NJB 2021/1722:Een ‘krachtens een wettelijk voorschrift gegeven bevel’, art. 184 lid 1 Sr: daarvan kan alleen sprake zijn als dit bevel is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschriften in overeenstemming met een opdat voorschrift berustende bevoegdheid. Bij een strafrechtelijke vervolging ter zake van art. 184 Sr moet de strafrechter onderzoeken of het in de tenlastelegging genoemde wettelijke voorschrift verbindend is en of het bevel rechtmatig is gegeven alsmede, als daarop verweer is gevoerd, van dat onderzoek doen blijken en gemotiveerd op dat verweer beslissen. Dat geldt niet alleen indien tegen het bevel een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open staat of heeft opengestaan en de verdachte van deze rechtsgang geen gebruik heeft gemaakt. Het geldt ook indien – zoals in casu – wel van die bestuursrechtelijke rechtsgang gebruik is gemaakt maar nog geen sprake is van een onherroepelijke uitspraak van de (hoogste) bestuursrechter. In casu kon het hof het verzoek (krachtens art. 331 lid 1 jo. 328 Sv) tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting (art. 281 lid1 Sv) totdat de bestuursrechter heeft beslist op het tegen het in de tenlastelegging genoemde gebiedsverbod gerichte beroep, afwijzen op de grond dat het hof in deze zaak zelfstandig kan oordelen over het aan de verdachte in de tenlastelegging gemaakte verwijt en het belang van een spoedige berechting prevaleert boven andere betrokken belangen