Hof Amsterdam, 13-09-2016, nr. 200.167.433/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:3715
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-09-2016
- Zaaknummer
200.167.433/01
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Erfrecht (V)
Goederenrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:3715, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑09‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:535, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2016-0187
JERF Actueel 2016/72
Uitspraak 13‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Vordering jegens deelgenoot en dochters van een deelgenoot niet-ontvankelijk verklaard.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht,
team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.167.433/01
zaaknummer rechtbank : C/13/566412/HA ZA 14-579
arrest van de meervoudige familiekamer van 13 september 2016
inzake
[appellante] ,
wonende te [a] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. A.C. Kool te Amsterdam,
tegen:
1. [geintimeerde sub 1] ,
wonende te [b] ,
2. [geintimeerde sub 2] ,
wonende te [c] ,
3. [geintimeerde sub 3] ,
wonende te [d] ,
4. [geintimeerde sub 4] ,
wonende te [d] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [Y] en [X] en de dochters van [X] genoemd. Geïntimeerden gezamenlijk zullen [X] c.s. worden genoemd.
[Y] is bij dagvaarding van 25 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2014, gewezen tussen [Y] als eiseres en [X] c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte vermeerdering eis, met producties;
- akte overlegging producties aan de zijde van [Y] ;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens memorie van antwoord in het incident ex artikel 843a lid 1 Rv, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- akte houdende opvoering producties aan de zijde van [X] c.s.;
- akte uitlating producties aan de zijde van [Y] .
[Y] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de volgende vorderingen zal toewijzen:
ingesteld ten behoeve van de gemeenschap van de nalatenschap van wijlen de heer [Z] (geboren te [e] [in] 1925 en overleden te [f] [in] 2007):
I [X] c.s., althans [X] , zal veroordelen om ex artikel 843a lid 1 Rv aan
[Y] een afschrift of uittreksel althans inzage te verschaffen van:
- het taxatierapport dat volgens de akte van 16 december 2008 aan die akte was gehecht en welk taxatierapport is opgemaakt door de rentmeester [de rentmeester] op 31 oktober 2008;
- de pachtovereenkomsten met alle daarbij behorende stukken, waaronder die met betrekking tot de fruitopstand, die betrekking hebben op de litigieuze hectaren in de periode van 29 maart 2007 tot en met heden;
Primair
II de rechtshandelingen zoals beschreven in de akte d.d. 29 maart 2007, waarbij de hoofdgerechtigdheid van de percelen bouwland aan de [a-straat] te [g] , kadastraal bekend gemeente [g] , sectie C nummers [1] , [2] , [3] (op 29 maart 2007 tezamen bekend als nummer [4] ), [5] en [6] is verkocht door wijlen de heer [Z] en is geleverd aan de dochters van [X] en waarbij het vruchtgebruik op voornoemde percelen bouwland is gevestigd ten behoeve van [X] , zal vernietigen wegens dwaling en/of bedrog althans misbruik van omstandigheden en zal verklaren voor recht dat het volle eigendom van de voornoemde percelen valt in de nalatenschap van wijlen de heer [Z] ;
III zal verklaren voor recht dat de overeenkomsten zoals verwoord in de akte d.d. 16 december 2008, waarbij de dochters van [X] aan [X] (ten deze handelend voor [B.V.] als nader genoemde meester) de hoofdgerechtigdheid van een perceel (bouw)land kadastraal bekend gemeente [g] , sectie C, nummer [1] (voortgekomen uit sectie C nummer [4] ) hebben verkocht voor € 480.000,00 en aan [B.V.] hebben geleverd, nooit tot stand zijn gekomen wegens het ontbreken van een geldige titel van overdracht;
IV zal verklaren voor recht dat de overeenkomst zoals verwoord in de akte d.d. 16 december 2008 waarbij [X] aan [B.V.] het vruchtgebruik heeft geleverd van het perceel (bouw)land kadastraal bekend gemeente [g] , sectie C, nummer [1] , nooit tot stand is gekomen wegens het ontbreken van een geldige titel van overdracht;
V [X] c.s. zal veroordelen om voornoemde percelen binnen een termijn van zes weken na betekening van het in dezen te wijzen arrest - althans binnen een door het hof te bepalen termijn - aan de nalatenschap van wijlen de heer [Z] , althans aan zijn erfgenamen, ter vrije beschikking te stellen en de daarvoor noodzakelijke medewerking zullen verlenen en tevens medewerking zullen verlenen aan de kadastrale registratie daarvan op naam van de erfgenamen van wijlen de heer [Z] , onder de bepaling dat [X] c.s. (voor zover mogelijk hoofdelijk) dwangsommen verbeuren ad € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag voor iedere dag dat [X] c.s., althans één van hen, na ommekomst van de door het hof te bepalen termijn haar dan wel zijn althans hun (volledige) medewerking niet verleent dan wel verlenen;
VI [X] c.s. hoofdelijk zal veroordelen om hun medewerking te verlenen aan het op naam van de na1atenschap van wijlen de heer [Z] althans op naam van de gezamenlijke erfgenamen zetten van de pachtovereenkomst(en) die zijn gesloten ten aanzien van de litigieuze percelen;
VII [X] c.s. bij vernietiging van de koop- en leveringsovereenkomsten zoals genoemd in de akte d.d. 29 maart 2007 hoofdelijk zal veroordelen tot ongedaan making van de gevolgen van die overeenkomsten en — voor zover mogelijk — tot ongedaan making van de gevolgen van de koop- en leveringsovereenkomsten zoals genoemd in de akte d.d. 16 december 2008 en — voor zover mogelijk — tot herstel in de oude toestand;
VIII [X] c.s. zal veroordelen tot betaling aan de nalatenschap van wijlen de heer [Z] , althans aan de gezamenlijke erfgenamen van de heer [Z] , het bedrag aan geïnde pachtinkomsten met betrekking tot de litigieuze percelen vanaf 29 maart 2007 tot en met de dag waarop de pachtovereenkomst(en) op naam van de nalatenschap van wijlen de heer [Z] zijn gezet althans op naam van de gezamenlijke erfgenamen;
Subsidiair
IX in plaats van vernietiging wegens dwaling althans misbruik van omstandigheden, ter opheffing van het nadeel, op grond van artikel 6: 230 lid 2 BW, althans artikel 3: 54 lid 2 BW, de gevolgen van de rechtshandeling zal wijzigen, in dier voege dat de koopprijs wordt aangepast en [X] c.s. voor zover mogelijk hoofdelijk, althans [X] , zullen worden respectievelijk zal worden veroordeeld om alsnog aan de gemeenschap van de nalatenschap van de heer [Z] te betalen het verschil tussen de marktwaarde op 8 maart 2007 en het door [X] c.s. betaalde bedrag, genoemd bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de koopsom door erflater is ontvangen tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair
X voor recht zal verklaren dat [X] c.s. althans [X] onrechtmatig jegens
wijlen de heer [Z] hebben respectievelijk heeft gehandeld zoals in de memorie van grieven omschreven;
XI [X] c.s., voor zover mogelijk hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen om aan de gemeenschap van de nalatenschap van wijlen de heer [Z] te betalen een bedrag aan schadevergoeding vanwege het onrechtmatig handelen, genoemd bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 8 maart 2007 althans vanaf de datum van onderhavige dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
Nog meer subsidiair
XII zal verklaren voor recht dat [X] c.s., althans [X] , ongerechtvaardigd
is verrijkt ten koste van wijlen de heer [Z] ;
XIII [X] c.s., voor zover mogelijk hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen om aan de gemeenschap van de nalatenschap van wijlen de heer [Z] te betalen een bedrag aan schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking, genoemd bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 8 maart 2007 althans vanaf de datum van onderhavige dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
pro se:
Meest subsidiair
XIV voor recht zal verklaren dat [X] c.s., althans [X] , onrechtmatig jegens
[Y] hebben respectievelijk heeft gehandeld zoals in de memorie van grieven
omschreven;
XV [X] c.s., althans [X] zal veroordelen om uit hoofde van onrechtmatige daad aan [Y] een schadevergoeding te betalen nader op te maken bij staat;
Zowel primair als subsidiair als meer subsidiair
XVI met veroordeling van [X] c.s. in buitengerechtelijke kosten en/althans in de
proceskosten in beide instanties.
[X] c.s. hebben in principaal appel geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [Y] in haar appel, althans tot ongegrondverklaring van het appel en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover [X] c.s. daartegen geen grieven hebben gericht. In incidenteel appel hebben [X] c.s. geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover zij daartegen grieven hebben gericht. [X] c.s. vorderen zowel in principaal als in incidenteel appel veroordeling van [Y] in de kosten van beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.12 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3. Beoordeling
3.1.
[Y] en [X] zijn kinderen uit het eerste huwelijk van wijlen de heer [Z] (hierna: de vader). De vader heeft nog een zoon uit zijn eerste huwelijk, [zoon] . Uit zijn tweede huwelijk heeft de vader twee dochters, [dochter 1] en [dochter 2] . De vader is [in] 2007 overleden in [f] waar hij ten tijde van zijn overlijden woonachtig was. De vijf hiervoor genoemde kinderen zijn de enige erfgenamen van de vader. De onderhavige procedure gaat over de nalatenschap van de vader. De vader beschikte niet over een testament. De vorderingen van [Y] genummerd I tot en met VIII in hoger beroep heeft zij, blijkens de memorie van grieven, ingesteld ten behoeve van de gemeenschap van de nalatenschap van de vader en niet ten behoeve van zichzelf.
3.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 4.2 (formele verweren) onder meer overwogen dat iedere deelgenoot bevoegd is een rechtsvordering in te stellen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap en heeft [Y] ontvankelijk geacht in haar vorderingen. Tegen die overweging richt zich de eerste grief van [X] c.s. in incidenteel appel. Vanwege het verstrekkende gevolg van die grief, zal het hof deze als eerste bespreken.
3.3.
Artikel 3:170 BW behelst als hoofdregel dat het beheer van een gemeenschap, waaronder het instellen van rechtsvorderingen, door de deelgenoten tezamen geschiedt. Artikel 3:171 BW biedt de mogelijkheid dat een deelgenoot op eigen naam een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Deze bepaling ziet echter enkel op vorderingen tegen derden, niet op rechtsvorderingen tegen een andere deelgenoot. Dergelijke vorderingen kunnen op de voet van 3:184 en 185 BW bij de verdeling van de gemeenschap aan de orde komen. Dat betekent dat voor zover [Y] ten behoeve van de gemeenschap vorderingen instelt tegen [X] , zij in die vorderingen niet-ontvankelijk zal worden verklaard. In dat geval wordt ingevolge het bepaalde in artikel 3:170 BW van haar vereist dat zij optreedt voor de gezamenlijke erfgenamen, doch dat heeft zij in dit hoger beroep niet gesteld, noch is het hof daarvan gebleken.
3.4.
De dochters van [X] zijn geen erfgenamen van de vader en kunnen derhalve niet als deelgenoot in de zin van artikel 3:171 worden beschouwd. Dat betekent echter niet dat [Y] in haar vorderingen jegens de dochters van [X] wel ontvankelijk is, omdat de hoofdregel van artikel 3:170 BW bepaalt dat het beheer van de gemeenschap, waaronder het instellen van rechtsvorderingen, geschiedt door de deelgenoten gezamenlijk. [X] heeft zich blijkens de memorie van antwoord – zo kan niet anders worden uitgelegd - in ieder geval als een der deelgenoten uitdrukkelijk verzet tegen de door [Y] ook ten behoeve van hem ingestelde vorderingen tegen zijn dochters. Die omstandigheid maakt dat [Y] ook in haar vorderingen jegens de dochters van [X] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.5.
Maar ook indien het ervoor gehouden dient te worden dat [Y] wel ontvankelijk is in haar vorderingen jegens de dochters van [X] omdat zij geen erfgenamen van de vader zijn en derhalve als derden in de zin van artikel 3:171 kunnen worden beschouwd, heeft [Y] geen succes met de vorderingen die zij namens de gemeenschap jegens de dochters van [X] heeft ingediend gelet op het navolgde. De dochters van [X] hebben er terecht op gewezen dat de vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst die [Y] namens de gemeenschap nastreeft en die gebaseerd is op dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden, is verjaard, zodat de vorderingen uit dezen hoofde en daarop voortbouwende vorderingen, niet kunnen worden toegewezen.
Het hof wijst in dit verband op de omstandigheid dat het rapport van LTO Vastgoed van 11 augustus 2010 – waaruit zou blijken van de benadeling - aan [Y] is verzonden bij aanbiedingsbrief van 18 augustus 2010, en dat [Y] niet voldoende heeft betwist dat zij in ieder geval in die week kennis moet hebben genomen van de inhoud van dat rapport en aldus van de veronderstelde benadeling van de gemeenschap. [X] c.s. hebben in dit verband een e-mail van [Y] van 22 augustus 2010 overgelegd waarin [Y] bij haar moeder ook melding maakt van een onafhankelijk taxatierapport waaruit blijkt van de (gestelde) financiële benadeling. Deze e-mail gaat vergezeld van een handgeschreven aantekening van de moeder van [Y] waarin deze aangeeft de e-mail van [Y] te hebben ontvangen op 22 augustus 2010. Hoewel er ook een e-mail voorligt van [Y] met dezelfde inhoud, ook aan haar moeder gericht en gedateerd 22 september 2010, gaat het hof er onder deze omstandigheden van uit dat [Y] in ieder geval kort na 18 augustus 2010 kennis heeft genomen van de relevante gegevens uit het LTO rapport, waarop in ieder geval en los van andere gestelde omstandigheden, de verjaringstermijn van drie jaren een aanvang heeft genomen.
Nu niet is gebleken van een tijdige stuitingshandeling jegens de dochters van [X] binnen de geldende termijn – de gestelde vertegenwoordiging door [X] van zijn dochter is geenszins onderbouwd en de eerste stuitingshandeling die de dochters kan hebben bereikt zou een aangetekende brief van 7 september 2013 kunnen zijn geweest – dient de slotsom te zijn dat de vordering van [Y] jegens de dochters van [X] , voor zover gebaseerd op vernietiging op grond van dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden, niet voor toewijzing in aanmerking komt. De vordering die [Y] op deze gronden heeft ingesteld tegen de dochters van [X] , en de daarop voortbouwende vorderingen van [Y] , opgenomen in haar petitum onder II, III, V, VI, VII, VIII, IX, XII en XIII dienen alle te worden afgewezen.
Bij deze stand van zaken komt ook de vordering jegens de dochters van [X] , gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, niet voor toewijzing in aanmerking.
3.6.
[Y] heeft jegens [X] c.s. in XIV en XV een vordering ingesteld op grond van onrechtmatige daad jegens haarzelf gepleegd. Die vordering dient te worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De toelichting in de memorie van grieven onder het kopje ‘onrechtmatige daad’ heeft uitsluitend betrekking op de wijze waarop [X] de vader aan het eind van zijn leven heeft bijgestaan bij de verkoop van percelen grond aan de dochters van [X] . De onderbouwing van [Y] ziet op een onrechtmatige daad jegens de gemeenschap gepleegd. Zoals in het voorgaande is overwogen, kan zij in haar vordering namens de gemeenschap, voor zover gericht tegen [X] , niet worden ontvangen.
Overigens heeft [Y] ten aanzien van de vordering, voor zover deze namens haar dan wel de gemeenschap is ingesteld jegens de dochters van [X] , onvoldoende gesteld om daar – buiten de gestelde vorderingen op grond van dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden - een aanspraak op grond van onrechtmatig handelen van deze dochters jegens de gemeenschap dan wel jegens [Y] zelf op te kunnen baseren.
3.7.
De conclusie van het voorgaande is dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat [Y] in principaal appel niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen.
3.8.
Het voorgaande betekent dat de tweede grief in incidenteel appel geen bespreking meer behoeft. Datzelfde lot treft de door [Y] ingestelde vordering ex artikel 843a lid 1 Rv.
3.9.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover de rechtbank het gevorderde heeft afgewezen. De proceskostenveroordeling blijft in stand. De proceskosten van het hoger beroep bedragen € 1.273,50 aan advocaatkosten en € 1.615,-- aan verschotten.
4. Beslissing
Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij het gevorderde is afgewezen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart [Y] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt [Y] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 1.615,- aan verschotten en € 1.273,50 voor salaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, A.R. Sturhoofd en H.A. van den Berg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 september 2016.