de gezondheidsstatus op de plaats van bestemming niet in gevaar brengt. Het is derhalve passend dat deze verordening in de voorschriften en voorwaarden voorziet op basis waarvan het binnenbrengen van dieren of levende producten kan worden toegestaan. Dergelijke voorschriften moeten uitgaan van de status van de dieren of levende producten, ongeacht de lidstaat of zone van oorsprong.
- (55)
Bij een uitroeiingsprogramma voor een ziekte van categorie B of categorie C bij waterdieren wordt rekening gehouden met het soort bewakingsvoorschriften dat nodig is voor het verkrijgen en handhaven van de ziektevrije status, met gegevens over het grondgebied en de dierpopulatie die door het programma moeten worden bestreken, en met de tussentijdse en einddoelstellingen van het programma. Het uitroeiingsprogramma moet de bestrijdingsmaatregelen omvatten die in besmette inrichtingen waar waterdieren worden gehouden, moeten worden uitgevoerd.
- (56)
Het uitroeiingsprogramma voor ziekten van waterdieren moet tussentijdse en einddoelstellingen omvatten die zullen worden gebruikt om de geboekte vooruitgang in de richting van het behalen van de ziektevrije status te beoordelen. In voorkomend geval moet bij deze doelstellingen rekening worden gehouden met het risico dat wilde dieren opleveren voor het welslagen van het uitroeiingsprogramma. Met name moet bij de vaststelling van de tussentijdse en einddoelstellingen van het programma rekening worden gehouden met elke mogelijkheid tot afwijking van de voorgestelde toepassingsperiode van zes jaar.
- (57)
In het geval van waterdieren bestaat de in het uitroeiingsprogramma op te nemen populatie uit die soorten die in de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 zijn opgenomen. De bevoegde autoriteit moet echter de mogelijkheid hebben om de in de lijst van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 als vector opgenomen soorten van het programma uit te sluiten als zij een risicobeoordeling heeft uitgevoerd waaruit blijkt dat het risico dat die dieren opleveren als verwaarloosbaar moet worden beschouwd.
- (58)
De bevoegde autoriteit moet de mogelijkheid hebben om aanvullende populaties waterdieren op te nemen wanneer die dieren een aanzienlijk risico voor de gezondheidsstatus opleveren. Ook moet zij bepaalde inrichtingen met een laag risico van het uitroeiingsprogramma kunnen uitsluiten indien dat de succesvolle voltooiing van het programma niet in het gedrang brengt.
- (59)
Wanneer een lidstaat heeft besloten deel te nemen aan een uitroeiingsprogramma voor een ziekte van categorie C, zijn de exploitanten verplicht om aan de voorwaarden voor het binnenbrengen van dieren van in de lijst opgenomen soorten te voldoen, om melding te maken van een vermoeden van een in de lijst opgenomen ziekte, om de ziektebestrijdingsmaatregelen na te leven wanneer de aanwezigheid van een ziekte wordt vermoed of bevestigd, en om alle andere maatregelen te nemen die de bevoegde autoriteit kan voorschrijven, met inbegrip van vaccinatie.
- (60)
Wanneer de aanwezigheid van een in de lijst opgenomen ziekte van waterdieren wordt vermoed of bevestigd in een ziektevrije lidstaat, ziektevrije zone of ziektevrij compartiment, of in een lidstaat, zone of compartiment waarvoor een uitroeiingsprogramma van kracht is, moet de bevoegde autoriteit passende maatregelen nemen om de ziekte te bestrijden. De regels daarvoor moeten derhalve in deze verordening worden vastgesteld. Zij omvatten onder meer de instelling van een beperkingszone wanneer de aanwezigheid van een in de lijst opgenomen ziekte is bevestigd in een inrichting die aan het uitroeiingsprogramma deelneemt of in een ziektevrij verklaarde inrichting. Tevens omvatten zij de minimumvoorschriften voor de geografische afbakening van een beperkingszone en de factoren die daarop van invloed zijn.
