De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/24.2.2.1:24.2.2.1 Dwangsomvordering volgt hoofdvordering
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/24.2.2.1
24.2.2.1 Dwangsomvordering volgt hoofdvordering
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380401:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie BenGH 5 juli 1985, NJ 1986, 19(Liesenborghs-Thielens/Vandebril-Tielens), m.nt. Heemskerk.
Zie de extensieve interpretatie van het onmogelijkheidsbegrip door het Benelux-Gerechtshof in het arrest Greenib Car/Aaltink, zie 16.5.4.
Zie 15.2.
Deze laatste situatie doet zich bijvoorbeeld voor in het geval dat ik in 19.2.1.1 omschreef, als de dwangsomcrediteur ter vermijding van aansprakelijkheid gedurende een zekere periode zijn wederpartij niet aan de hoofdveroordeling wenst te houden.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Net als in de overige gevallen heeft de toekomstige dwangsomvordering daarentegen een onzelfstandig karakter, ook in geval van kwijtschelding. Wat betreft de vraag of de toekomstige dwangsomvordering het lot van de hoofdvordering volgt, wanneer deze hoofdvordering wordt kwijtgescholden, is het antwoord in het bijzonder voor de hand liggend. Gaat immers de hoofdvordering teniet, dan kan langs verschillende wegen betoogd worden dat geen dwangsommen meer verschuldigd zullen worden. In de eerste plaats is de hoofdvordering na de kwijtschelding daarvan niet meer voor gedwongen tenuitvoerlegging vatbaar; dwangsommen worden dan niet verbeurd.1 In de tweede plaats kan betoogd worden dat het na kwijtschelding van de vordering die uit de hoofdveroordeling voortvloeit, voor de debiteur onmogelijk is geworden aan die hoofdveroordeling te voldoen, althans dat dit in redelijkheid niet van hem gevergd kan worden en dat de dwangsom in dit geval zijn functie als dwangmiddel niet vervult, op grond van art. 611d Rv.2 Ten slotte zou het executeren van dwangsommen na kwijtschelding van de vordering die uit de hoofdveroordeling voortvloeit misbruik van bevoegdheid opleveren.3
De crediteur kan aangeven slechts gedurende zekere tijd afstand te doen van zijn recht om de hoofdvordering te executeren; gedurende deze periode worden als gevolg daarvan geen dwangsommen verbeurd.4