NJ 2020/428
Euthanasie op demente patiënt: cassatie in het belang der wet tegen beslissing rechtbank.
HR 21-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:712, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/04910 CW
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS243381:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Gezondheidsrecht / Medische ethiek
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:712, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:9, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1338, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
- Wetingang
Essentie
Euthanasie op demente patiënt: cassatie in het belang der wet tegen beslissing rechtbank.
HR zet uitgangspunten uiteen over de mogelijkheid voor een arts gevolg te geven aan een schriftelijk euthanasieverzoek van een patiënt die lijdt aan voortgeschreden dementie. Die uitgangspunten zien op (de uitleg van) het schriftelijke verzoek, de vaststelling van het ondraaglijk lijden, de raadpleging van onafhankelijke artsen en het rekening houden met irrationeel of onvoorspelbaar gedrag van patiënt bij de euthanasie. De strafrechter past een terughoudende opstelling bij de beoordeling van het medisch handelen van de arts. De rechtbank kon i.c. oordelen dat de arts zorgvuldig had ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.