Wet goedkeuring en uitvoering Verdrag van Londen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 09-09-1953
- Bronpublicatie:
07-08-1953, Stb. 1953, 438 (uitgifte: 08-09-1953, kamerstukken: 2881 )
- Inwerkingtreding
09-09-1953
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-1953, Stb. 1953, 438 (uitgifte: 08-09-1953, kamerstukken: 2881 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een verdachte bij uitsluiting onderworpen is aan de rechtsmacht van de Staat van herkomst, dan wel indien de rechtsmacht van deze Staat voorrang heeft, of de Nederlandse Staat overeenkomstig artikel VII, lid 3, sub c van het bij deze Wet goedgekeurde Verdrag heeft besloten niet tot uitoefening van rechtsmacht over te gaan, wordt hij, indien hij door Nederlandse autoriteiten in arrest wordt genomen of gehouden, zo spoedig mogelijk aan de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst overgeleverd.
2.
Indien een verdachte zich er op beroept niet de gezochte persoon te zijn, dan wel niet aan de rechtsmacht van de vreemde Staat, zoals in het vorige lid omschreven, onderworpen te zijn, wordt hij onverwijld voor de rechter-commissaris geleid; deze beslist na verhoor van de verdachte op het beroep behoudens indien hij van mening is, dat de verdachte niet onderworpen is aan de rechtsmacht van de Staat van herkomst. In dat geval brengt hij advies uit aan Onze Minister van Justitie. Deze beslist zo spoedig mogelijk op het beroep en doet deze beslissing onverwijld aan de rechter-commissaris toekomen.
3.
Indien de verdachte, die op grond van het bepaalde in artikel 2 in arrest wordt genomen of gehouden, een beroep heeft ingesteld als bedoeld in het voorgaande lid, wordt hij, indien hij niet binnen vier dagen nadat op zijn beroep door Onze Minister van Justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris afwijzend is beschikt, door de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst is overgenomen, onverwijld in vrijheid gesteld.
4.
Indien een zodanige verdachte geen beroep als bedoeld in lid 2 van dit artikel heeft ingesteld, wordt hij, indien de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst hem niet binnen vier dagen na het begin van het arrest als boven bedoeld, hebben overgenomen, onverwijld in vrijheid gesteld.