Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld –bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, onderzoek 22DR014004-Sarajevo. Het proces-verbaal bestaat uit een algemeen dossier, persoonsdossiers, zaaksdossiers 1 t/m 13, een beslagdossier en een BOB-dossier. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 06-12-2021, nr. 20-002445-17
ECLI:NL:GHSHE:2021:4352
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-12-2021
- Zaaknummer
20-002445-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:4352, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑12‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1310
Uitspraak 06‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-002445-17
Uitspraak : 6 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 juli 2017, in de strafzaak met parketnummer 01-879659-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1975,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep alle onder 1 tot met 6 tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze gekwalificeerd als:
- -
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel (feit 1 primair);
- -
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel (feit 2);
- -
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (feit 3);
- -
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel (feit 4);
- -
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III (feit 5);
- -
witwassen (feit 6).
De verdachte is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden verbonden. Voorts heeft de rechtbank de op de beslaglijst onder 6 tot en met 10 genoemde inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en de onder 11 en 12 genoemde voorwerpen verbeurdverklaard. Ten slotte heeft de rechtbank het jegens de verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis opgeheven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft:
- -
ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten aangevoerd dat enkel bewezen kan worden verklaard dat de verdachte medeplichtig is geweest aan deze feiten;
- -
zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard;
- -
zich op het standpunt gesteld dat het onder 6 tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard, doch uitsluitend voor zover dit ziet op witgewassen geldbedragen van € 1.650 (zijnde verdiensten uit de hennephandel) en € 56.000 (zijnde niet opgegeven inkomsten uit werkzaamheden bij de Belastingdienst);
- -
een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 september 2015 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, en/of Helmond en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; (zaaksdossier 1)
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 september 2015 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Helmond en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 september 2015 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Helmond en/of een meerdere (andere) plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- aan die onbekend gebleven persoon/personen (een) pand(en) voor het knippen van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- een of meerdere knipster(s)/knipper(s) van de hennep te regelen en/of afspraken te maken voor het knippen van hennep en/of
- een of meerdere knipster(s)/knipper(s) van en/of naar de locatie waar de hennep is opgeslagen te vervoeren en/of
- de (geknipte) hennep te vervoeren; (zaakdossier 1)
1. meer subsidiairhij op of omstreeks 1 mei 2015 te Helmond en/of Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 49,41 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (zaaksdossier 1)
2. hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 6 mei 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) 262 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 6 mei 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of door middel van een valse sleutel (door de zegel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten deze meter om te maken); (zaaksdossier 10)
4.hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2015 tot en met 18 mei 2015 te Grashoek, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk, al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 500 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (zaaksdossier 3)
5.hij op of omstreeks 22 september 2015 te Helmond een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (merk: Smith & Wesson, type: Beretta, model: 60, kaliber: 38) en/of twee patroonmagazijnen en/of van munitie van categorie III, te weten ongeveer 235 patronen, voorhanden heeft gehad; (zaaksdossier 5)
6.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 september 2015, te Helmond en/of een of meerdere (andere) plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten:
een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld en/of
(een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld ten behoeve van de aanschaf van en/of de betaling van en/of de storting(en) van:
- een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 102.420) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] en/of
- de kosten van levensonderhoud en/of brandstofkosten en/of
- een horloge, merk: Rolex en/of
- een personenauto te weten: een BMW 535D (kenteken [kenteken 1] ) en/of
- een of meer vakantierei(s)/(zen) en/of uitstapje(s), althans enig(e) voorwerp(en),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/omgezet, althans van dat/die (een) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feit
Parketnummer en feitgegevens (pleegperiode, -locatie, -plaats, -gemeente, omschrijving feit):
1. september 2015, Helmond, gemeente Helmond
Het voorhanden hebben van een stroomstootwapen.
In de tenlastelegging staat onder feit 2 als gevolg van een kennelijke schrijffout vermeld ‘226 hennepplanten’. Het hof begrijpt, gelet op hetgeen door de advocaat-generaal is aangevoerd en bezien tegen de achtergrond van de inhoud van het strafdossier, dat hiermee wordt bedoeld ‘262 hennepplanten’. Het hof leest de tenlastelegging op dit punt verbeterd. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn eveneens verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primairhij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 september 2015 te Mierlo en Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk heeft bewerkt een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 6 mei 2015 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld (in een pand aan [adres 1] ) in totaal 262 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 6 mei 2015 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan [benadeelde] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader de weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking (door de zegel van de elektriciteitsmeter te verbreken en vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten deze meter om te maken);
4.hij in de periode van 10 mei 2015 tot en met 18 mei 2015 te Grashoek, gemeente Peel en Maas, en Eindhoven opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd 500 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.hij op 22 september 2015 te Helmond wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (merk: Smith & Wesson, type: Beretta, model: 60, kaliber: 38) en twee patroonmagazijnen en munitie van categorie III, te weten ongeveer 235 patronen, voorhanden heeft gehad;
6.hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 september 2015 in Nederland telkens voorwerpen, te weten hoeveelheden contant geld en/of hoeveelheden contant geld ten behoeve van de aanschaf en/of de betaling en/of stortingen van:
- geldbedragen van in totaal € 102.420 op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] en
- de kosten van levensonderhoud en brandstofkosten en
- een horloge, merk: Rolex en
- een personenauto te weten: een BMW 535D (kenteken [kenteken 1] )
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl hij telkens wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 170 tot en met 31 171, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op vrijdag 1 mei 2015 omstreeks 15.20 uur kregen wij van het operationeel centrum een melding om assistentie te verlenen aan collega's.
Door collega's was gezien dat er vermoedelijk softdrugs in een voertuig was ingeladen. Collega's gaven door dat het voertuig een Volkswagen Transporter betrof, wit van kleur, met kenteken [kenteken 2] .
Wij hoorden dat het voertuig voor het laatst was gezien op de Havenweg te Aarle-Rixtel. Wij reden het aldaar gelegen woonwagenkamp op.
Wij zagen op dat moment dat er een witte Volkswagen Transporter ons tegemoet kwam gereden. Wij zagen dat het voertuig voldeed aan het voertuig wat eerder was doorgeven. Hierop heb ik [verbalisant 1] , het voertuig een stopteken gegeven.
Ik, [verbalisant 1] , zag dat er 1 man in het voertuig zat. Wij zijn naar het portier gelopen en verzochten de bestuurder het portier te doen openen. Tijdens het openen van het portier van de Volkswagen Transporter kwam er een bekende geur naar buiten. Ik, [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan dat wij een bekende geur herkenden als hennep.
Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan de verdachte, naar later bleek [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [verdachte] , of hij de achterklep wilde openen van zijn voertuig. Wij zagen de bestuurder uitstappen en in de richting van de achterklep lopen van de Volkswagen Transporter. Wij zagen toen de achterklep geopend was acht zwarte zakken in de bus liggen. Tijdens het openen van de achterklep was de geur van hennep duidelijk te herkennen. De acht zakken zijn tevens herkenbaar, gezien deze vaak gebruikt worden voor het transport van henneptoppen. Ons is het bekend dat er strijkzakken worden gebruik voor het vervoer van hennep. Hierop heb ik, [verbalisant 1] , de bestuurder als verdachte aangemerkt en hem de cautie gegeven en aangehouden.
2. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 mei 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 176 tot en met 31 177, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 176)
Op 1 mei 2015 omstreeks 15.37 uur hielden wij op de Havenweg te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats 1] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 172 tot en met 31 174, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 173)
Op vrijdag 1 mei 2015 omstreeks 16.00 uur heb ik, [verbalisant 4] , op verzoek van collega [verbalisant 1] een bestelbus van het merk Volkswagen, type Transporter, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] overgebracht naar het politiebureau te Helmond.
In de hierboven beschreven bestelbus lagen een aantal plastic zakken waar vermoedelijk hennep in zat.
Ik had dit vernomen van verbalisant [verbalisant 1] die een controle heeft uitgevoerd in de betreffende bestelbus.
De bestelbus werd aangetroffen op het woonwagenkamp gevestigd op de Havenweg te Aarle-Rixtel.
Hierop hebben wij de laadruimte aan de achterzijde geopend. Wij zagen in die ruimte een aantal zwartkleurige, gesealde plastic zakken liggen.
Wij zagen dat het acht zwartkleurige plastic zakken betroffen.
Wij zagen dat 1 van de zakken aan de bovenzijde deels was geopend. Door de opening zagen wij dat zich in die betreffende zak henneptoppen bevonden. Wij roken vanuit (pagina 174) deze zak een sterke henneplucht.
De 8 zakken en de Volkswagen Transporter werden door ons inbeslaggenomen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 189 tot en met 31 191, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
(pagina 189)
Op 4 mei 2015 waren wij belast met het testen van vermoedelijk verdovende middelen.
Op 4 mei 2015 overhandigde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] aan mij, [verbalisant 6] , de op vrijdag 1 mei 2015 in beslag genomen acht zwarte plastic zakken met inhoud voor nader onderzoek.
Wij zagen dat de overhandigde goederen in totaal acht zwarte kunststof zakken, zogenaamde strijkzakken, betroffen.
Wij zagen dat twee strijkzakken open waren. Wij zagen dat de inhoud van beide strijkzakken qua kleur, vorm en structuur overeenkwam en dat dit groene bloemtoppen waren van de vrouwelijke hennepplant met de kenmerkende geur van hennep, zijnde een stof welke vermeld staat op lijst II van de Opiumwet. Wij zagen en voelden condens aan de binnenzijde van de strijkzak. Hierdoor wisten wij dat het natte/vochtige bloemtoppen van de vrouwelijke hennepplant betroffen.
(pagina 190)
Ik, [verbalisant 6] , opende de overige afgesloten strijkzakken en zag dat ook de inhoud van deze strijkzakken qua kleur, vorm en structuur overeenkwam met de inhoud van de overige twee strijkzakken. Ik rook dat de geur van de inhoud van de acht strijkzakken gelijk was aan elkaar.
Wij hebben de strijkzakken vervolgens een voor een gewogen. Het totaal brutogewicht van de acht strijkzakken is: 50,715 kg.
Wij zagen dat het gewicht van een lege strijkzak 0,163 kg was.
Het totaal nettogewicht van de 8 strijkzakken is 49,411 kg.
Door mij, [verbalisant 6] , werd vervolgens een representatief monster genomen van strijkzakken 1, 4 en 8. Bij de gehouden indicatieve narcoticatest (MMC kleur-reactietest) bleek dat deze stoffen positief reageerden op de aanwezigheid van hennep.
5. Het proces-verbaal onderzoek loods [adres 2] d.d. 23 september 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 330 tot en met 31 332, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
(pagina 330)
Op dinsdag 22 september 2015 nam ik deel aan een doorzoeking in een loods welke was gevestigd op het adres [adres 2] .
Met behulp van een sleutel die door verdachte [medeverdachte 1] was aangewezen als zijnde de sleutels van de door hem gehuurde loodsen van [adres 2] , kon de loopdeur van de roldeur van [adres 2] geopend worden.
Hennepknipruimte
Via een trap kon een niet afgesloten ruimte worden betreden welke bovenin de loods was gemaakt. Ik zag dat deze ruimte was ingericht als een ruimte waarin hennep wordt geknipt. Ik zag dit onder meer aan de apparatuur en materialen welke in deze ruimte lagen. De vloer was dichtgelegd met stroken zeil en de naden waren dichtgemaakt met tape. In deze ruimte stonden 11 stoelen en een tafel tegen de wand. Ik zag dat op deze tafel een weegschaal was geplaatst. Ik zag dat tegen de wand een opbergrek stond met daarop koeken, koffie, plastic bekers, dozen met plastic handschoenen en een tas met knipschaartjes. Verder stond in deze ruimte een koelkast, gevuld met diverse soorten frisdrank. In deze ruimte lagen diverse zwarte strijkzakken en een strijkijzer. In deze ruimte stond verder een zogenaamde cannacutter in een kartonnen doos. In de hoek van de knipruimte stond een blauwe ton welke gevuld was met hennepbladeren. Ik zag dat er ook een koolstoffilter en een ventilatorbox waren geplaatst. Proefondervindelijk bleek mij dat deze ventilator de lucht uit de hennepknipruimte door de koolstoffilter aanzoog. Deze lucht werd door het dak afgevoerd.
In de loods beneden stonden ook nog 2 blauwe tonnen tussen de opslagen autobanden en een cannacutter.
Ik schraapte een groene substantie welke rook naar hennep van een willekeurig knipschaartje en dit werd getest middels de zogenoemde MMC International BV test voor hennep/cannabis.
(pagina 331)
Bij deze gehouden test bleek mij dat het genomen monster reageerde op de aanwezigheid van hennep/cannabis.
Ik schraapte een groene substantie welke rook naar hennep van een zogenoemde cannacutter en dit werd getest. Bij deze gehouden test bleek mij dat het genomen monster reageerde op de aanwezigheid van hennep/cannabis.
Ik nam een beetje van het groen/bruine plantenmateriaal dat werd aangetroffen op het muurtje in de knipruimte, welke rook naar hennep. Bij de gehouden test bleek dat het genomen monster reageerde op de aanwezigheid van hennep/cannabis.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 47 tot en met 2 49, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 49)
V: Gisteren gaf je aan dat je van [betrokkene 1] [adres 3] huurde. Huur je nog meer panden van hem?
A: Ja, [adres 2] . Ik heb daar een ruimte boven en deze ruimte heb ik gebruikt voor het knippen van hennepplanten.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 51 tot en met 2 54, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 52)
V: We willen je vragen over de datum 1 mei 2015 waarbij je broer [verdachte] is aangehouden in Aarle-Rixtel met een partij natte wiet van tussen de 40 en 50 kilo. Welke rol heb jij daarin gespeeld?A: Ik heb zakken met wiet in de bus gegooid, de witte Volkswagen Transporter waarin hij is aangehouden.
