HR, 27-08-2013, nr. 12/04183
ECLI:NL:HR:2013:489
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-08-2013
- Zaaknummer
12/04183
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:489, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑08‑2013; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2012:BX4253, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:534, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:534, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑06‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:489, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑08‑2013
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
27 augustus 2013
Strafkamer
nr. S 12/04183
SR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 augustus 2012, nummer 24/000842-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2013.
Conclusie 25‑06‑2013
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 12/04183 Zitting: 25 juni 2013 | Mr. Vegter Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 augustus 2012. Er is tijdig een schriftuur houdende drie middelen van cassatie ingekomen.
2. Het eerste middel, dat niet veel meer inhoudt dan een herhaling van hetgeen in feitelijke aanleg is aangevoerd, is evident kansloos. Het Hof heeft op toereikende en niet onbegrijpelijke wijze uiteengezet dat en waarom het van oordeel is dat sprake is geweest van voorbedachte raad, terwijl ook uit de gebezigde bewijsmiddelen de voorbedachte raad zonder meer kan worden afgeleid.
3. Het tweede middel is evident kansloos, omdat het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen 1, 9 en 10 het voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van de hond heeft kunnen afleiden. Door midden in de nacht een caravan in brand te steken, waarvan niet kan worden uitgesloten dat er zich mensen in zouden ophouden, heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die mensen mogelijk een huisdier (in casu een hond) bij zich zouden hebben.
4. Het derde middel is evident kansloos, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 juli 2011 blijkt dat de raadsman van de verdachte, nadat de raadsman van de benadeelde partij aldaar de gevorderde kosten voor rechtsbijstand had verminderd, heeft medegedeeld geen bezwaar tegen de gevorderde kosten voor rechtsbijstand (meer) te hebben. Dat het Hof de (aangepaste) gevorderde kosten voor rechtsbijstand geheel heeft toegewezen wekt dan ook op geen enkele wijze verbazing.
5. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep in cassatie, nu de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG