Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 214 Reikwijdte van het groepstoezicht
Geldend
Geldend vanaf 09-12-2011
- Bronpublicatie:
16-11-2011, PbEU 2011, L 326 (uitgifte: 08-12-2011, regelingnummer: 2011/89/EU)
- Inwerkingtreding
09-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2011, PbEU 2011, L 326 (uitgifte: 08-12-2011, regelingnummer: 2011/89/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitoefening van het groepstoezicht overeenkomstig artikel 213 betekent niet dat de toezichthoudende autoriteiten een toezichtfunctie moeten uitoefenen ten aanzien van de verzekeringsonderneming van een derde land, de herverzekeringsonderneming van een derde land, de verzekeringsholding, de gemengde financiële holding of de gemengde verzekeringsholding als zodanig, onverminderd artikel 257 wat verzekeringsholdings of gemengde financiele[lees: financiële] holdings betreft.
2.
De groepstoezichthouder kan per geval besluiten om bij het in artikel 213 bedoelde groepstoezicht een onderneming niet in aanmerking te nemen, indien
- a)
de onderneming gevestigd is in een derde land waar er juridische belemmeringen bestaan voor het doorgeven van de benodigde informatie, onverminderd het bepaalde in artikel 229;
- b)
de bij het toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doeleinden van groepstoezicht van te verwaarlozen betekenis is; of
- c)
het in aanmerking nemen van de onderneming in het licht van de doeleinden van het groepstoezicht misplaatst of misleidend zou zijn.
Indien evenwel op grond van de eerste alinea, onder b), verscheidene ondernemingen van dezelfde groep individueel genomen buiten beschouwing mogen worden gelaten, moeten deze toch in aanmerking worden genomen indien zij gezamenlijk van niet te verwaarlozen betekenis zijn.
Indien de groepstoezichthouder in de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen van mening is dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet bij het groepstoezicht in aanmerking moet worden genomen, raadpleegt hij de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten alvorens een besluit te nemen.
Indien de groepstoezichthouder in een van de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen besluit om een verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet bij het groepstoezicht in aanmerking te nemen, mogen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat waar deze onderneming is gevestigd, de onderneming die aan het hoofd van de groep staat verzoeken alle informatie te verstrekken die het toezicht op de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming kan vergemakkelijken.