Voor de beoordeling van de derde klacht is van belang dat in het arrest van het hof hier een voetnoot is geplaatst met de volgende inhoud: “P. 113: verklaring [betrokkene 5] 13 augustus 2011.” Voetnoot 1 van het arrest houdt het volgende in: “In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie bovenregionale Recherche Zuid-Nederland en politie recherche vreemdelingenpolitie, proces-verbaalnummer 2010070502. afgesloten d.d. 27 oktober 2011. in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende aan algemeen dossier, persoonsdossiers, zaaksdossiers. BOB-dossier, RHV-dossier, beslagdossier en getuigendossier, met als bijlagen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en/of andere geschriften, voorzien van de doorlopend genummerde pagina’s 1 tot en met 9235.
HR, 22-11-2022, nr. 21/00858
ECLI:NL:HR:2022:1712
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-11-2022
- Zaaknummer
21/00858
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1712, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:897
ECLI:NL:PHR:2022:897, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1712
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen mensenhandel (meermalen gepleegd) door mensen afkomstig uit Aruba te begeleiden, te huisvesten, onder controle te houden en te laten meewerken aan plegen van strafbare feiten, art. 273f Sr. 1. Is voor vraag of sprake is van mensenhandel relevant of aangevers precies wisten dat zij als katvanger gingen fungeren? 2. Was verdachte zich bewust van “uitbuiting” of “uitbuitingssituatie” waarin aangevers zich bevonden? 3. Bewijs medeplegen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/00665.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00858
Datum 22 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 februari 2021, nummer 20-000827-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben S. van den Akker, R.J. Baumgardt en P. van Dongen, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2022.
Conclusie 04‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen van mensenhandel ex art. 273f.1.4 Sr. Uitbuiting van een drietal Arubanen als katvangers bij o.a. het afsluiten van telefoonabonnementen. Middel met een rechtsklacht tegen de overweging van het hof “dat voor de vraag of sprake is van mensenhandel, het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren” en klachten over de bewijsvoering van de wetenschap van uitbuiting en over het medeplegen. Strekt tot verwerping. Samenhang met 21/00665.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/00858
Zitting 4 oktober 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 15 februari 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 primair, 2 primair en 3 primair telkens "medeplegen van mensenhandel” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en 94 dagen, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest nader is omschreven.
Er bestaat samenhang met de zaak tegen [mededader] , nr. 21/00665, waarin ik vandaag ook zal concluderen. De cassatieberoepen in de samenhangende zaken tegen [betrokkene 1] , nr. 21/00609 en [betrokkene 2] , nr. 21/00707 zijn inmiddels ingetrokken.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
4. Het middel klaagt over drie aspecten van de bewijsvoering. De eerste klacht betreft een rechtsklacht tegen de overweging van het hof “dat voor de vraag of sprake is van mensenhandel, het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren”. De tweede klacht betreft de motivering dat de verdachte zich bewust was van de “uitbuiting” of “uitbuitingssituatie” waarin de aangevers zich bevonden. De derde klacht komt op tegen de bewijsvoering van het medeplegen. Voorafgaand aan de bespreking van deze klachten geef ik voor een goed begrip van de zaak de bewezenverklaring weer.
De bewezenverklaring
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in de periode van 1 november 2008 tot en met 16 juli 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen [aangever 1] , door feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 1] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van de bankpassen en
- de afgifte van laptops
bestaande die feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd dat zij ( [aangever 1] ) in Nederland en/of België veel geld kon verdienen en
- die [aangever 1] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 1] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en vervolgens die [aangever 1] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 1] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 1] de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 1] in het begin van de periode in Nederland wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 1] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 1] in een door de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 1] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 1] en
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- in het bijzijn van die [aangever 1] een andere persoon (anders dan die [aangever 1] ) heeft/hebben geslagen.
2.
hij, meermalen, in de periode van 1 mei 2010 tot en met 26 oktober 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 2] , door feitelijkheden en door bedreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 2] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van bankpassen,
bestaande die feitelijkheden en bedreiging met geweld en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- die [aangever 2] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 2] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 2] in een meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 2] in een door de verdachte en zijn medeverdachten gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 2] hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling
en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 2] en
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd dat ze ( [aangever 2] ) een kind heeft en toch niet wilde dat er iets mee zou gebeuren en dat zij ( [aangever 2] ) geen rare dingen moest doen omdat ze (verdachte en zijn medeverdachten) een kopie van haar paspoort hadden en dat zij (verdachte en zijn medeverdachten) daar veel dingen mee konden doen, en
- die [aangever 2] hardhandig heeft/hebben vastgepakt en geknepen.
3.
hij, meermalen, in de periode van 1 mei 2010 tot en met 23 januari 2011 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 3] , door feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 3] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van de bankpassen
bestaande die feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 3] heeft/hebben gezegd dat zij ( [aangever 3] ) in Nederland en/of België (veel) geld kon verdienen en
- die [aangever 3] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 3] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en (vervolgens) die [aangever 3] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 3] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 3] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 3] in het begin (van de periode in Nederland) wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 3] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 3] in een door de verdachte en zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 3] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 3] en
- tegen die [aangever 3] heeft/hebben gezegd meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en (vervolgens) de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- die [aangever 3] heeft/hebben geslagen en gebeten en in het bijzijn van die [aangever 3] een andere persoon (anders dan die [aangever 3] ) heeft/hebben geslagen.”
De eerste klacht
6. Deze klacht komt op tegen de overweging van het hof “dat voor de bewezenverklaring van mensenhandel, het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren”. Volgens het hof is namelijk “uitgangspunt [...] dat als sprake is van een dwangmiddel – wat in deze zaak het geval is – het niet van belang is of het slachtoffer al dan niet instemt met het verrichten van de arbeid of dienst waartoe hij door dat dwangmiddel wordt bewogen of waarvoor hij zich door dat dwangmiddel beschikbaar stelt”. Aangevoerd wordt dat degene die zich vrijwillig voor de dienst beschikbaar heeft gesteld niet door dwang daartoe wordt bewogen.
7. In zijn bestreden arrest heeft het hof onder het kopje “3.4 Algemene overwegingen betreffende mensenhandel (dwangmiddelen en diensten)” ten aanzien van de wetenschap van de aangevers/aangeefsters het volgende overwogen:
“Uit de verklaringen hierna blijkt dat de Arubanen een grote som geld in het vooruitzicht werd gesteld, al dan niet rechtstreeks door verdachte of zijn medeverdachten. Anderen hebben verklaard dat zij benaderd zijn om in Nederland te komen werken. Verdachte of zijn medeverdachten hebben hun echter nooit een dergelijke som uitbetaald en nergens blijkt dat zij dat ook van plan zijn geweest. Evenmin hebben de Arubanen een (serieuze) baan gekregen, hetgeen hen wel is toegezegd. Zij zijn veelal met schulden blijven zitten. De Arubanen zijn dus door verdachte en zijn medeverdachten misleid om de voornoemde praktijken voort te kunnen zetten en vervolgens gebruikt om aan panden gekoppeld te kunnen worden en andere werkzaamheden ten gunste van hen te verrichten.
De Arubanen zijn daarmee door misleiding overgehaald zich beschikbaar te stellen voor het op naam zetten van panden, waarvan verdachte en zijn medeverdachten het voordeel zouden gaan genieten. Het feit dat het ten aanzien van deze aangevers niet zover is gekomen, doet aan de intentie niet af. Tevens zijn zij overgehaald ten gunste van de verdachten andere overeenkomsten aan te gaan, zoals het openen van bankrekeningen en het afsluiten van telefoonabonnementen. Voor de verdachten hebben zij zich ook uitgeschreven uit het bevolkingsbureau op Aruba en zich ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie in Nederland.
Zij zijn – kort samengevat – door misleiding ertoe bewogen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van diensten en bewogen tot het verrichten van die diensten, overeenkomstig artikel 273f Sr.
(…)
De verdediging heeft de nadruk gelegd op de houding van de Arubanen. Zij zouden zich met de dollartekens in de ogen naar Nederland hebben laten halen, wisten van te voren dat het om foute praktijken (rondom panden) zou gaan en zijn pas gaan klagen en zich slachtoffer gaan voelen, toen hun verwachtingen niet uitkwamen, aldus de verdediging. Zij zouden vervolgens getracht hebben hun wetenschap omtrent de reden van hun komst te verhullen. Dat brengt volgens de verdediging mee dat geen sprake van dwang of van uitbuiting is geweest, zeker gelet op de uitleg die de Hoge Raad recentelijk heeft gegeven van artikel 273f, eerste lid, onder 4 Sr. Uitbuiting geldt inmiddels als impliciet bestanddeel van dit onderdeel van artikel 273f Sr.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van mensenhandel, het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren. Het uitgangspunt is namelijk dat als sprake is van een dwangmiddel – wat in deze zaak het geval is – het niet van belang is of het slachtoffer al dan niet instemt met het verrichten van de arbeid of dienst waartoe hij door dat dwangmiddel wordt bewogen of waarvoor hij zich door dat dwangmiddel beschikbaar stelt. De arbeid of dienst kan zowel een legaal karakter hebben, bijvoorbeeld aspergesteken of prostitutie, als een illegaal karakter, bijvoorbeeld drugssmokkel, dat maakt voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van uitbuiting niet uit. De wetenschap daaromtrent van de slachtoffers speelt dan geen rol.
Dat betekent dat het hof alleen al om die reden voorbijgaat aan het verweer op dit punt. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat de aangevers in alle opzichten overzagen wat hun te wachten stond of geprobeerd hebben de reden van hun komst naar Nederland te verhullen. Zo heeft bijvoorbeeld aangeefster [aangever 1] van meet af aan verklaard dat zij gekomen was om huizen op haar naam te zetten. De aangevers die verklaard hebben voor werk te zijn gekomen, zijn daar (over het algemeen) ook in latere verklaringen bij gebleven.”
8. De klacht is gebaseerd op de veronderstelling dat in deze zaak geen sprake is van dwang. Het hof heeft in zijn arrest onder 3.5 tot en met 3.7 per aangever evenwel uitvoerig gemotiveerd waarom het tot een ander oordeel komt.
9. Ter illustratie geef ik hierna de overwegingen weer met betrekking tot aangever [aangever 1] :
“3.5 Feit 1: [aangever 1]
3.5.1
Is er sprake van uitbuiting?
[aangever 1] heeft gedurende een periode van ongeveer 20 maanden verschillende werkzaamheden voor verdachten verricht, te weten het in- en uitschrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie, het openen van bankrekeningen, het afgeven van bankpassen, het aangaan van een schuld door ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten zes telefoonabonnementen af te sluiten, het afgeven van de mobiele telefoons en bijbehorende simkaarten, het kopen van laptops en het vervolgens afgeven van die laptops.
[aangever 1] heeft door voornoemde werkzaamheden schulden gekregen. Zij is gedurende de voornoemde periode op verschillende plaatsen gehuisvest, waarbij zij in haar bewegingsvrijheid werd beperkt.
Voor wat betreft het economisch voordeel dat werd behaald door verdachte en zijn medeverdachten, verwijst het hof naar hetgeen hij reeds onder paragraaf 3.3 heeft overwogen.
Aldus is het hof, gelet op de aard en duur van de tewerkstelling, de beperking die zij voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat wordt behaald, van oordeel dat sprake is van uitbuiting.
3.5.2
Dwangmiddelen en diensten
[aangever 1] heeft verklaard dat zij naar Nederland was gekomen om panden op haar naam te zetten. Haar was in november/december 2008 verteld door [betrokkene 3] [het hof begrijpt: (voormalig) medeverdachte [betrokkene 3]] dat zij daarvoor € 35.000,00 zou krijgen. [betrokkene 3] vertelde haar dat ze een kamer zouden krijgen in Nederland en € 235,00 zakgeld per week om van te leven. Ze hoefde niet te werken. Het enige wat zij daarvoor moest regelen was dat zij zich moest uitschrijven uit Aruba. Zij heeft haar uitschrijfbewijs aan [betrokkene 5] moeten afgeven. Voorts moest zij haar Nederlandse paspoort afgeven aan [betrokkene 3] . Ook moest zij voor een periode van zes maanden ter beschikking blijven van bepaalde mensen, die haar nodig hadden om rekeningen te openen. De vliegreis zou ook geregeld worden; zij hoefde daar niets voor te betalen. In Nederland zou de grote baas, [betrokkene 1] [het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 1] ], alles regelen. Op 1 april 2009 is zij vervolgens naar Nederland gekomen. Daar werd zij opgewacht door medeverdachte [betrokkene 5] en een andere man. Zij werd door hen naar een hotel in Maaseik gebracht. Bij aankomst in het hotel werd zij opgewacht door [betrokkene 1] en [mededader] .
[aangever 1] heeft verklaard dat zij de eerste zes weken wekelijks de afgesproken € 235,00 van [betrokkene 1] of [betrokkene 5] ontving, maar dat zij daarna steeds minder kreeg. Zij heeft schulden overgehouden.
Over de omstandigheden van haar verblijf heeft [aangever 1] verder nog verklaard dat zij ongeveer zes maanden in het hotel verbleef. Ze deelde een kamer met een andere vrouw. Zij was vrij om het hotel te verlaten, maar van [betrokkene 5] , die fungeerde als vast aanspreekpunt, moest zij dat wel aangeven. Alle afspraken liepen via hem. [betrokkene 5] gaf ook aan wanneer zij weer terug moest zijn. In de weekenden mocht zij verder en langer wegblijven maar zij moest op de maandagen altijd terug zijn. [betrokkene 1] kwam in de weekenden en heeft haar een telefoon gegeven die zij niet uit mocht zetten. De sfeer was zo dat zij hen niet tegen durfde te spreken. Ook heeft zij beschreven dat zij bang was en er getuige van was dat er geweld werd gebruikt door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Vanuit het hotel is zij naar een woning in België gebracht met nog negen anderen. De woning had niet genoeg slaapkamers, omdat er te veel personen in verbleven. [aangever 1] wilde daar niet verblijven, maar had geen geld of beltegoed om iets anders te regelen.
Daarna werd zij ondergebracht in een appartement in Brussel, waar zij € 100,00 per week ontving, en vervolgens naar weer een ander huis in België. De omstandigheden in dat huis waren volgens [aangever 1] slecht: ze had geen privacy en moest in een kelder slapen zonder licht, raam of verwarming. Toen zij weer geld kreeg van [betrokkene 5] , is zij weggegaan naar een nicht in Amsterdam.
Ze beschrijft in haar verklaring dat zij buiten deze nicht en een achternicht verder niemand kende in Nederland. Ze was ook niet eerder in Nederland geweest. Ze was afhankelijk van [betrokkene 1] en op aandringen van [betrokkene 1] is zij weer naar Antwerpen gereisd. De verdachte heeft haar vervolgens in Antwerpen ondergebracht in een huis. Zij werd – kort samengevat – wanhopig, waarna [betrokkene 1] haar met een andere vrouw heeft ondergebracht in een appartement, maar de situatie werd niet beter. De leefomstandigheden waren slecht en zij had geen geld. [aangever 1] is uiteindelijk door een achternicht opgehaald.
[aangever 1] is door onder meer door [betrokkene 5] naar banken en door [verdachte] naar telefoonwinkels vervoerd. [aangever 1] is ook onder begeleiding naar een gemeente-instelling gebracht om zich aldaar in te schrijven.
Voorts heeft [aangever 1] verklaard dat zij met eigen ogen heeft gezien dat [betrokkene 1] en zijn oom [het hof begrijpt: [betrokkene 2]] mensen met grof geweld lichamelijk hebben mishandeld. Zij heeft met eigen ogen gezien dat zij mensen, waaronder [betrokkene 9] , bont en blauw hebben geslagen. Zij heeft de hele nacht niet kunnen slapen van angst.
Behalve de hiervoor beschreven diensten in de vorm van bankrekeningen openen en het zich beschikbaar stellen voor het op naam zetten van huizen, heeft [aangever 1] meer diensten verricht voor verdachte en zijn medeverdachten, voornamelijk in de vorm van het afsluiten van telefoonabonnementen. Het hof zal het bewijs hierna kort weergeven.
[aangever 1] heeft zich uitgeschreven op Aruba en zich per 9 april 2009 ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie op een adres in Waalwijk. [aangever 1] is op 1 april 2009 met vluchtnummer [001] naar Nederland gevlogen.
[aangever 1] heeft naast het openen van bankrekeningen en het afgeven van bankpassen zoals hiervoor is beschreven, zes telefoonabonnementen moeten afsluiten voor verdachte en zijn medeverdachten. Deze abonnementen werden op dezelfde dag afgesloten en de bijbehorende telefoons heeft zij moeten afgegeven aan de neef van [betrokkene 1] [het hof begrijpt: de neef van [betrokkene 1] , [verdachte]], Dit volgt uit haar verklaring en er is bewijs in de vorm van informatie van het BKR Ook heeft zij verklaard laptops voor [betrokkene 1] te hebben gekocht die zij aan hem heeft afgegeven.
Met betrekking tot [betrokkene 2] heeft [aangever 1] verklaard dat zij door de oom van [betrokkene 1] [het hof: begrijpt [betrokkene 2]], samen met [mededader] , in Olen (België) opgehaald. [aangever 1] heeft ook een foto van [betrokkene 2] aangewezen. Zij verklaart dat zij in hun auto werd meegenomen naar Tilburg en in eerste instantie niet wist waarom zij mee moest. Pas later in Tilburg vertelden zij [aangever 1] wat de bedoeling was. [aangever 1] verklaart dat zij samen met de oom van [betrokkene 1] naar een kleine winkel ging waar televisies, telefoons en computers verkocht werden. [aangever 1] verklaart dat de oom van [betrokkene 1] haar twee laptops computers aanwees die zij moest kopen. Tevens verklaart [aangever 1] dat zij - voordat ze de winkel binnen gingen - van de oom van [betrokkene 1] haar bankpas gekregen had, waarmee ze de laptops moest afrekenen door te pinnen bij de kassa. Na de koop moest zij de laptops en de pinpas aan de oom van [betrokkene 1] afgeven, hetgeen zij ook heeft gedaan. [aangever 1] verklaart tevens dat over de oom van [betrokkene 1] wordt verteld dat hij vaker een wapen bij zich draagt en dat zij dat zelf ook heeft gezien. Zij brengt naar voren dat hij zeer agressief kan zijn, erger dan [betrokkene 1] , en dat zij zeer bang voor hem is. Over [betrokkene 2] verklaart zij voorts dat hij degene was die ervoor zorgde dat alles gebeurde zoals [betrokkene 1] dat had besloten.
Op 18 september 2009 zijn [betrokkene 2] en [betrokkene 1] aangehouden. In een tas die aan [betrokkene 1] toebehoorde is een bankpasje van de ABN-AMRO bank met rekeningnummer: [002] op naam van [aangever 1] aangetroffen en een handgeschreven briefje waarop aan de voorzijde onder andere de tekst staat: ‘ [aangever 1] bruto 2980,68 ABN- [002] net 1886,58’. Tevens werd aangetroffen een handgeschreven briefje met diverse namen van personen, banknamen en cijfers. Een van deze namen is: [aangever 1] = [code 1] ABN ING. Door de ABN-AMRO bank werden de navolgende identificerende gegevens verstrekt. Op naam van [aangever 1] was een betaalrekening met nummer [003] afgesloten. In de woning yan de ouders van [betrokkene 1] in [plaats] werd een kopie aangetroffen van het paspoort van aangever [aangever 1] .
[verdachte] heeft verklaard dat hij een vrouw genaamd [aangever 1] in een woning in Olen in België heeft ontmoet. Hij is op verzoek van zijn oom [het hof begrijpt: [betrokkene 1]] met haar naar telefoonwinkels gereden. Verder verklaart hij dat door [aangever 1] met een bankpas € 0,01 werd gepind. Op 16 maart 2011 werd [aangever 1] aanvullend gehoord. Tijdens dit verhoor overhandigde zij rekeningafschriften van de ING-bank, voorzien van rekeningnummer [004] , over de periode 30 juli 2010 tot 1 november 2010. Uit deze bankmutaties bleek dat op 22 februari 2010, vijf (5) transacties hadden plaatsgevonden bij, KPN Hl, KPN Telecom, Vodafone, T-Mobile en Telfort. Bij deze transacties werd ten behoeve van elke provider € 0,01 van deze rekening afgeschreven. [verdachte] verklaart dat hij de gekochte telefoons en de papieren die daarbij waren aan zijn oom [betrokkene 1] [heeft] gegeven. Hij verklaart dat hij ook de bankpas aan hem heeft gegeven. Hij verklaarde dat de pincode [code 1] of [code 2] was.
[betrokkene 5] heeft verklaard dat hij [aangever 1] van Schiphol heeft opgehaald op 1 april 2019.1.Tevens heeft hij verklaard dat hij afspraken heeft geregeld met [aangever 1] en makelaars. Ook heeft hij verklaard dat hij administratieve bescheiden, waaronder loonstroken die hij aangeleverd kreeg via e-mail van [betrokkene 1] , uitprintte. [betrokkene 5] heeft verder verklaard dat [mededader] de rechterhand was van [betrokkene 1] en alles voor hem deed, in het bijzonder het op en neer rijden van de verschillende personen.
[aangever 1] verklaart over [mededader] dat hij altijd samen was met [betrokkene 1] [het hof begrijpt: [betrokkene 1]]. [mededader] zelf heeft verklaard dat hij zo’n beetje de chauffeur was van [betrokkene 1] .
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij [aangever 1] kent. Hij herkent zichzelf en [aangever 1] ook samen op een foto.
[betrokkene 3] heeft verklaard dat [betrokkene 1] de grote baas was. [betrokkene 3] heeft verder verklaard dat hij € 5.000,00 zou krijgen voor elke persoon die door zijn bemiddeling naar Nederland reisde.
[betrokkene 10] heeft over de verschillende rollen van de verdachten verklaard dat [betrokkene 1] de baas is. [mededader] en de oom van [betrokkene 1] werken voor [betrokkene 1] . De rol van [mededader] en de oom van [betrokkene 1] was het brengen van de mensen naar de banken, het kijken naar woningen en inschrijven in gemeentes en het kopen van artikelen op naam van anderen, waaronder op die van hem en van de aangevers. De rol van [betrokkene 1] was dat hij de baas was; hij gaf de opdrachten en hij ging nooit mee.
3.5.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande alsmede gelet op hetgeen het hof heeft overwogen onder paragraaf 3.4, is het hof van oordeel dat [aangever 1] door verdachte en zijn medeverdachten door dwangmiddelen – te weten door feitelijkheden, misleiding en misbruik van haar kwetsbare positie – is bewogen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten. Het hof acht het onder 1 tenlastegelegde bewezen.”
10. Het hof heeft niet onbegrijpelijk geconcludeerd dat in deze zaak (ten aanzien van elke aangever) sprake is van dwangmiddelen. In de context van de bewezenverklaarde dwangmiddelen, is het inderdaad niet van belang – zoals het hof dat terecht heeft overwogen – of het slachtoffer al dan niet instemt met het verrichten van de arbeid of dienst waartoe hij door dat dwangmiddel wordt bewogen of waarvoor hij zich door dat dwangmiddel beschikbaar stelt. Daarmee is ook niet van belang of de aangevers al dan niet (vooraf) precies wisten (of moesten vermoeden) dat zij als katvangers gingen fungeren.
11. Het oordeel van het hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting zodat de eerste klacht faalt.
De tweede klacht
12. Deze klacht houdt in dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte zich bewust is geweest van de “uitbuiting” en “uitbuitingssituatie” waarin aangevers zich zouden hebben bevonden. Aangevoerd wordt dat het hof niet nader heeft gemotiveerd waarom de verdachte bekend zou zijn geweest met de uitbuiting van aangevers en ook niet de bewijsmiddelen heeft aangeduid waaraan het hof dit heeft ontleend.
13. In het bestreden arrest heeft het hof het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
“3.5 Feit 1: [aangever 1]
[…]
3.5.2
Dwangmiddelen en diensten
[…]
[verdachte] heeft verklaard dat hij een vrouw genaamd [aangever 1] in een woning in Olen in België heeft ontmoet. Hij is op verzoek van zijn oom [het hof begrijpt: [betrokkene 1]] met haar naar telefoonwinkels gereden. Verder verklaart hij dat door [aangever 1] met een bankpas € 0,01 werd gepind. Op 16 maart 2011 werd [aangever 1] aanvullend gehoord. Tijdens dit verhoor overhandigde zij rekeningafschriften van de ING-bank, voorzien van rekeningnummer [004] , over de periode 30 juli 2010 tot 1 november 2010. Uit deze bankmutaties bleek dat op 22 februari 2010, vijf (5) transacties hadden plaatsgevonden bij, KPN Hl, KPN Telecom, Vodafone, T-Mobile en Telfort. Bij deze transacties werd ten behoeve van elke provider € 0,01 van deze rekening afgeschreven. [verdachte] verklaart dat hij de gekochte telefoons en de papieren die daarbij waren aan zijn oom [betrokkene 1] gegeven. Hij verklaart dat hij ook de bankpas aan hem heeft gegeven. Hij verklaarde dat de pincode [code 1] of [code 2] was.
[…]
3.6
Feit 2: [aangever 2]
[…]
3.6.2
Dwangmiddelen en diensten
[…]
[aangever 2] heeft naast het openen van bankrekeningen en het afgeven van bankpassen, zoals hiervoor is beschreven, (in elk geval) zeven telefoonabonnementen afgesloten voor verdachten. Zij is met [verdachte] naar meerdere telefoonwinkels gegaan. Tijdens het aanschaffen van die telefoonabonnementen werd zij hardhandig vastgepakt door hem. Ook zei [verdachte] tegen haar dat zij moest onthouden wat [betrokkene 1] tegen haar heeft gezegd, te weten dat zij geen rare dingen moest doen omdat hij een kopie van haar paspoort had en daar veel dingen mee kon doen. Toen zij haar bankpasje moest ondertekenen ging [verdachte] achter haar staan en kneep hij haar in haar heup. Daarop keek hij boos naar haar op een manier die haar angst inboezemde. De telefoons heeft zij vervolgens afgegeven aan [verdachte] . Dit volgt uit haar verklaring en er is bewijs in de vorm van informatie van het BKR.
[…]
Door [verdachte] is verklaard dat hij op verzoek van [betrokkene 1] met [aangever 2] mee is gegaan naar een bank en [aangever 2] telefoons moest kopen. Hij verklaart dat de aankoopbewijzen en de garantiebewijzen bij [betrokkene 1] zijn. Hij heeft verder verklaard dat hij de telefoons in de auto heeft laten liggen.
3.7
Feit 3: [aangever 3]
[…]
3.7.2
Dwangmiddelen en diensten
[….]
[aangever 3] heeft naast het openen van bankrekeningen en het afgeven van bankpassen, zoals hiervoor is beschreven, in elk geval vier telefoonabonnementen afgesloten voor verdachten. Dat gebeurde op dezelfde dag. [verdachte] zei tegen haar het de bedoeling was dat zij telefoonabonnementen zou afsluiten voor [betrokkene 1] . Toen zij aangaf dat zij dit niet wilde kreeg zij [betrokkene 1] aan de telefoon en zei zij ook tegen hem dat zij dit niet wilde. Daarop begon [betrokkene 1] haar te bedreigen. Hij zei onder meer tegen haar dat zij twee kinderen had op Aruba en familie en dat zij moest doen wat haar werd opgedragen. [aangever 3] voelde zich hierdoor zodanig bedreigd en onder druk gezet dat zij met [verdachte] is meegegaan naar de telefoonwinkels en heeft gedaan wat [betrokkene 1] wilde, namelijk het afsluiten van telefoonabonnementen. De telefoons werden van haar afgepakt. Dit volgt uit haar verklaring en er is bewijs in de vorm van informatie van het BKR.
In de woning van [verdachte] zijn de volgende bescheiden aangetroffen die betrekking hebben op aangever [aangever 3] :
- een KPN aanvraag mobiele telefoonaansluiting, d.d. 25-08-2010, Black Berry Bold 9700, [telefoonnummer 1] (IMEI nr. [005] );
- een Telfort overeenkomst particuliere contractant, d.d. 25-08- 2010, [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ;
- een kassabon KPN Utrecht centrum, d.d. 25-08-2010, met betrekking tot aankoop van een Black Berry Bold 9700 (IMEI nr. [005] ).”
14. Het hof heeft hiermee vastgesteld dat de verdachte de aangevers naar telefoonwinkels bracht, waar zij telkens telefoonabonnementen moesten afsluiten en dat – als de aangevers niet wilden meewerken – de verdachte [betrokkene 1] belde die hen vervolgens bedreigde om hen alsnog te laten meewerken. Verder heeft het hof vastgesteld dat de verdachte zelf ook als katvanger is gebruikt door [betrokkene 1] , waaruit het hof afleidt dat de verdachte bekend was met de werkwijze van [betrokkene 1] .
15. Het hof heeft aan de feiten en omstandigheden die het in zijn bewijsoverwegingen aan de hand van bewijsmiddelen heeft vastgesteld, de gevolgtrekking verbonden dat [betrokkene 1] de “grote baas” was en dat bij de verdachte de bedoelingen van [betrokkene 1] duidelijk zijn geweest.2.In dat oordeel ligt besloten dat de verdachte zich bewust is geweest van de “uitbuiting” en “uitbuitingssituatie” waarin aangevers zich zouden hebben bevonden. Een gevolgtrekking op basis van feiten en omstandigheden die op bewijsmiddelen berusten, hoeft niet direct op een bewijsmiddel te berusten en kan in cassatie slechts op haar begrijpelijkheid worden getoetst.3.Onbegrijpelijk acht ik de gevolgtrekking niet.
16. De tweede klacht faalt.
De derde klacht
17. Deze klacht komt op tegen de bewijsvoering van het medeplegen. Geklaagd wordt dat uit hetgeen het hof heeft vastgesteld niet, althans niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte als medepleger is aan te merken. Volgens de stellers van het middel klemt dit te meer nu uit het arrest volgt dat de verdachte zelf ook als ‘katvanger’ te werk is gesteld en geen financieel voordeel heeft genoten van de bewezenverklaarde feiten, terwijl uit het arrest volgt dat de hoofdverdachte zich gedurende een aanmerkelijk langere periode schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van aanzienlijk meer personen dan de drie in deze zaak bewezenverklaarde personen.
18. Voor de beoordeling van deze klacht is van belang dat het hof met betrekking tot het medeplegen in het bijzonder het volgende heeft overwogen:
“3.8 Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 1] de grote baas was; ook aangevers verklaren dit. In het hiervoor weergegeven bewijs is al aangeduid dat [mededader] , [verdachte] en [betrokkene 2] werkzaamheden voor [betrokkene 1] uitvoerden. Zij hebben aangevers van Schiphol gehaald, gehuisvest en geld gegeven.
[mededader] is degene die de aangevers veelal vergezelde bij inschrijvingen, huizen kijken en bij het sluiten van telefoonabonnementen en de aankoop van goederen. [mededader] hield toezicht (op de te verrichte) diensten, controleerden aangevers en werd verder aangeduid als de rechterhand van [betrokkene 1] en als degene die altijd met [betrokkene 1] samen was. [mededader] moet gelet op het structurele karakter bij zijn bijdrage goed geweten hebben waar hij zijn medewerking aan verleende. Bovendien is hij ook zelf door [betrokkene 1] gebruikt als katvanger.
Ook [betrokkene 2] hield toezicht op de aangevers en controleerden waar zij waren, waar zij naar toe gingen en hoe laat ze terugkwamen. Hij deinsde er niet voor terug om samen met [betrokkene 1] geweld toe te passen als hen iets niet beviel. [betrokkene 2] begeleidde aangevers ook naar het gemeentehuis ten behoeve van het inschrijven. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat ook hij op de hoogte moet zijn geweest van de bedoelingen van [betrokkene 1] .
[verdachte] ging ook met aangevers mee met het afsluiten van telefoonabonnementen; hij vervoerden hen niet alleen maar ging ook met hen mee naar binnen. Hij liet hen ook weten dat zij die abonnementen moesten afsluiten voor [betrokkene 1] . [verdachte] was degene bij wie aangevers de telefoons inleverden. Hij gaf die telefoons vervolgens aan [betrokkene 1] . Als aangevers niet wilden meewerken, dan belde hij [betrokkene 1] , die hen vervolgens bedreigde om zo te bewerkstelligen dat zij alsnog zouden meewerken. Bovendien is ook [verdachte] zelf door [betrokkene 1] gebruikt als katvanger. Gelet daarop is het hof van oordeel dat ook bij [verdachte] de bedoelingen van [betrokkene 1] duidelijk zijn geweest.
De inmiddels overleden medeverdachte [betrokkene 5] gold volgens [aangever 1] als vast aanspreekpunt. Daarnaast was [betrokkene 5] ook betrokken bij het regelen van woningen en bezichtigingen in opdracht van [betrokkene 1] .
[betrokkene 5] printte salarisstrookjes voor [betrokkene 1] om mee te nemen naar makelaars, terwijl hij wist dat deze vals waren, omdat de op de strookjes vermelde personen niet werkten bij het vermelde bedrijf. [betrokkene 5] wist dus goed wat de Arubanen te wachten stond, te meer omdat hijzelf ook als katvanger fungeerde voor [betrokkene 1] ten behoeve van de hennepteelt, zoals hiervoor bij paragraaf 3.2.2 is weergegeven.
Gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van verdachte, is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel veelal geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.9
Conclusie Het hof acht bewezen dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] .”
19. De stellers van het middel voeren met betrekking tot de gedragingen van de verdachte jegens de aangevers aan dat deze als medeplichtigheid plegen te worden aangeduid zodat daaruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte als medepleger is aan te merken. Ter illustratie wijs ik hier op de gedragingen die de stellers van het middel noemen die de verdachte jegens aangever [aangever 1] heeft verricht: de verdachte is op verzoek van medeverdachte [betrokkene 1] naar telefoonwinkels gereden, en heeft de gekochte telefoons en papieren en de bankpas aan [betrokkene 1] gegeven. Uit de vaststellingen die het hof in zijn arrest heeft gedaan onder “3.5 Feit 1: [aangever 1] ” blijkt meer dan dit. Hieruit volgt immers dat de verdachte dit heeft gedaan op verzoek van zijn oom, de medeverdachte [betrokkene 1] , van wie hij ook de bankpas van [aangever 1] had ontvangen. Bovendien heeft hij [aangever 1] ontmoet in een woning in België waar zij door medeverdachten was ondergebracht. In de overwegingen onder het kopje “3.8 Medeplegen” heeft het hof verder vastgesteld dat de verdachte met de aangevers mee naar binnen de winkels in is gegaan waar zij de abonnementen voor [betrokkene 1] moesten afsluiten en dat de verdachte, als de aangever niet wilde meewerken, [betrokkene 1] belde die hen vervolgens bedreigde om zo te bewerkstelligen dat zij alsnog zouden meewerken. Uit het arrest blijkt overigens ook dat de verdachte er niet voor terugschrok om aangevers zelf te bedreigen en hardhandig vast te pakken.4.
20. Het hof heeft met betrekking tot de verdachte overwogen dat gelet op de “intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van de verdachte” naar het oordeel van het hof sprake is van een “nauwe en bewuste samenwerking” en dat hoewel “veelal geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering (…) de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht [is] dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.” Deze overwegingen van het hof geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn ook niet onbegrijpelijk gelet op de vaststellingen die het hof heeft gedaan met betrekking tot het gedrag van de verdachte richting de drie aangevers. Daaraan doet niet af dat de verdachte geen financieel voordeel zou hebben genoten van de bewezenverklaarde feiten, zoals de stellers van het middel aanvoeren. Het hof gaat in zijn arrest er immers uitdrukkelijk vanuit dat ook de verdachte werd gedreven door financieel gewin. Evenmin doet aan het oordeel van het hof af dat uit het arrest volgt “dat de hoofdverdachte zich gedurende een aanmerkelijk langere periode schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van aanzienlijk meer personen dan de drie personen in deze zaak bewezenverklaarde personen”. Het gaat in deze zaak immers uitsluitend om het medeplegen van de uitbuiting van deze drie personen door de verdachte in de tenlastegelegde periode.
21. De derde klacht faalt.
22. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
Slotsom
23. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
24. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
25. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑10‑2022
Zie onder 3.8 van het arrest, zoals dat hieronder bij randnummer 18 wordt geciteerd.
Vgl. HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1250, r.o. 3.2.
Zie onder 3.6.2, waarvan het hier relevante onderdeel hierboven is weergegeven bij randnummer 13.