NJB 2017/491
Medeplichtigheid aan hennepteelt: voor een bewezenverklaring dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest tot het plegen van een misdrijf is niet alleen vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid of het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48 Sr, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf
HR 14-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:226
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 februari 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
14/06168
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:226, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:58, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑08‑2016
- Wetingang
(art. 48 Sr)
Essentie
Medeplichtigheid aan hennepteelt: voor een bewezenverklaring dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest tot het plegen van een misdrijf is niet alleen vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid of het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48 Sr, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld vanwege – kort gezegd – (feit 1 subsidiair) medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B Opiumwet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.