- (61)
Na de bevestiging van een in de lijst opgenomen ziekte van waterdieren in een ziektevrije lidstaat, ziektevrije zone of ziektevrij compartiment, of in een lidstaat, zone of compartiment waarvoor een uitroeiingsprogramma van kracht is, voert de bevoegde autoriteit strenge controles uit in besmette inrichtingen en in andere in de beperkingszone gelegen inrichtingen. De aard van de controles en de mate van flexibiliteit die de bevoegde autoriteit betracht ten aanzien van verplaatsingen worden in deze verordening omschreven. Indien flexibiliteit wordt betracht, is deze beperkt tot omstandigheden waarin de gezondheidsstatus van de waterdieren in de inrichting van bestemming of langs de route naar die bestemming niet in gevaar wordt gebracht.
- (62)
Zodra een uitbraak van een ziekte van waterdieren heeft plaatsgevonden in een inrichting en in die inrichting reeds een uitroeiingsprogramma wordt uitgevoerd of daarmee wordt begonnen, is het belangrijk dat waterdieren die dood zijn aangetroffen of die stervende zijn of die klinische symptomen vertonen, worden verwijderd binnen een door de bevoegde autoriteit en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (13) vastgestelde termijn. Op die manier kan de ziekte met succes worden bestreden.
- (63)
Krachtens de diergezondheidswetgeving moet de Commissie nadere regels opstellen voor het verlenen van de ziektevrije status aan lidstaten, zones en compartimenten. Deze regels moeten ziektespecifieke criteria omvatten om de afwezigheid van de ziekte in de betrokken dierpopulatie aan te tonen, alsook de algemene criteria die ertoe bijdragen dat de gezondheidsstatus van die betrokken dierpopulatie op doeltreffende wijze onder controle gehouden kan worden.
- (64)
Die algemene criteria omvatten de territoriale reikwijdte, bewakings-, biobeveiligings- en ziektebestrijdingsmaatregelen en de consequente uitvoering van andere operationele regels van de diergezondheidswetgeving met betrekking tot de registratie en erkenning van inrichtingen, de traceerbaarheid van dieren en verplaatsingsvoorschriften.
- (65)
In deze verordening worden ziektespecifieke criteria vastgesteld op basis van de afwezigheid van in de lijst opgenomen soorten of van het gebrek aan overlevingskansen voor de ziekteverwekker of de vector. Deze criteria moeten op flexibele wijze worden geformuleerd om de bevoegde autoriteit in staat te stellen op grond van de specifieke situatie te beargumenteren dat de ziektevrije status moet worden verkregen. In deze verordening worden daarom algemene voorschriften vastgesteld om aan te geven op welke basis de lidstaten kunnen verzoeken de ziektevrije status te verlenen voor hun gehele grondgebied of een zone daarvan of, in het geval van aquacultuurdieren, voor compartimenten.
- (66)
In deze verordening worden ziektespecifieke criteria vastgesteld op basis van de resultaten van uitroeiingsprogramma's en op basis van historische en bewakingsgegevens. Deze criteria zijn gebaseerd op de resultaten van de bewaking, de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van de insleep van de ziekte en de voorwaarden voor het gebruik van vaccins.
- (67)
Vanwege hun technische aard zijn deze criteria vastgelegd in de bijlagen en per ziekte gegroepeerd met de criteria voor de handhaving van de ziektevrije status.
- (68)
Het is passend in deze verordening gemoderniseerde voorschriften vast te stellen voor de verlening en handhaving van de ziektevrije status, rekening houdend met de regels van de Unie zoals die gelden vóór de datum van toepassing van deze gedelegeerde verordening, met de Gezondheidscode voor landdieren en de Gezondheidscode voor waterdieren van de OIE, en, bij gebrek aan bestaande bepalingen, met de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens.
- (69)
In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 is infestatie met Varroa spp. vermeld als een ziekte van categorie C waarvoor uitroeiing optioneel is. In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor het behalen en handhaven van de status vrij van infestatie met Varroa spp.
