V-N 2014/8.19
Hoge Raad moet volgens A-G met spoed aanvullende prejudiciële vragen stellen over Nederlandse f.e.-voorwaarden
HR (A-G) 16-01-2014, ECLI:NL:PHR:2014:2, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
16 januari 2014
- Zaaknummer
13/03330
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS182308:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2674, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:73, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:69, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2014
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel concludeert tot het stellen van aanvullende prejudiciële vragen. De A-G vraagt zich namelijk af of binnenlandse concerns met een tussengeplaatste buitenlandse tussenhoudster door het EU-recht fiscaal geprivilegieerd zouden moeten worden doordat zij wel gevoegd zouden kunnen worden met hun kleindochters, hetgeen voor geheel binnenlandse concerns niet mogelijk is.
Samenvatting
X bv houdt de aandelen in E bv via een Spaanse vennootschap. Verder houdt X bv de aandelen in F bv via twee Griekse vennootschappen. Eind 2008 verzoeken X bv, E bv en F bv om voor de VPB-heffing als een fiscale eenheid (f.e) te worden aangemerkt. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.