NJB 2023/2261:Rechtsgeldige betekenis van de dagvaarding op het BRP-adres hoewel het de verdachte op grond van een rechterlijk vonnis ten tijde van de betekening van de dagvaarding niet was toegestaan te verblijven op dat adres en contact te (laten) hebben met de op dat adres woonachtige personen (art 36e lid 1, aanhef en onder b.1°, en lid 2, aanhef en onder b, Sv). Wanneer sprake is van een dergelijk bijzonder geval, terwijl niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op andere wijze op de hoogte is gesteld of daadwerkelijk weet heeft van de zitting in hoger beroep, kan de rechter in hoger beroep echter niet uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De rechter moet dan, mede gelet op het in art. 6 lid 3 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de verdachte, onderzoeken – en van dat onderzoek blijk geven – of er reden is het onderzoek op de terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn.