RBP 2019/34
Stellen zekerheid proceskosten. Is art. 224 Rv van toepassing in de verzetprocedure van art. 10 Fw?
HR 11-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:36
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 januari 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02704
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- JCDI
JCDI:ADS43464:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:592, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:348, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2019
ECLI:NL:HR:2019:36, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1221, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑06‑2018
- Wetingang
Samenvatting
LCG is op verzoek van vereffenaar X door de rechtbank failliet verklaard waarbij X is benoemd tot curator. Verzoekster Y was indirect bestuurder en aandeelhouder van LCG. Y is op de voet van art. 10 Fw in verzet gekomen tegen de faillietverklaring. X heeft daarop onder meer een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten door Y. De rechtbank heeft bij vonnis in het incident dit verzoek toegewezen en Y bij eindvonnis niet-ontvankelijk verklaard ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.