NJB 2022/1441:Inbreng grond in commanditaire vennootschap. Echtgenoten zijn een commanditaire vennootschap aangegaan met elkaar en met de moeder van de vrouw als stille vennoot. Volgens een onderhandse akte heeft de moeder ‘grond ingebracht’. Na echtscheiding moet de vennootschap verdeeld worden. De grond is in waarde gestegen. Heeft de man recht op een aandeel in de waardestijging? Hoge Raad: 1. Bewijskracht onderhandse akte. Het hof heeft eerst beoordeeld of de akte een verklaring van een partij bevat omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen. Hierbij komt het aan op (uitleg van) alleen de akte zelf. Hiervan moet worden onderscheiden de vraag of de overeenkomst die is belichaamd in de akte, aldus moet worden uitgelegd dat de man meedeelt in de waardestijging van het perceel. Daarbij komt het aan op een uitleg aan de hand van de Haviltex-maatstaf. 2. Economische eigendom. Met het begrip economische eigendom wordt gedoeld op het bestaan van een aantal verbintenisrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot een goed, die niet in alle gevallen dezelfde inhoud behoeven te hebben. 3. Crediteringsbeding. Een crediteringsbeding kan erop wijzen dat een waardevermeerdering van het goed voor rekening van de vennootschap komt. Het hof heeft de door de man ingeroepen bepalingen uit de akte, gelezen in de context van de akte als geheel, niet kenbaar in zijn oordeelsvorming betrokken. Aldus is het hof hetzij uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij heeft het zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd.