NJ 2020/418
Ondernemingsrecht. Uitkoopregeling (art. 2:201a BW); prijsvaststelling; reële en redelijke vergoeding; art. 1 EP EVRM; abstraheren van handelingen die de uitkopende aandeelhouder in het verleden ten voordele van zichzelf heeft verricht?
HR 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1745
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 november 2020
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/02245
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS242514:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1745, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:450, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑05‑2019
- Wetingang
Art. 2:201a BW; art. 1 Eerste Protocol EVRM
Essentie
Ondernemingsrecht. Uitkoopregeling (art. 2:201a BW); prijsvaststelling; reële en redelijke vergoeding; art. 1 EP EVRM; abstraheren van handelingen die de uitkopende aandeelhouder in het verleden ten voordele van zichzelf heeft verricht?
Samenvatting
De wetgever heeft in art. 2:201a BW een regeling getroffen waardoor het de in het eerste lid van deze bepaling bedoelde grootaandeelhouder mogelijk wordt gemaakt in een eenvoudige procedure de andere aandeelhouder(s) uit te kopen en daardoor de overige aandelen te verwerven. Art. 2:201a lid 5 BW bepaalt dat de rechter de prijs vaststelt die de over te dragen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.