V-N 2017/34.20
A-G adviseert prejudiciële vragen in ingetrokken zaak niet in te trekken
HR (Parket) 20-06-2017, ECLI:NL:PHR:2017:504, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
20 juni 2017
- Zaaknummer
16/03954(bis)
17/02428
19/01141
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926716:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Belastingrecht algemeen (V)
Europees belastingrecht (V)
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1674, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:531, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:545, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1061, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:504, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑06‑2017
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel concludeert dat de Nederlandse rechtspraktijk behoefte heeft aan een antwoord op prejudiciële vragen in een ingetrokken zaak. De A-G verzoekt de Hoge Raad dan ook de vragen niet in te trekken.
Samenvatting
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld in de zaak van een Duitse UCITS (1 augustus 2016, nr. 12/29) en in de zaak van het ‘open-end’ beleggingsfonds uit het VK ‘X Fund’ (1 augustus 2016, nr. 15/6759). Op 3 maart 2017 heeft de Hoge Raad in deze beide zaken prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld (nrs. 16/03954 en 16/03955). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.