- (70)
In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 is infectie met het virus van de ziekte van Newcastle vermeld als ziekte van categorie A, waarvoor onmiddellijke uitroeiingsmaatregelen moeten worden genomen. Daarom bevat deze verordening geen bepalingen met betrekking tot een uitroeiingsprogramma voor infectie met het virus van de ziekte van Newcastle. Het moet echter mogelijk zijn voor de bevoegde autoriteit om de status vrij van infectie met het virus van de ziekte van Newcastle zonder vaccinatie te verlenen op basis van historische en bewakingsgegevens.
- (71)
In het geval van waterdieren zijn er twee verschillende soorten compartimenten mogelijk. In onafhankelijke compartimenten wordt onder strikt omschreven voorwaarden te werk gegaan, waardoor wordt gewaarborgd dat zij onafhankelijk zijn van de gezondheidsstatus van de omringende wateren. Afhankelijke afdelingen worden daarentegen beïnvloed door de gezondheidsstatus van de omringende wateren en er wordt derhalve onder flexibelere voorwaarden te werk gegaan. Afhankelijke compartimenten worden echter pas ingesteld nadat de bevoegde autoriteit een aantal epidemiologische factoren heeft beoordeeld en alle risicobeperkingsmaatregelen heeft genomen die nodig kunnen zijn om de insleep van de ziekte in het compartiment te voorkomen.
- (72)
Met betrekking tot waterdieren worden, met het oog op het lagere risico dat verbonden is aan afzonderlijke inrichtingen die onafhankelijk zijn van de omringende wateren, in deze verordening bijzondere bepalingen vastgesteld voor onafhankelijke compartimenten wanneer die voor het eerst aquacultuuractiviteiten aanvangen of na een onderbreking van de productie aquacultuuractiviteiten hervatten. In dergelijke gevallen moet onmiddellijk een verklaring inzake de ziektevrije status worden afgelegd, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Er worden ook bepalingen vastgelegd voor onafhankelijke compartimenten waar een uitbraak van een ziekte heeft plaatsgevonden. Om zeker te stellen dat dergelijke uitbraken met succes zijn bestreden door middel van reiniging, ontsmetting en stillegging, voorafgegaan door ontvolking, moet een steekproef van de dieren waarmee het compartiment opnieuw wordt bevolkt, worden getest alvorens een verklaring inzake de ziektevrije status kan worden afgelegd.
- (73)
Wanneer niet meer aan de voorwaarden voor handhaving van de ziektevrije status wordt voldaan doordat de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed of is bevestigd, moet de bevoegde autoriteit ziektebestrijdingsmaatregelen toepassen. Die maatregelen moeten van toepassing zijn tijdens de verschillende stappen van de ziektebestrijding, vanaf het moment waarop een uitbraak van de ziekte wordt vermoed tot het moment waarop het voorval is afgehandeld en de ziektevrije status opnieuw is ingevoerd.
- (74)
Indien de bevoegde autoriteit een inbreuk op de voorwaarden voor handhaving van de ziektevrije status in de lidstaat, de zone of het compartiment vaststelt, moeten maatregelen worden genomen om de situatie te verhelpen. De bevoegde autoriteit moet de mogelijkheid hebben de ziektevrije status op te schorten wanneer de inbreuk nog op bevredigende wijze kan worden opgelost en zich aldus niet genoodzaakt te zien de ziektevrije status door de Commissie te laten intrekken.
- (75)
Wanneer een lidstaat de ziektevrije status voor een in de lijst opgenomen ziekte van waterdieren wil verkrijgen voor zijn gehele grondgebied of voor een zone daarvan die meer dan 75 % van zijn grondgebied uitmaakt, of die wordt gedeeld met een andere lidstaat of een derde land, dient hij een verzoek om goedkeuring in bij de Commissie. In alle andere gevallen wordt een systeem van eigen verklaringen toegepast.
