NJB 2016/955:Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven, art. 51 Sr: de Hoge Raad biedt op hoofdlijnen verduidelijking van het beslissingskader voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging. Het gaat daarbij o.a. om het volgende.De strafvervolging ingesteld tegen een persoon die feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, behoeft niet tegelijk plaats te vinden met de eventuele vervolging van de rechtspersoon. Om te bepalen of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor feitelijke leidinggeven, dient eerst vast te staan dat de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan, dat wil zeggen: een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen. De Hoge Raad zet de daarbij gelden maatstaven uiteen. Voorts geeft de Hoge Raad aan hoe opzet – indien dat een bestanddeel in de delictsomschrijving is – kan worden vastgesteld. Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. De enkele omstandigheid dat de verdachte bestuurder is, is niet voldoende om hem aan te merken als feitelijke leidinggever. Ondertussen is een dergelijke juridische positie geen vereiste. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag. Voorts kan daarvan sprake zijn bij door de verdachte gevoerd beleid en/of het leveren door deze van een bijdrage aan een complex van gedragingen en het daarbij door deze nemen van initiatief. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht. Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol feitelijke leidinggeven opleveren. De Hoge Raad gaat verder in op opzet bij de feitelijk leidinggever