JWB 2011/356
Ondernemingsrecht
HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0505
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2011
- Zaaknummer
10/02015
- LJN
BQ0505
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ0505, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0505, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑05‑2010
- Wetingang
Art. 2:346 BW
Essentie
Ondernemingsrecht
Samenvatting
Casus
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.051.908 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2010.
Rechtsvraag
In deze procedure is de vraag aan de orde of een verzoeker tot een enquête (die niet zelfstandig bevoegd is om een dergelijk verzoek in te dienen) ontvankelijk is als zijn mede-verzoekster haar verzoek intrekt voordat de enquête is bevolen.
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. De ondernemingskamer heeft bij beschikking van 17 februari 2010 verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.