Hof Amsterdam, 22-12-2015, nr. 200.181.631/01 SKG
ECLI:NL:GHAMS:2015:5620
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-12-2015
- Zaaknummer
200.181.631/01 SKG
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:5620, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑12‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:736, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Veroordeling van krakers ADM-terrein Amsterdam in kort geding tot verlenen van toegang aan eigenaar. Executiegeschil over de vraag tot hoever deze veroordeling strekt.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.181.631/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 595695/KG ZA 15-1278
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2015
inzake
1. [appellante sub 1]
2. [appellant sub 2]
3. [appellante sub 3]
4. [appellant sub 4]
5. [appellant sub 5]
6. [appellant sub 6]
7. [appellant sub 7]
8. [appellant sub 8]
9. [appellante sub 9]
10 [appellante sub 10]
11 [appellante sub 11]
12. [appellante sub 12]
13. [appellant sub 13]
14. [appellant sub 14]
15. [appellant sub 15]
16. [appellant sub 16]
17. [appellant sub 17]
18. [appellant sub 18]
19. [appellant sub 19]
20. [appellant sub 20]
21. [appellant sub 21]
22. [appellante sub 22]
23. [appellant sub 23]
24. [appellante sub 24]
25. [appellant sub 25]
26. [appellante sub 26]
27. [appellante sub 27]
28. [appellante sub 28]
29. [appellant sub 29]
30. [appellant sub 30]
31. [appellante sub 31]
32. [appellant sub 32]
33. [appellant sub 33]
34. [appellant sub 34]
35. [appellant sub 35]
36. [appellant sub 36]
37. [appellant sub 37]
38. [appellant sub 38]
39. [appellant sub 39]
40. [appellant sub 40]
41. [appellante sub 41]
42. [appellant sub 42]
43. [appellante sub 43]
44. [appellant sub 44]
45. [appellant sub 45]
46. [appellant sub 46]
47. [appellante sub 47]
48. [appellante sub 48]
49. [appellante sub 49]
50. [appellant sub 50]
51. [appellante sub 51]
52. [appellante sub 52]
53. [appellant sub 53]
54. [appellant sub 54]
55. [appellante sub 55]
56. [appellante sub 56]
57. [appellant sub 57]
58. [appellant sub 58]
59. [appellant sub 59]
60. [appellant sub 60]
61. [appellant sub 61]
62. [appellante sub 62]
63. [appellant sub 63]
64. [appellante sub 64]
65. [appellant sub 65]
66. [appellant sub 66]
67. [appellant sub 67]
68. [appellante sub 68]
69. [appellante sub 69]
70. [appellante sub 70]
71. [appellant sub 71]
72. [appellante sub 72]
73. [appellant sub 73]
74. [appellant sub 74]
75. [appellante sub 75]
76. [appellant sub 76]
77. [appellante sub 77]
78. [appellant sub 78]
79. [appellant sub 79]
allen wonend te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
tegen
Chidda Vastgoed B.V.,
Amstelimmo B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.J. Bakhuijsen te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Het hof zal in navolging van de voorzieningenrechter partijen aanduiden als de gebruikers respectievelijk Chidda c.s.
De gebruikers zijn bij dagvaarding van 9 december 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 november 2015, gewezen tussen hen (en twee anderen) als eisers in conventie/verweerders in (voorwaardelijke) reconventie en Chidda c.s. als gedaagden in conventie, tevens eisers in (voorwaardelijke) reconventie.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
De gebruikers hebben overeenkomstig de appeldagvaarding geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog hun vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Chidda c.s. in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord - voorafgaand aan het pleidooi aan het hof en aan de gebruikers toegezonden – hebben Chidda c.s. geconcludeerd (samengevat) dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met hoofdelijke veroordeling van de gebruikers in de kosten van het hoger beroep.
Partijen hebben ter zitting van 18 december 2015 hun standpunten nader doen toelichten door hun voornoemde advocaten (de gebruikers ook door mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te Den Haag), ieder aan de hand van pleitnotities die aan het hof zijn overgelegd. Bij die gelegenheid zijn van beide zijden verdere producties in het geding gebracht.
Vervolgens is arrest gevraagd.
2. Feiten, tevens behandeling van de vijfde grief
2.1.
Het hof gaat er in dit geding met de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis van uit dat Chidda c.s. eigenaar zijn van Complex [X] te Amsterdam, plaatselijk bekend als [X] en [adres ] . De gebruikers hebben in hun vijfde grief weliswaar naar voren gebracht dat deze eigendom in de lopende bodemprocedure wordt betwist, maar deze enkele betwisting (bij pleidooi slechts toegelicht met de opmerking dat de gebruikers zich beroepen op verjaring) is ontoereikend om het desbetreffende uitgangspunt in het bestreden vonnis als onjuist aan te kunnen merken. Een gedeelte van het complex is omheind en afgesloten door een hekwerk met een toegangspoort. Het gedeelte achter het hek omvat de voormalige ADM-scheepswerf, bestaande uit twee bedrijfsgebouwen – destijds in gebruik als loods respectievelijk kantorengebouw – met het bijbehorende terrein, twee bedrijfswoningen en de ADM-haven (hierna: het ADM-terrein). Complex [X] omvat verder, buiten de hekken, een groot onbebouwd en gedeeltelijk verhard terrein (hierna: het buitenterrein). In 1997 is het ADM-terrein gekraakt. Op het ADM-terrein wonen en werken thans meer dan 100 mensen. De meesten van hen wonen in op het terrein geplaatste caravans, zelfgebouwde hutten, woonwagens en verschillende vaartuigen op het aanpalende ADM-water. Ook een gedeelte van het buitenterrein is geleidelijk door een groot aantal personen in gebruik genomen. Zij verblijven daar in caravans, auto’s en tenten. In mei 2015 hebben Chidda c.s. met betrekking tot een deel van het ADM-terrein (in de stukken aangeduid als kavel [nummer] ) en met betrekking tot het ADM-water een huurovereenkomst gesloten met [Y] Maritiem B.V. (hierna: [Y] ). De gebruikers hebben in hun vijfde grief het desbetreffende uitgangspunt in het vonnis waarvan beroep bestreden met het betoog dat deze contracten slechts door Chidda c.s. zijn ondertekend, maar uit productie 9 in eerste aanleg van Chidda c.s. volgt dat de contracten ook van de zijde van [Y] een handtekening bevatten. Bij dagvaarding van 18 juni 2015 hebben Chidda c.s. gebruikers in kort geding gedagvaard. Bij vonnis van 13 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van Chidda c.s. tot ontruiming wegens het ontbreken van spoedeisend belang afgewezen. De vordering tot toegang heeft de voorzieningenrechter als volgt toegewezen:
“6.1.veroordeelt gedaagden hoofdelijk, nadat zij daartoe minimaal 24 uur van tevoren van Chidda c.s. per e-mail (…) een aankondiging hebben ontvangen met daarin het tijdstip en de namen van de bezoekers, Chidda c.s. en de haren op de door haar aangegeven dag en tijdstip toegang te verlenen tot het registergoed, bestaande uit bedrijfsterrein met bijbehorend water, daarop staande opstallen, omvattend bedrijfsgebouwen en een tweetal woningen met aanhorigheden, kade en verdere toebehoren, staande en gelegen aan de [adres ] te Amsterdam, kadastraal bekend gemeente [gemeente] (N.H.) sectie [sectie] nummer [nummer] , gemeente [gemeente] (N.H.) sectie [sectie] nummer [nummer] en gemeente [gemeente] (N.H.) sectie [sectie] nummer [nummer] , ontstaan uit gemeente [gemeente] (N.H.) sectie [sectie] nummer [nummer] , volgens het kadaster plaatselijk bekend als [X] en [adres ] ,
6.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk aan Chidda c.s. een dwangsom te betalen van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat zij niet voldoen aan het bepaalde onder 6.1., tot een maximum van € 50.000,- is bereikt”.
Sinds dit vonnis zijn Chidda c.s. een aantal keren (volgens de gebruikers zeker 28 keer) op het ADM-terrein geweest. Bij brief van 18 september 2015 heeft de advocaat van Chidda c.s. aan de gebruikers onder meer geschreven:
“Nu u inmiddels voldoende bent voorgelicht over de noodzaak en de omvang van de werkzaamheden, verzoek – en voor zover nodig sommeer ik u – onbelemmerd toegang te verlenen – en mee te werken aan:
1) Het vervolg asbestonderzoek met betrekking tot de loods;
2) De uitvoering van het bodemonderzoek;
3) De asbestinventarisatie van het kantoorgebouw;
4) Bezichtigingen van (alle ruimten van) het kantoorgebouw;
5) Flora en Fauna onderzoeken;
6) Bomeninventarisatie (i.v.m. evt. kapvergunning)”.
Bij deurwaardersexploot van 16 oktober 2015 is het vonnis van 13 juli 2015 aan de gebruikers betekend en is hun de executie aangezegd.
2.2.
Na hetgeen het hof hiervoor als uitgangspunten voor de beoordeling van het hoger beroep heeft weergegeven en hetgeen het hof daar met betrekking tot enkele van die uitgangspunten heeft overwogen, kan verdere bespreking van de vijfde grief voor zover daarin wordt geklaagd over de weergave van de feiten in het vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.12) achterwege blijven. Enkele van de klachten in deze grief zijn hiervoor besproken, terwijl bij bespreking van de overige klachten onvoldoende belang bestaat (hetzij omdat het belang daaraan is komen te ontvallen na de weergave hierboven, hetzij omdat het hof de klachten – het gaat om de klachten over de weergave in het vonnis onder 2.3 - reeds op zichzelf zonder belang oordeelt).
3. Beoordeling
3.1.
Dit geding betreft een executiegeschil, waarin de gebruikers, samengevat en overeenkomstig de weergave daarvan in het bestreden vonnis, een verbod tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 juli 2015 vorderen, voor zover de toegang tot het registergoed strekt tot (a) verdergaande activiteiten op het perceel dan de enkele bezichtiging, niet ingrijpende metingen boven het oppervlakte en het maken van beeldopnamen; (b) andere doeleinden dan het “nader concretiseren van de plannen met betrekking tot de verhuur aan [Y] van kavel [nummer] en het in staat stellen van geïnteresseerde huurders tot het zich vormen van een beeld van de andere kavels van het ADM-terrein” en (c) het zich verschaffen van toegang tot de zich op het registergoed bevindende woningen, dan wel subsidiair de executie op voornoemde doeleinden te verbieden in afwachting van de uitspraak in incidenteel appel. Chidda c.s. hebben voorwaardelijk een vordering in reconventie ingesteld.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft de door de gebruikers gevraagde voorzieningen geweigerd en overwogen dat als gevolg daarvan niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld.
3.3.
In hun eerste grief stellen de gebruikers de uitleg die de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis heeft gegeven aan het vonnis van 13 juli 2015 aan de orde. Naar de letter genomen houdt het dictum van dat vonnis slechts in dat de gebruikers worden veroordeeld tot het verlenen van toegang tot het in dat dictum nader omschreven registergoed. Met de voorzieningenrechter is het hof echter van oordeel dat het dictum moet worden gelezen tegen de achtergrond van hetgeen in het vonnis van 13 juli 2015 onder 5.12 als doel en strekking van de veroordeling is geformuleerd, namelijk dat Chidda c.s. toegang tot het terrein dienen te krijgen om plannen te kunnen uitwerken. Ook het hof acht het evident dat daaronder alles begrepen is wat voor Chidda c.s. nodig is om hen in staat te stellen om die plannen (gericht op het voorbereiden van het terrein voor verkoop of verhuur) te maken, waaronder ook het doen van noodzakelijk onderzoek ten behoeve van onder meer vergunningaanvragen valt. Meer concreet en toegespitst op het tussen partijen gevoerde debat: het hof acht daaronder in ieder geval begrepen de activiteiten die Chidda c.s. hebben opgesomd in hun brief van 18 september 2015 onder 1 t/m 6 (hierboven weergegeven onder 2.1). Voor de beperking die de gebruikers in hun petitum onder (a) hebben geformuleerd, bestaat daarom geen grond. Dat de voorzieningenrechter onder 5.12 heeft overwogen dat Chidda c.s. doende zijn het ADM-terrein te verhuren en bezichtigingen noodzakelijk zijn om de plannen met betrekking tot de verhuur aan [Y] van kavel [nummer] nader te concretiseren en geïnteresseerde huurders in staat te stellen zich een beeld te vormen van de andere kavels van het ADM-terrein, rechtvaardigt ook niet de conclusie dat het doel van de toegang tot het verlenen waarvan de gebruikers zijn veroordeeld, is beperkt tot het nader concretiseren van de plannen met betrekking tot de verhuur van kavel [nummer] aan [Y] en het in staat stellen van geïnteresseerde huurders zich een beeld te vormen van de andere kavels. De hierop betrekking hebbende overweging in het vonnis van 13 juli 2015 moet klaarblijkelijk aldus worden begrepen dat Chidda c.s. bij hun vordering strekkende tot het verkrijgen van toegang om de plannen te kunnen uitwerken een gerechtvaardigd en spoedeisend belang hebben aangezien zij thans doende zijn het ADM-terrein te verhuren. Voor de beperking die de gebruikers in hun petitum onder (b) hebben geformuleerd, bestaat dus evenmin grond. Het laatste geldt ten slotte ook voor de beperking onder (c) aangezien in het dictum van het vonnis van 13 juli 2015 nauwkeurig is omschreven wat behoort tot het registergoed waartoe de gebruikers toegang dienen te verlenen. Daartoe behoren ook bedrijfsgebouwen en een tweetal woningen met aanhorigheden.
3.4.
De gebruikers hebben in hun eerste grief nog naar voren gebracht dat de uitleg die in het bestreden vonnis aan het dictum van het vonnis van 13 juli 2015 is gegeven, neerkomt op een ernstige schending van het rechtszekerheidsbeginsel. Aldus miskennen de gebruikers echter dat in dit hoger beroep niet ter beslissing staat of het bevel, zoals in het dictum van het vonnis van 13 juli 2015 geformuleerd en zoals hiervoor uitgelegd, in het licht van dat vonnis onder 5.12 onvoldoende afgebakend is. Die vraag is mogelijk aan de orde in het hoger beroep dat is ingesteld van het vonnis van 13 juli 2015. In dit hoger beroep staat, gezien het gevoerde debat, evenmin ter beslissing of de gebruikers dwangsommen hebben verbeurd doordat zij door hun gedragingen inbreuk zouden hebben gemaakt op de veroordeling bij vonnis van 13 juli 2015. De vraag waar het in dit geding om gaat, is of tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 juli 2015 aan Chidda c.s. moet worden verboden voor zover de gevorderde toegang een verdergaande strekking heeft dan door de gebruikers geformuleerd in hun petitum. Zoals uit het voorgaande volgt, beantwoordt het hof deze vraag ontkennend. De eerste grief faalt.
3.5.
In de tweede grief betogen de gebruikers dat bij de uitleg van het vonnis van 13 juli 2015 die de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis en het hof hiervoor hebben aanvaard, het vonnis van 13 juli 2015 berust op een juridische of feitelijke misslag. Deze klacht faalt. Ook het hof is voorshands van oordeel dat de veroordeling in het vonnis van 13 juli 2015 zoals hiervoor uitgelegd in het licht van dat vonnis onder 5.12 niet berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag.
3.6.
Bij de derde en vierde grief missen de gebruikers belang nu geen grief is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de door de gebruikers gestelde inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer reeds bij de beoordeling in het vonnis van 13 juli 2015 in overweging is genomen en deze overweging de verwerping van de gestelde inbreuk zelfstandig draagt, terwijl het hof hiervoor heeft overwogen voorshands van oordeel te zijn dat zich geen kennelijke juridische of feitelijke misslag voordoet.
3.7.
De vijfde grief houdt nog enkele klachten in tegen overwegingen in het bestreden vonnis onder 5.2 en 5.4. De eerste klacht over het vonnis onder 5.2 stuit af op hetgeen hiervoor onder 2.1 en 2.2 is overwogen. Voor de overige klachten geldt ook hier dat zij overwegingen betreffen die niet dragend zijn voor enigerlei oordeel van de voorzieningenrechter, zodat daarbij geen belang bestaat.
3.8.
De slotsom luidt dat de grieven geen succes hebben. Het bestreden vonnis voor zover gewezen tussen de gebruikers en Chidda c.s. zal worden bekrachtigd. Bij deze stand van zaken zullen de gebruikers worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover gewezen tussen de gebruikers en Chidda c.s.;
veroordeelt de gebruikers hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Chidda c.s. begroot op € 711,00 aan verschotten en € 2.682,00 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, C.M. Aarts en R.J.F. Thiessen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.