V: Van wie was die wiet?A: Dat weet ik niet. De afnemer heeft in contact gestaan met [verdachte] .
V: Die zakken kwamen uit jouw loods?A: Ja dat klopt, die wiet was geknipt aan [adres 2] .
V: Is er nog een keer geknipt?
A: Ja dat klopt.
V: Heb je daar zelf ook mee geknipt?A: Ja dat klopt.
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 72 tot en met 2 74, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 73)
V: Hoe ging het knippen in zijn werk?A: Ik sprak op een bepaalde locatie af met de mensen. Zij stapten in de witte bestelbus van onze [verdachte] , met een kenteken dat begint met [kenteken 2] . Ik sprak met hen op de hoek af bij mijn zaak [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres 3] . Zij parkeerden hun auto’s op de parkeerplaats bij mijn zaak. Zij stapten in het busje dat klaar stond. Hierna reed ik naar de loods [adres 2] .
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 oktober 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 76 tot en met 2 85, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 76)
A: Wij hebben aan [betrokkene 1] gevraagd of hij iets voor ons te huur had. Hij had wel wat voor ons (…) In Mierlo (…) op het adres [adres 4] .
V: vanaf wanneer maak je gebruik van deze loods?
A: dat zal begin april 2015 geweest zijn. (…) In Mierlo hebben we 3 of 4 keer geknipt.
(pagina 78)
V: Wie hebben er op 1 mei 2015 geknipt?
A: [medeverdachte 5] en da andere vrouwke.
(pagina 85)
V: Is er op 11 juni 2015 hennep geknipt in de loods aan [adres 2] ?A: Ja.
V: Hoe vaak is er hennep geknipt in de loods aan [adres 2] ?
A: 3 of 4 keer.
10. Een tapgesprek d.d. 9 juni 2015, zaaksdossier 1, pagina 31 211, voor zover inhoudende:
Datum: 9 juni 2015 te 21.51 uur
Sessienummer: 395
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 2]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
T.n.v.: [verdachte]
[medeverdachte 2] : Met [medeverdachte 2]
: Hoi [medeverdachte 2]
(…)[verdachte] : Hedde gij dun donderdag tijd?
[medeverdachte 2] : Dan maak ik toch tijd.
: Om.. eh…
[medeverdachte 2] : Zeg het maar.
: Om kwart voor zes
[medeverdachte 2] : Ja da’s goed.
11. Een tapgesprek d.d. 11 juni 2015, zaaksdossier 1, pagina 31 212, voor zover inhoudende:
Datum: 11 juni 215 te 15.43 uur
Sessienummer: 420
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
T.n.v.: [verdachte]
wordt gebeld door NN-vrouw7753 (blijkt uit gesprek 426 dat ze [medeverdachte 2] heet).
NN-vrouw geeft aan dat 'jullie' [medeverdachte 1] geld zou komen brengen; 'naar ons [medeverdachte 3] '. [medeverdachte 3] moet weg, dus vraagt NN-vrouw of [verdachte] 'hem' ( [medeverdachte 1] ) kan bellen hoe laat dat hij komt. [verdachte] zegt 'Ow, je moet van [medeverdachte 1] nog van de dinge... (fon). NN-vrouw: Ja, ik moet nog beuren'. [verdachte] belt hem wel even op.
NN-vrouw had het nummer van [medeverdachte 1] niet, maar alleen van [verdachte] .
12. Een tapgesprek d.d. 11 juni 2015, zaaksdossier 1, pagina 31 213, voor zover inhoudende:
Datum: 11 juni 2015 te 16.06 uur
Sessienummer: 426
Beller: [telefoonnummer 3]
T.n.v.: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
T.n.v.: [verdachte]
wordt gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vroeg of [verdachte] gebeld had.
geeft aan dat [medeverdachte 2] hem belde om te vragen wanneer [medeverdachte 1] kwam. [medeverdachte 1] rijdt nu aan.
13. Een tapgesprek d.d. 11 juni 2015, zaaksdossier 1, pagina 31 260, voor zover inhoudende:
Datum: 11 juni 2015 te 16.07 uur
Sessienummer: 427
Beller: [telefoonnummer 2]
T.n.v.: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Uitgaande sms
Inhoud sms: Hij is er zo.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 90 tot en met 2 107, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 101)
O: Wij hebben uit afgeluisterde telefoongesprekken, observatie door een observatieteam en door de camerabeelden gericht op jouw hal op [adres 2] ook het vermoeden gekregen dat er op donderdag 11 juni 2015 geknipt is. Wat kun je daar over verklaren. Om je te helpen is dat de keer geweest dat je [medeverdachte 4] gevraagd hebt om [medeverdachte 2] op [adres 6] op te pikken.
A: Ja toen hebben wij daar gewerkt zoals ik eerder ook al verklaard heb.
V: Met werken bedoel jij dan knippen?A: Ja.
(pagina 102)
V: begrijp ik dat jij wil zeggen dat er op donderdag 11 juni 2015 hennep is geknipt in jouw hal van iemand anders?
A: Dat klopt.
V: Dus jij stelt jouw hal ter beschikking voor andere mensen om daar hun hennep te knippen.
A: Dat is een aantal keren gebeurd.
V: Maar begrijpen wij het dan goed dat jullie de knipsters regelen om dat spul van een ander te knippen?
A: Ja, daar komt het wel op neer.
(pagina 103)
V: Jij belde op 11 juni 2015 om 15.15 uur naar [medeverdachte 4] . Jij vroeg of ze zo naar Den Bosch ging en dat ze dan ook eerst langs hem kon komen, dan kon ze het meenemen. Het maakte [medeverdachte 4] niet uit. [medeverdachte 4] was tot vanavond een uur of acht weg, waarop hij zei dat ze het anders vanavond ook wel even kon doen. Vanavond had [medeverdachte 1] ook wel tijd. (…) Wij denken dat dit gaat over de betaling voor het knippen. Dit werd versterkt door het telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] op donderdag 11 juni 2015 om 15.34 uur. [medeverdachte 2] belt dan naar [verdachte] en vraagt wanneer [medeverdachte 1] geld komt brengen naar "Ons [medeverdachte 3] ". [medeverdachte 2] zegt onder andere ook nog dat ze nog moet beuren.
Kort daarna belde [verdachte] naar [medeverdachte 1] om te zeggen dat [medeverdachte 2] hem gebeld had met de vraag wanneer hij kwam. [medeverdachte 1] zei daarop dat hij nu aan reed. Waar ging dit over?
A: Over een betaling.
V: Betaling waarvoor?
A: Betaling voor het hennep knippen.
(pagina 105)
V: Op de beelden was te zien dat op 15 juli 2015 om 5.58 uur een blauwe Twingo bij jouw bedrijf kwam. Wie as dat?
A: Volgens mij was dat [medeverdachte 5] .
V: Wie hebben die dat nog meer geknipt?
A: Dat durf ik niet te zeggen. Ik bedoel daarmee dat ik dat niet meer weet.
V: Herinner jij je dat er die dag geknipt is in de hal bij jou?
A: Ja.
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 311 tot en met 2 313, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte] (de verdachte [verdachte] ):
(pagina 312)
V: Is er vaker geknipt aan [adres 2] ?
A: Ja daar is vaker geknipt.
16. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 324 tot en met 2 326, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte] (de verdachte):
(pagina 324)
V: Hoe vaak is er hennep geknipt in de boven ruimte van de loods aan [adres 2] ?
(pagina 325)
A: Ik denk 2 à 3 keer.
V:. (…)
A: Ik ben wel eens benaderd of er bij ons geknipt kon worden.
V: Jij bent op 1 mei 2015 aangehouden met 50 kilogram natte hennep. (…) Wie regelde de knippers?A: [medeverdachte 1] en ik regelden de knippers.
V: Hadden jullie een vaste groep knippers?A: We hadden diverse contacten die we konden benaderen. Soms kon de één niet en de andere wel. Afhankelijk van de hoeveelheid wat er geknipt moest worden, werden er mensen geregeld.
V: Hoe kwamen de knippers bij de loods waar geknipt moest worden?A: Volgens mij kwamen ze met eigen vervoer en parkeerden ze in de buurt van de loods. Dan gingen ze achterin de bus zitten en werd de bus vervolgens de loods ingereden.
V: Als de knippers kwamen moesten ze naar boven om de hennep te knippen?A: Ja.
V: Op welke wijze werd de hennep bij jullie aangeleverd?A: Meestal in die grote blauwe tonnen.
V: Hoeveel blauwe tonnen werden er geleverd als er geknipt moest worden?
A: Dat waren gemiddeld 3 à 4 tonnen natte hennep.
V: (…)A: We hebben ook op andere locaties geknipt. Er is namelijk ook een paar keer hennep geknipt in een loods op [adres 4] .
V: Dus er is geknipt in de loods aan [adres 2] en in een loods aan [adres 4] . Over hoeveel knipmomenten hebben we het in totaal?A: Het zou best kunnen dat het 5 à 6 keer is geweest.
(pagina’s 2 326)
O: De verdachte werd medegedeeld dat uit ons onderzoek bleek dat wij het vermoeden hebben dat er op 18 april, 1 mei, 11 juni, 29 juni en 15 juli geknipt is. Dat bleek uit telefoongesprekken, observaties en camerabeelden.
V: Wat zou jij hierover kunnen verklaren?A: Dat zou wel kunnen kloppen.
O: Verdachte wordt een tapgesprek tussen hem en [medeverdachte 2] getoond d.d. 9 juni 2015, waarbij [verdachte] een tijd afspreekt met [medeverdachte 2] .
A: Dat gesprek ken ik.
17. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 oktober 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 409 tot en met 31 412, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] :
(pagina 410)
Ik heb mij over laten halen om hennep te knippen. Ik denk dat ik in juni van dit jaar voor het eerst ben gaan knippen. Rond die tijd kwam ik in contact met [medeverdachte 1] . Uiteindelijk kreeg ik een berichtje van een jongen of ik hennep wilde knippen. Ik zou daar 20 euro per uur voor krijgen.
(pagina 411)
Ik ben met een zwarte Opel Tigra naar het bedrijf [bedrijf 1] in Helmond gereden. Dat is het bedrijf van [medeverdachte 1] . Vanaf dat bedrijf werden wij met zo’n vijf tot zes vrouwen in een bestelbus weggebracht. Ik weet dat wij korte tijd in de bus hebben gezeten alvorens wij op de plaats van knippen aankwamen. Wij werden een loods ingereden, waar wij uitstapten. Ik denk dat wij daar toen een uur of 7 geknipt hebben met zo’n 5 of 6 vrouwen voor 20 euro per uur per persoon. Ik weet nog dat ik die keer zelf geld bij [medeverdachte 1] ben gaan halen. Dat kwam omdat [medeverdachte 1] na het knippen niet voldoende contant geld bij zich had.
U vraagt mij of ik de tweede keer dat ik ben gaan knippen en dat ik met mijn eigen auto naar het bedrijf van [medeverdachte 1] ben gereden, iemand opgehaald heb. Dat klopt. Ik heb toen in [adres 6] een [medeverdachte 2] opgehaald. Wij zijn toen samen naar het bedrijf van [medeverdachte 1] gereden.
18. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 oktober 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 432 tot en met 31 438, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 5] :
(pagina 433)
Ik heb 2 keer hennep voor [medeverdachte 1] geknipt.
We kwamen bij het autobedrijf van [medeverdachte 1] aan, stappen in een busje en rijden een paar minuten.
(pagina 434)
V: Van wie was die bus?A: Van [medeverdachte 1] of [verdachte] . Ze reden er allebei in.
19. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 oktober 2015, zaaksdossier 1, pagina’s 31 451 tot en met 31 458, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] :
(pagina 452)
V: Klopt het dat het nummer [telefoonnummer 1] jouw telefoonnummer is, daar hebben we je namelijk op gebeld over de aanhouding. Jij nam op en gaf te kennen dat je [medeverdachte 2] heet.
A: Het nummer waar jullie mij op gebeld hebben, is mijn 06-nummer. Dat nummer heeft [verdachte] ook. Ik bedoel dan [verdachte] . Ik ken maar een [verdachte] .
(pagina 455)
V: Hoe kan het dat wij onderstaande bevindingen hebben gedaan?
10 juni 2015 te 15.51 uur, gesprek 5901 (getapte lijn van [medeverdachte 1] )
[medeverdachte 1] belt uit naar de gebruikster van het nummer [telefoonnummer 4] .
T = [medeverdachte 1]
N = NN-vrouw
T: Morgenvroeg, kunde gij dan een vrouwke ophalen om de hoek bij jou?
N: Ja
T: Da staat dan gewoon buiten...dan ken die gewoon bij jullie d'r inspringen. Anders moet ik op en neer komen rijden.
N: Ja da's goed, waar moet ik dan zijn.
T: Euh.. zeg maar waar mijn broer woont... kende gij [medeverdachte 3] of nie. Da blond meiske.
N: Nee.-
T: Nee....zij woont tegenover mijn broer in die flatjes, weete wel.
(pagina 456)
N: [adres 6] .
T: Ja [adres 6] ja... daar sta da vrouwke gewoon buiten.
N: Oh da's goed.... hoe laat.
T: Euh....die staat er zo rond kwart voor, tien voor zes, zeg maar.
N: Oh, da's goed.
T: Ja.
N: Ja is goed.
A: Ik ben een keer door [medeverdachte 4] opgehaald en toen samen met die [medeverdachte 4] naar het bedrijf van [medeverdachte 1] gereden. Bij [medeverdachte 1] ben ik toen met anderen in een dichte witte bestelbus gegaan. Het zullen er 4 of 5 zijn geweest. [medeverdachte 1] heeft ons toen ergens naartoe gebracht. Ik heb toen met die anderen wiet geknipt. Ik ben toen bij [medeverdachte 3] voor de deur opgehaald door [medeverdachte 4] .
