RAV 2012/67
Immuniteit. Komt de VN immuniteit toe ongeacht de buitengewone ernst van de verwijten (fundamentele mensenrechtenschendingen) die aan de vorderingen tegen de Staat en de VN in verband met de val van de Srebrenica-enclave in 1995 ten grondslag liggen?
HR 13-04-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1999
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 april 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/04437
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- LJN
BW1999
- JCDI
JCDI:ADS911138:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BW1999, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑04‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BW1999, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑01‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑06‑2010
- Wetingang
Essentie
Bevoegdheid rechter. Immuniteit. Internationaal Gerechtshof. Mensenrechten. Verenigde Naties.
Komt de VN immuniteit toe ongeacht de buitengewone ernst van de verwijten (fundamentele mensenrechtenschendingen) die aan de vorderingen tegen de Staat en de VN in verband met de val van de Srebrenica-enclave in 1995 ten grondslag liggen?
Samenvatting
De Stichting c.s. hebben de Staat en de VN gedagvaard. Zij houden de Staat en de VN mede verantwoordelijk voor de val in 1995 van Srebenica (r.o. 3.2.1). De Staat heeft een afschrift doen toekomen van een brief van 17 augustus 2007 van de VN aan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.