De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.5:10.5 Samenvatting
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.5
10.5 Samenvatting
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375030:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
611. In dit hoofdstuk is getracht de functies van (verwijzingen naar) een goede procesorde als normatief begrip in beeld te brengen. Daartoe werden drie verschillende perspectieven gehanteerd. Ten eerste het instrumentele perspectief, waarbij werd bezien welke functie de verwijzing naar een goede procesorde heeft als middel in handen van wetgever, rechter en partijen om een bepaald doel te bereiken. Ten tweede het normatieve perspectief, waarbij de normatieve functies van de eisen van een goede procesorde, in het bijzonder ten opzichte van het wettelijke procesrecht, werden beschreven. Ten slotte werd onder de noemer van het 'systeemperspectief bezien welke functies de goede procesorde als normatief begrip heeft voor het functioneren van het procesrecht als juridisch systeem. In het navolgende worden de belangrijkste bevindingen per perspectief, in de zojuist genoemde volgorde, samengevat.
612. In handen van de regelgever blijkt een verwijzing naar de goede procesorde te fungeren om de rechter de ruimte te laten om in concrete gevallen, rekening houdend met alle omstandigheden van het specifieke geval, een passende beslissing te geven. Het onvermogen om te voorzien in een inhoudelijk sterk bepaalde regeling die in de veelheid aan mogelijke gevallen waarin zij zou moeten worden toegepast passend is, kan een reden voor de regelgever zijn om door verwijzing naar de goede procesorde de rechter die vrijheid te geven. Daarmee samenhangend bleek dat de verwijzingen naar een goede procesorde in de regelgeving ook kunnen dienen als een 'nooduitgang' in het geschreven recht. Wenst de regelgever ter oplossing van een procesrechtelijke kwestie wel inhoudelijk normatief richting te geven, maar is hij er niet zeker van dat de regeling die hij voor het gros van de gevallen juist acht, ook altijd passend is, dan kan hij aan de 'hoofdregel' een uitdrukkelijke bevoegdheid voor de rechter verbinden om daarvan, onder bijzonder, onvoorziene omstandigheden op grond van de eisen van een goede procesorde af te wijken.
In handen van de rechter blijkt de verwijzing naar de goede procesorde zowel als formele legitimatie voor beslissingen of buitenwettelijke regels te fungeren, als wel als inhoudelijk argument voor die beslissing. De formele legitimerende functie bestaat daarin, dat de verwijzing naar de goede procesorde kan dienen als buitenwettelijke rechtsgrond. Met de verwijzing geeft de rechter aan dat de door hem gegeven beslissing of geformuleerde regel is gegrond op ongeschreven procesrecht.
Betoogd werd dat een beroep op de goede procesorde ter inhoudelijke motivering van een beslissing of regel niet volstaat. Een verwijzing naar de goede procesorde levert immers geen argumenten op, maar veronderstelt argumenten, zo werd eerder al opgemerkt. Wil de rechter zijn beslissing controleerbaar en aanvaardbaar maken, dan doet hij er goed aan om aan te geven welke specifieke normatieve argumenten hij met de verwijzing naar de eisen van een goede procesorde op het oog heeft.
Door hun inhoudelijke onbepaaldheid lenen de eisen van een goede procesorde zich bij uitstek ervoor om door partijen als rechtsgrond te worden aangevoerd voor door hen gewenste processuele rechtsgevolgen waarvoor een wettelijke basis ontbreekt. Met een beroep op de goede procesorde kunnen partijen zelfs trachten de wettelijke regeling van het procesrecht 'open te breken'. Wil een partij daarin slagen, dan zal zij wel bijzondere omstandigheden moeten aanvoeren die rechtvaardigen dat de 'normaliter' toepasselijk te achten wettelijke bepaling buiten toepassing gelaten moet worden. De klacht dat een wettelijke regeling in het algemeen in strijd is met de eisen van een goede procesorde, en derhalve onverbindend of ongeldig, ketst echter af op het verbod van art. 120 Grondwet op toetsing van formele wetten aan de Grondwet, zoals dit verbod wordt uitgelegd door de Hoge Raad.
613. Processuele bevoegdheden mogen niet worden uitgeoefend in strijd met de eisen van een goede procesorde. Afwezigheid van strijdigheid met de eisen van een goede procesorde kan dan ook worden beschouwd als een voorwaarde voor een geslaagde uitoefening van processuele bevoegdheden, ook als de wettelijke regeling van die bevoegdheden die voorwaarde niet stelt. Daarmee stellen de eisen van een goede procesorde grenzen aan de omvang van die bevoegdheden en bepalen zij tevens nader de inhoud daarvan. Daarnaast fungeren de eisen van een goede procesorde in de rechtspraak als bron van buitenwettelijke bevoegdheden, zowel voor rechter als voor partijen.
Bezien in verhouding tot het geschreven procesrecht, laten zich drie functies onderscheiden. Ten eerste wordt het geschreven recht aangevuld met algemene regels van procesrecht die de rechter in aanvulling op de wettelijke regeling geeft. Ten tweede blijken de eisen van een goede procesorde van belang te kunnen zijn voor het antwoord op de vraag hoe een voorschrift in het algemeen moet worden verstaan, of om de vraag hoe een voorschrift in een concreet geval moet worden toegepast of uitgelegd. Ten derde kunnen de eisen van een goede procesorde grenzen stellen aan de uitoefening van een in abstracto, op grond van het geschreven procesrecht bestaande bevoegdheid. Ook kunnen de eisen van een goede procesorde meebrengen dat een wettelijke regel, die naar zijn bewoordingen op een aan de rechter ter beoordeling voorgelegd geval van toepassing is, in het licht van de omstandigheden van dat geval buiten toepassing wordt gelaten. Bepalingen in procesreglementen die zich niet verdragen met de eisen van een goede procesorde zijn om die reden zelfs in het algemeen ongeldig.
614. De eisen van een goede procesorde blijken uitkomst te bieden waar het geschreven procesrecht tekortschiet. Dat het geschreven procesrecht tekortschiet, is onvermijdelijk, immers inherent aan het algemene en statische karakter van het in voorschriften gestolde recht. De eisen van een goede procesorde kunnen fungeren als grond voor procesrechtelijk 'maatwerk' door de rechter, als grond voor een afwijking van geschreven regels waar de rechter dat gezien de omstandigheden van het geval opportuun acht, alsook voor beslissingen en regels die zijn afgestemd op nieuwe behoeften en die aansluiten bij maatschappelijke veranderingen en gewijzigde rechtsovertuigingen. Met een beroep op de eisen van een goede procesorde kan tot op zekere hoogte worden voorkomen dat het procesrecht verstart en veroudert. Zo bleken de eisen van een goede procesorde een belangrijke rol te spelen in de zogenaamde deformaliseringsjurisprudentie, waarin tot uitdrukking kwam dat de gedachte dat het procesrecht in de eerste plaats dient tot de verwezenlijking van materieelrechtelijke aanspraken, meer dan voorheen op de voorgrond trad. Vanuit een andere optiek bezien, bleek een beroep op de eisen van een goede procesorde te fungeren als middel om partijen aan te zetten tot een 'verantwoordelijke procesvoering', dat wil zeggen een wijze van procederen die bijdraagt aan een voortvarende, efficiënte, effectieve en eerlijke procesgang.
Vele van de regels die de Hoge Raad in zijn rechtspraak met een beroep op de eisen van een goede procesorde gaf, zijn bij de herziening van de wettelijke regeling van het procesrecht in 2002 gecodificeerd.
Tegen het gebruik van de goede procesorde als normatief begrip kunnen echter ook de nodige bezwaren worden aangevoerd. Het voornaamste bezwaar is gelegen in de onvoorspelbaarheid die dit gebruik voor procespartijen met zich brengt. Die onvoorspelbaarheid verdraagt zich slecht met de aard van het procesrecht. Ten eerste zijn open normen als de goede procesorde niet geschikt om voor te schrijven in welke vorm een handeling moet worden verricht, wil zij rechtsgevolg hebben. Onduidelijkheid over die vormen, schept onzekerheid over de geldigheid van de processuele rechtshandeling. Het procesrecht bestaat nu juist in belangrijke mate uit dergelijke vormvoorschriften. Ten tweede zijn open normen niet geschikt om rechten te waarborgen. Gezien de conflictueuze verhouding waarin partijen tot elkaar staan, dient het procesrecht echter juist waarborgen te bieden. In een dergelijke situatie zijn harde, duidelijke regels nodig. Open normen leiden in een conflictueuze context alleen maar tot een uitbreiding van het geschil, namelijk met een geschil over de vraag wat die open norm in het concrete geval eist. Ten derde kan er op worden gewezen dat het procesrecht als recht dat in aanzienlijke mate van openbare orde is, weinig ruimte laat voor partijafspraken. Waar weinig ruimte wordt gelaten aan rechtssubjecten om te bepalen welk recht voor hen geldt, mag worden verwacht dat de wetgever duidelijk maakt hoe het geldende recht dan wel luidt. Daar komt bij dat het, ter voorkoming van rechterlijke willekeur, wenselijk is de uitoefening van bevoegdheden door de rechter aan strenge regels te binden, zeker gezien de grote gevolgen die de uitoefening van die bevoegdheden kan hebben voor de rechtspositie van partijen. Open normen zijn ook daarvoor niet geschikt. Men bedenke dat het gebruik van de goede procesorde als normatief begrip door de rechter ertoe kan leiden dat de rechter met de invulling van die norm, tevens de uitoefening van aan hem toegekende bevoegdheden normeert.
Gelet op deze bezwaren werd betoogd dat de rechter terughoudend dient te zijn met het stellen van beperkingen aan de uitoefening van processuele bevoegdheden van partijen uit hoofde van de goede procesorde. In het bijzonder moet hij ervoor waken dat hij een partij niet met een beroep op de eisen van een goede procesorde in de uitoefening van een bevoegdheid beperkt, indien die partij erop mocht vertrouwen dat zij die bevoegdheid (nog) op de door haar beoogde wijze zou kunnen uitoefenen.