V: Weet jij of [medeverdachte 5] ook hennep knipt voor [medeverdachte 1] of [verdachte] ?A: Dat klopt, [medeverdachte 5] knipt ook hennep.
V: Heb jij altijd meteen geld gekregen voor het knippen?A: Ja.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
20. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 6 mei 2015, zaaksdossier 2, pagina’s 32 17 tot en met 32 19, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
(pagina 17)
Op woensdag 6 mei 2015 omstreeks 10.00 uur stelden wij naar aanleiding van
o een proces-verbaal van DRR
o een rapport blok-/netmeting dat op verzoek van [inspecteur] , fraude-inspecteur, door [benadeelde] was uitgevoerd om te onderzoeken of er sprake was van een afwijkend belastingpatroon in het elektriciteitskabelnet waarop het hierna te noemen perceel is aangesloten, blokmeting positief op het adres,
een onderzoek in op het adres [adres 1] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Op het genoemde adres staat volgens het GBA ingeschreven:
[medeverdachte 6] , geboren op [geboortedag 2] 1979 te [geboorteplaats 2] .
In voornoemde woning werd op woensdag 6 mei 2015, omstreeks 10.05 uur binnengetreden.
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
Kweekruimte
Na het binnentreden zagen wij het volgende. De kweekruimte bevond zich op de zolder in een aparte ruimte. De zolder bevond zich op de tweede etage, bereikbaar middels een vaste trap.
(pagina 18)
In totaal stonden er 262 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 20 centimeter. Per m2 stonden er 8 planten. In totaal hingen er in de kweekruimte 24 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Wij constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Wij constateerden dit op grond van de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [inspecteur] , fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [benadeelde] , in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
21. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2015, zaaksdossier 2, pagina 32 35, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :
Op woensdag 6 mei 2015, omstreeks 10.00 uur, werd de woning op het adres [adres 1] betreden naar aanleiding van het vermoeden dat in deze woning een hennepkwekerij aanwezig was.
Op de zolder van deze woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 262 planten. Deze hennepkwekerij werd van stroom voorzien middels een zogenaamd schakelpaneel met daarop aanwezig een groot aantal voorschakelapparaten. Een drietal van deze voorschakelapparaten werd vervolgens op de voorgeschreven wijze veiliggesteld en inbeslaggenomen. Deze voorschakelpanelen waren voorzien van een tweetal gedeelten, waarbij aan één van deze gedeelten kroonsteentjes waren bevestigd. In deze kroonsteentjes was stroomdraad aanwezig, bestaande uit een groot aantal dunne, losse, koperen draadjes, die aan het uiteinde samen waren gedraaid teneinde deze als één geheel in de kroonsteentjes te kunnen bevestigen.
Tevens werd een kroonsteentje veiliggesteld en inbeslaggenomen dat was bevestigd aan een in de hennepkwekerij aanwezig koolstoffilter. Ook in dit kroonsteentje was stroomdraad aanwezig bestaande uit dunne, losse, koperen stroomdraadjes die aan het uiteinde waren samengedraaid tot één geheel om zodoende in het kroonsteentje te kunnen worden bevestigd.
22. Het aangifteformulier van [benadeelde] d.d. 27 oktober 2015, zaaksdossier 10, pagina’s 310 12 tot en met 310 36, voor zover inhoudende de verklaring van [aangever] namens [benadeelde] :
(pagina 12)
Namens [benadeelde] ben ik in dienstbetrekking als Medewerker Beheersen Netverlies, uit hoofde van mijn functie bevoegd om aangifte te doen van diefstal van energie door verbreking aan [adres 1] .
Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 12] van korps Eenheid Oost-Brabant is op 6 mei 2015 door fraude-inspecteur [inspecteur] van [benadeelde] een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
De fraude-inspecteur constateerde op 6 mei 2015 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
Illegale aansluiting op bovenzijde zekeringhouders
Gevaar: elektrocutie, brand In de eigen installatie/woning en de directe omgeving
Het door onbevoegden uitvoeren van werkzaamheden in de aansluitkast Zevert tevens gevaar op kortsluiting. Kortsluiting in de aansluitkast vóór de hoofdzekering kan resulteren in een vlamboog, dit is een vlam van hoge temperatuur in de vorm van een boog, die zichzelf in stand houdt vanuit de installatie naar een ander punt en daardoor direct gevaar kan opleveren en tot brand in de woning kan leiden.
Deze wijze van illegale aftakking vereist dat er verderop aan het eind van de kabel (bijna altijd in de kwekerij) een voorziening gemaakt is die ervoor zorgt dat er niet meer stroom door de kabel kan dan waan/oor de kabel geschikt is.
(pagina 13)
Er is geconstateerd dat deze voorziening niet of in onvoldoende mate aanwezig is. Het risico is dat er overbelasting van de kabel ontstaat. Het gevolg van overbelasting is dat er een te hoge temperatuur ontstaat in de kabels, waardoor de kabels gaan smelten, waarmee het risico op brand toeneemt met name op verbindingen en montage op brandbaar materiaal.
Manipulatie of verzwaring van de hoofdbeveiliging in de aansluitkast van [benadeelde]
De smeltveiligheid is niet meer in overeenstemming met de installatie. Bij overbelasting (meer energieafname dan waar de installatie tegen kan) en kortsluiting gaat de installatie niet (veilig) uit bedrijf en kan dit leiden tot oververhitting van de kabels in de installatie. Hierdoor kunnen kabels smelten, waardoor de kans op het ontstaan van brand groot is.
Vermogensfraude
De eerdergenoemde fraude-inspecteur zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 3 x 25A in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 35A geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan [benadeelde] omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie.
Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door [benadeelde] ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel. De aangetroffen teelt was tenminste 14 dagen oud.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door [benadeelde] ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 3.546 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage en eventueel huishoudelijk verbruik.
23. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 oktober 2015, zaaksdossier 10, pagina’s 310 37 tot en met 310 40, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 6] :
(pagina 38)
Ik ben in november 2014 gaan wonen aan de [adres 1] (hof begrijpt: [adres 1] ) tot mei van dit jaar.
(pagina 39)
Ik denk dat het maart/april van dit jaar is geweest dat ik benaderd werd door [medeverdachte 1] en [verdachte] die voorstelden om een “hok” te beginnen in mijn woning. Wij zouden daar allemaal financieel van kunnen profiteren volgens hen. Ik heb mij toen om laten praten, waardoor uiteindelijk die hennepkwekerij ontstond. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden samen een sleutel.
24. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 55 tot en met 2 57, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 56)
V: We gaan je meenemen naar een hennepkwekerij op [adres 1] . Daar is door ons een kwekerij opgerold. Kun je daar iets over zeggen. We verdenken datje daar ook iets mee te maken hebt.
A: Ik kan daarop verklaren dat ik daar in meegedeeld heb. Ik heb deze kwekerij samen met mijn broer gehad. Volgens mij was het een kwekerij met ongeveer 260 hennepplanten. Deze kwekerij stond in een bewoonde woning. De mensen die daar wonen zijn een neef van mij, [naam 1] en zijn vriendin [medeverdachte 6] . U vraagt me of ik nog weet wanneer die kwekerij opgerold werd. Dit was volgens mij een paar dagen nadat onze [verdachte] , mijn broer, was aangehouden.
U vraagt me hoe die kwekerij daar kwam. Wij hebben de hennepkwekerij helemaal zelf gebouwd. Ik heb dat samen met mijn broer [verdachte] gedaan. Zowel het bouwen zelf, het zetten van de hennepplanten, het aansluiten van de stroom deden we met zijn tweeën. De stroom hebben we illegaal aangesloten buiten de stroommeter om. De opbrengst zouden we met zijn drieën delen. Dit zou [medeverdachte 6] , [verdachte] mijn broer, en ik zijn. We zijn ongeveer 3 maanden geleden, geteld vanaf dat de kwekerij werd opgerold, begonnen met de bouw van de kwekerij.
25. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 62 tot en met 2 65, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
(pagina 63)
Met delen bedoel ik, gedeeld in de investering.
V: Je verklaarde eerder dat jullie de stroom illegaal hebben aangesloten.
A: Dan haalde da ding eraf en dan ga je achter de meter door.
26. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 279 tot en met 2 285, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte] (de verdachte):
(pagina 283)
V: Wat weet je van de hennepkwekerij aan [adres 1] ?
A: Ik heb dat samen met mijn broer aangesloten. Mijn broer vroeg mij te helpen.
V: Hoe is dat verder gegaan?A: Wij zijn spullen gaan kopen en zijn begonnen.
V: Waar heb je spullen gekocht?A: Bij een growshop in Aarle-Rixtel.
V: Wat kocht je daar?A: Alles, afzuiging, lampen, filters.
V: Wie heeft dat betaald?A: Ik en mijn broer samen.
V: Wat heeft dat gekost?A: Volgens mij rond de 3.500 tot 4.000 euro. Daar zaten de plantjes bij.
Ik heb de helft betaald.
(pagina 284)
V: Wie hebben geholpen met opbouwen?
A: Alleen ik en mijn broer.
V: Wat waren de afspraken over een opbrengst?A: Die zouden wij samen delen. Met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] .
(pagina 285)
V: Hebben buiten [medeverdachte 1] en jij anderen geholpen met de elektriciteit?A: Nee [medeverdachte 1] en ik hebben dat gedaan. [medeverdachte 1] en ik hebben het aangelegd.
V: Wie heeft de planten geregeld?A: Dat heb ik gedaan.
27. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 oktober 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 328 tot en met 2 330, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte] (de verdachte):
(pagina 329)
V: Wie verzorgde de plantjes in de kwekerij aan [adres 1] ?A: [medeverdachte 1] . Ik heb deze een enkele keer verzorgd.
Ten aanzien van feit 4
Met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde feit volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
28. Het proces-verbaal van Grashoek (aantreffen en bevindingen) d.d. 21 juli 2015, zaaksdossier 3, pagina’s 33 042 tot en met 33 044, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 13] , [verbalisant 7] en [verbalisant 14] ;
28. Het tapgesprek d.d. 10 mei 2015 (sessienummer 115), zaaksdossier 3, pagina 33 015;
28. Het tapgesprek d.d. 10 mei 2015 (sessienummer 116), zaaksdossier 3, pagina 33 016;
28. Het tapgesprek d.d. 18 mei 2015 (sessienummer 186), zaaksdossier 3, pagina’s 33 037 tot en met 33 038;
28. Het tapgesprek d.d. 18 mei 2015 (sessienummer 188), zaaksdossier 3, pagina 33 040;
28. Het tapgesprek d.d. 19 mei 2015 (sessienummer 201), zaaksdossier 3, pagina 33 041;
28. Het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 22 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 268 en 2 269, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte
28. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 6 juli 2017.
Ten aanzien van feit 5
36. Het proces-verbaal van relaas d.d. 25 november 2015, zaaksdossier 5, pagina’s 35 4 tot en met 35 13, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] :
(pagina 5)
Op 22 september 2015 omstreeks 07.03 uur werd er binnengetreden in de woning aan [adres 1] . Op dat moment bevond de verdachte [verdachte] zich in deze woning. [verdachte] werd vervolgens aangehouden. Omstreeks 07.59 uur werd de doorzoeking van de woning geopend.
Bij de doorzoeking werden in het kader van de Wet wapens en munitie de navolgende goederen aangetroffen en in beslaggenomen:
o Een vuurwapen, revolver, merk Smit & Wesson, model 80, zilverkleurig met zwart handvat, doorgeladen met 5 .38 patronen. Deze revolver zat in een blauw koffertje en werd aangetroffen op een plank boven in de meterkast.
o (pagina 6) Twee patroonhouders in een legergroen foedraal (etui), met daarbij 8 imitatie knalpatronen. Dit foedraal met patroonhouders werd aangetroffen op een kast in de kinderkamer op zolder.
o Een alarmpistool, merk Record, 6mm met twee ronde doosjes met kogeltjes, verpakt in een houten sigarendoosje. Dit alarmpistool werd aangetroffen in een grote kast in de woonkamer.
o (pagina 7) 25 patronen CDC .38. Deze patronen werden aangetroffen in een emmer op de tweede plank van een schap in de garage.
o Eén patroon CDC .38. Dit patroon werd aangetroffen in de tas van de vriendin van [verdachte] .
37. Het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 9 november 2015, zaaksdossier 5, pagina’s 35 15 tot en met 35 20, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 15] :
(pagina 15)
Na onderzoek van de onder beslagene [verdachte] in beslaggenomen goederen is het volgende naar voren gekomen.
Volgnummer 2
Goednummer: 873133
Object: Munitie (patroon)
Aantal: 25
Merk/type: Cbc .38
Volgnummer 3
Goednummer: 873134
Object: Munitie (patroon)
Merk/type: .38
(pagina 16)
Volgnummer 4
Goednummer: 873139
Object: Wapen (alarmpistool)
Inhoud: Plus 2 doosjes patronen ongeveer 200 stuks
Volgnummer 5
Goednummer: 873142
Object: Patroonhouder 2x met 8 knalpatronen
Volgnummer 6
Goednummer: 872672
Object: Vuurwapen (revolver)
Merk/type: Smith & Wesson
Kaliber: .38
Inhoud: 5 kogels
(pagina 17)
Beschrijving voorwerpen
De onder volgnummer 2 inbeslaggenomen munitie betreft:
- 25 stuks kogelpatronen, volmantel wadcutter, kaliber .38 Special, centraalvuur, merk CBC, met rand aan de bodem van de huls. Deze munitie is geschikt om met een revolver te worden verschoten.
Genoemde kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de WWM.
Het onder volgnummer 3 inbeslaggenomen voorwerp betreft:
- 1 kogelpatroon, volmantel wadcutter, kaliber.38 Special, centraalvuur, merk CBC, met rand aan de bodem van de huls. Deze munitie is geschikt om met een revolver te worden verschoten.
Genoemde kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de WWM.
De onder volgnummer 4 inbeslaggenomen voorwerpen zijn:
een bruin houten sigarendoosje. In het doosje bevinden zich een zwart alarmpistool en twee ronde kunststofdoosjes grijs met een rood deksel, elk inhoudende 100 stuks knalpatronen.
Knalmunitie 6mm.
Het betreft 2 doosjes start/knalmunitie kaliber 6mm/.22, randvuur, merk Sellier &
Bellot. Dit is munitie in de zin van de WWM.
Genoemde knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de WWM.
De onder volgnummer 5 inbeslaggenomen voorwerpen zijnen groen met bruine camouflagetas waarin 2 patroonmagazijnen zijn gestoken met 8 niet verschoten knalpatronen, kaliber 9x 19 mm, merk IMI.
(pagina 18)
Genoemde knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de NNM.
Patroonmagazijnen
Het betreft 2 metalen patroonmagazijnen, groen van kleur, geschikt tot het herbergen van 32 stuks kogelpatronen kaliber 9x19mm. De patroonhouders hebben de nummers 4 en 19 aan de achterzijde. Deze patroonhouders worden gebruikt in een pistoolmitrailleur merk Uzi. Een dergelijk automatisch vuurapen is in het Nederlandse leger in gebruik.
Een patroonmagazijn is een wezenlijk onderdeel van een vuurwapen. Ingevolge artikel 3 van de Wet Wapens en Munitie zijn de bepalingen betreffende wapens hierop van toepassing. Het patroonmagazijn is onontbeerlijk voor het functioneren van het vuurwapen, het bepaalt in sterke mate de werking van het vuurwapen en is in staat om het vuurwapen te kunnen identificeren.
Derhalve worden deze patroonmagazijnen gezien als een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de WWM. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM.
Het onder volgnummer 6 inbeslaggenomen voorwerp is een revolver, zilver van kleur met zwarte kunststof greepplaten. Deze revolver was verpakt in een blauwe kunststof koffer. In deze koffer bevond zich de revolver en een blauw kabelslot merk Beretta nummer: CLA14 06-06 met 2 sleutels en een zwarte kunststof snel-lader voor een patroonmagazijn voor een pistool kaliber 9 x 19 mm. Onder de kunststof, schuimplastic binnen voering, bevindt zich een niet ingevuld garantiebewijs van Beretta alsmede een nieuw schoonmaaksetje voor een vuurwapen kaliber 9 mm, zijnde een pompstok met een koperen en kunststof borstel voor het reinigen van de loop.
De revolver heeft een totale lengte van 16 cm en een hoogte van 12 cm en een loop met een lengte van 3.3 cm gemeten vanaf het frame. Op de linkerzijde van de loop staat het opschrift: "Smith & Wesson" en op de rechterzijde: ".38 S&W SPL".
Op de linkerzijde van het frame staat het logo van Smith & Wesson.
Nadere omschrijving van het wapen:
Soort: Revolver
Werking: Semiautomatisch
Ligging patronen: 5 stuks, horizontaal in de kamer/trommel.
(pagina 19)
Het inbeslaggenomen voorwerp is een revolver bestemd om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de WWM. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM.
Munitie uit revolver:
De revolver was geladen met 5 kogelpatronen, kaliber: .38 special, centraalvuur, met rand aan de onderzijde van de huls, merk: Sellier & Bellot.
Deze munitie is geschikt om met een revolver te worden verschoten. Vier van deze kogelpatronen hebben een ronde loden kop. De overgebleven kogelpatroon is een half-mantelmodel: wadcutter. Half mantel wil zeggen dat de kogelkop uit twee helften bestaat. Een zachte loden bovenzijde en een harde tombak onderzijde. Doordat de bovenzijde is afgeplat wordt deze vorm wadcutter genoemd.
Patronen en andere voorwerpen, bestemd of geschikt om een projectiel of een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soort -gelijke stof door middel van een vuurwapen af te schieten of te verspreiden, alsmede projectielen, bestemd om afgeschoten te worden door middel van een vuurwapen.
Door verbalisant is een kogelpatroon aan een nader onderzoek onderworpen.
Hierbij is vastgesteld dat de kogelpatroon bestaat uit een kogelkop/projectiel, een
huls gevuld met kruit en een slaghoedje. Dit is munitie in de zin van de WWM.
Genoemde kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
Strafbaarstelling:
Het voorhanden hebben en dragen van bovenomschreven vuurwapen en munitie is strafbaar gesteld in artikel 26, lid 1, in verband met artikel 55, lid 3 onder a, van de WWM.
38. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 271 tot en met 2 275, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
(pagina 273)
V: Gisteren is bij jou in de woning aan [adres 1] een doorzoeking verricht. In de woning is een aantal goederen in beslag genomen.
We hebben een revolver van het merk Smit & Wesson met patronen erin aangetroffen. Wat kun je daarover vertellen?
A: Die lag in de meterkast en is van mij.
V: 25 patronen aangetroffen punt 38?
A: Ja. Zijn van mij. Die lagen in de garage.
V: Een alarmpistool aangetroffen?
A: Klopt, is ook van mij. Die lag volgens mij in de glazen kast in de woonkamer.
39. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2015, persoonsdossier, pagina’s 2 290 tot en met 2 293, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
(pagina 292)
V: We tonen jou een aantal foto’s van een ruimte waar ene tas ligt met legermotief.
A: Dit is de kamer van mijn zoontje en die tas komt uit de tijd dat ik in Bosnië heb gezeten. Die patroonhouders en die patronen horen bij de Uzi.
Ten aanzien van feit 6
40. Het proces-verbaal met betrekking tot het combineren van de aanwezige financiële gegevens inzake [verdachte] , zaaksdossier 13, pagina’s 313 373 tot en met 313 383, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 16] :
(pagina 374)
In dit proces-verbaal zal ik aan de hand van de tijdens de diverse doorzoekingen in beslag genomen voorwerpen (waaronder vermogensbestanddelen en financiële bescheiden), de verkregen informatie middels gedane vorderingen verstrekking historische financiële gegevens ex artikel 126nd Wetboek van Strafvordering (bankgegevens), alsmede informatie vanuit de bij de Belastingdienst bekende financiële gegevens (systemen BVR, FLG, RBG en RIS) vermogensvergelijkingen opmaken voor de hiervoor genoemde verdachte en zijn gezin over de periode 1 januari 2010 tot en met 22 september 2015.
Hieruit komt naar voren dat het niet anders kan als dat de verdachte over genoemde periode de beschikking moet hebben gehad over (een) andere (illegale) inkomstenbron(nen). Dit omdat door de verdachte [verdachte] en zijn gezin méér geld wordt uitgegeven dan er via legale herkomst c.q. bij de Belastingdienst bekende inkomstenbronnen, binnenkomt. Hierna zal ik uiteenzetten hoe ik tot deze vaststelling ben gekomen.