- (76)
Voor eigen verklaringen inzake de ziektevrije status ten aanzien van ziekten van waterdieren voor andere zones en compartimenten dan die welke door de Commissie zijn goedgekeurd, wordt een systeem toegepast dat het proces transparant moet maken en dat ervoor zorgt dat de lidstaten gemakkelijker en mogelijkerwijs ook sneller een verklaring inzake de ziektevrije status zullen kunnen afleggen. De procedure zal geheel langs elektronische weg worden afgehandeld, tenzij een andere lidstaat of de Commissie bezwaren kenbaar maakt die niet op bevredigende wijze kunnen worden weggenomen. Indien er bezwaren zijn die niet op bevredigende wijze kunnen worden weggenomen, wordt de verklaring voorgelegd aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders.
- (77)
Deze verordening bevat bepalingen met betrekking tot de goedkeuring van de ziektevrije status van lidstaten of zones daarvan. Deze regels kunnen afwijken van de regels die vóór de datum van toepassing van deze verordening van kracht zijn. Er zijn passende overgangsregels nodig om te zorgen voor een soepele overgang van de bestaande regeling inzake de goedkeuring van de ziektevrije status naar de nieuwe voorschriften.
- (78)
Met het oog op de uniforme toepassing van de wetgeving van de Unie inzake bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status en om te waarborgen dat deze wetgeving duidelijk en transparant is, moeten Beschikking 2000/428/EG van de Commissie (14), Beschikking 2002/106/EG van de Commissie (15), Beschikking 2003/422/EG van de Commissie (16), Beschikking 2006/437/EG van de Commissie (17), Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie (18), Beschikking 2008/896/EG van de Commissie (19) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie (20) bij deze verordening worden ingetrokken.
- (79)
De diergezondheidswetgeving is van toepassing met ingang van 21 april 2021. Bijgevolg moeten de in deze verordening vastgestelde voorschriften ook vanaf die datum van toepassing zijn,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
Besluit 2010/367/EU van de Commissie van 25 juni 2010 betreffende de uitvoering door de lidstaten van surveillanceprogramma's voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 22).
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).
Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64).
Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1629 van de Commissie van 25 juli 2018 tot wijziging van de lijst van ziekten in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad betreffende overdraagbare dierziekten en houdende wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PB L 272 van 31.10.2018, blz. 11).
Terrestrial Animal Health Code, Wereldorganisatie voor diergezondheid, 2018.
Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20).
EFSA Journal 2006; 4(2):311, wetenschappelijk advies over ‘Definition of a BoHV-1-free animal and a BoHV-1-free holding, and the procedures to verify and maintain this status’.
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74).
EFSA-panel voor diergezondheid en dierenwelzijn, 2017. Scientific opinion on bluetongue: control, surveillance and safe movement of animals. EFSA Journal 2017; 15(3):4698, 126 blz.
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
Beschikking 2000/428/EG van de Commissie van 4 juli 2000 tot vaststelling van diagnostische procedures, monsternemingsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging en de differentiële diagnose van vesiculaire varkensziekte (PB L 167 van 7.7.2000, blz. 22).
Beschikking 2002/106/EG van de Commissie van 1 februari 2002 houdende goedkeuring van een diagnosehandboek tot vaststelling van diagnostische procedures, bemonsteringsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging van klassieke varkenspest (PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71).
Beschikking 2003/422/EG van de Commissie van 26 mei 2003 tot goedkeuring van een handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest (PB L 143 van 11.6.2003, blz. 35).
Beschikking 2006/437/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot goedkeuring van een diagnosehandboek voor aviaire influenza overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2000/75/EG van de Raad wat betreft bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op de verplaatsingen van bepaalde dieren van vatbare soorten in verband met bluetongue (PB L 238 van 27.10.2007, blz. 37).
Beschikking 2008/896/EG van de Commissie van 20 november 2008 betreffende richtsnoeren voor de programma's voor de op risico's gebaseerde bewaking van de diergezondheid, als bedoeld in Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (PB L 322 van 2.12.2008, blz. 30).
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG wat betreft voorschriften voor bewaking en diagnosemethoden (PB L 247 van 23.9.2015, blz. 1).