De verdachte [verdachte] woont thans samen met [betrokkene 2] . Samen hebben zij twee kinderen. Het woonadres van het gezin [verdachte] is [adres 1] . Dit betreft een huurwoning. Vanaf 16 november 2015 staan zij aldaar ingeschreven. Vóór deze datum stond het gezin ingeschreven op het adres [adres 6] . De woning op dit laatstgenoemde adres heeft [verdachte] in eigendom.
Over de periode 1 januari 2010 tot 22 september 2015 heb ik (jaarlijkse) vermogensvergelijkingen opgemaakt voor het gezin van de verdachte [verdachte] . De bedoeling van een vermogensvergelijking is om een oordeel te krijgen of (een) perso(o)n(en) in een bepaalde periode geleefd kan/kunnen hebben van de legale inkomensbron(nen).
Wanneer de uitkomst een negatief resultaat laat zien, betekent dit dat er meer geld is uitgegeven aan werkelijk gedane uitgaven dan er vanuit de beschikbare vermogens en legale inkomsten beschikbaar is voor deze uitgaven.
(pagina 375)
De werkelijk gedane uitgaven door het gezin [verdachte] heb ik verzameld vanuit de door de banken uitgeleverde financiële gegevens, aangevuld met (financiële) informatie welke is aangetroffen bij de verschillende doorzoekingen. Voor enkele uitgaven, die ik niet in de financiële gegevens van de banken heb aangetroffen, maar die noodzakelijkerwijs wel gemaakt moeten zijn, heb ik de informatie daarvoor overgenomen van de Nibud ervaringscijfers.
Begin- en eindvermogens
Ten behoeve van de vermogensvergelijking heb ik allereerst het gezamenlijke vermogen van het gezin [verdachte] berekend aan de hand van de mij ten dienste staande informatie. Deze vermogens zijn berekend op 1 januari van de jaren 2010 tot en met 2015 en op 22 september 2015.
Met betrekking tot de in bezit zijnde onroerende zaak [ [adres 6] ] merk ik op dat ik de waarde hiervan gedurende de onderzochte periode gelijk heb gehouden, en wel op het peil van de WOZ-waarde per 1 januari 2015. Dit omdat waardefluctuaties in vermogensbestanddelen zoals onroerende zaken, kapitaalsverzekeringen en aandelen geëlimineerd moeten worden in een vermogensvergelijking omdat waardevermeerderingen en -verminderingen geen geld opleveren of geld kosten waardoor meer of minder uitgaven kunnen worden gedaan.
De vermogens van het gezin [verdachte] vertegenwoordigen per 1 januari van elk onderzocht jaar, alsmede op 22 september 2015, de volgende waarden:
Vermogensbestanddelen gezin [verdachte] | 1-1-2010 | 1-1-2011 | 1-1-2012 | 1-1-2013 | 1-1-2014 | 1-1-2015 | 22-9-2015 |
Woning [adres 6] | 149.000 | 149.000 | 149.000 | 149.000 | 149.000 | 149.000 | 149.000 |
Hypothecaire geldlening | -156.000 | -156.000 | -156.000 | -156.000 | -156.000 | -156.000 | -156.000 |
[rekeningnummer 1] | 864 | 1.671 | 1.856 | 2.241 | 2.414 | 2.157 | 679 |
[rekeningnummer 4] | 904 | -29 | -69 | -114 | Opgeheven | Opgeheven | Opgeheven |
Aangetroffen contant geldbedrag bij doorzoeking | 1.520 | ||||||
Totaalvermogen | -5.232 | -5.358 | -5.213 | -4.873 | -4.586 | -4.843 | -4.801 |
(pagina 376)
Vervolgens heb ik middels het mij ten dienste staande Belastingdienstsysteem FLG informatie ingewonnen over het bij de Belastingdienst bekende inkomen van het gezin.
Bij de Belastingdienst zijn de volgende inkomensgegevens bekend ten aanzien van verdachte [verdachte] :
Jaar en werkgever | Loon | Ingehouden loonheffing |
2010 [bedrijf 2] | 18.296 | 2.696 |
2011 [bedrijf 2] | 19.388 | 2.903 |
2012 [bedrijf 2] | 6.422 | 927 |
Vanaf belastingjaar 2013 zijn van verdachte [verdachte] geen inkomensgegevens bij de Belastingdienst bekend. Ook van zijn partner, [betrokkene 2] , zijn over de periode 2010 tot en met 2015 geen inkomensgegevens bekend. Volgens het Belastingdienstsysteem BVR, dat gekoppeld is aan de Gemeentelijke Basis Administratie (hierna: GBA) staan verdachte [verdachte] en [betrokkene 2] vanaf 28 april 2015 op hetzelfde woon- c.q. verblijfsadres ingeschreven.
Vanwege de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij de rechtspersoon [bedrijf 2] en gezien het feit dat bij de hier opgegeven loongegevens mogelijk sprake kan zijn van de zogenaamde fiscale 'gebruikelijk loon'-regeling, heb ik voor de vermogensvergelijking ervoor gekozen om de door [verdachte] netto ontvangen loonbedragen als benoemde post mee te nemen, omdat die bedragen de daadwerkelijk in privé ontvangen bedragen vanuit de gelieerde rechtspersoon weergeven.
Opvragen bankgegevens
Vanuit het Belastingdienstsysteem RBG is naar voren gekomen dat de verdachte [verdachte] de volgende bankrekeningen op naam heeft/had, dan wel als gemachtigde op deze bankrekeningen geboekt staat/stond:
- [rekeningnummer 1] (betaalrekening);
- [rekeningnummer 2] ;
- [rekeningnummer 3] ;
- [rekeningnummer 4] .
Middels gedane vorderingen verstrekking historische financiële gegevens ex artikel 126nd Wetboek van Strafvordering bij de ABN-AMRO Bank NV en de ING Bank NV heb ik bovengenoemde bankrekeningen opgevraagd over de periode 1 januari 2010 tot 22 september 2015 teneinde een oordeel te krijgen over de bestedingen binnen het gezin in genoemde periode.
Uitgeleverde informatie ABN AMRO Bank N.V.
Met betrekking tot de uitgeleverde gegevens door de ABN AMRO Bank N.V. heb ik in het proces-verbaal met nummer 2014181705.228 beschreven dat de bankrekeningen met IBAN-nummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ten name gesteld waren van [bedrijf 2]
Verdachte [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 1] stonden voor deze bankrekeningen als procuratiehouder vermeld met algehele bevoegdheid.
(pagina 377)
De naar de verdachte [verdachte] te herleiden bedragen vanuit deze bankrekeningen zijn door mij in de vermogensvergelijking verwerkt. Voornoemde ABN AMRO-bankrekeningen zijn als gevolg van het faillissement van [bedrijf 2] opgeheven.
De ABN AMRO-bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 4] ten name van [verdachte] is door verdachte [verdachte] nauwelijks gebruikt. De enige financiële mutatie van belang voor de op te maken vermogensvergelijking betreft een op 1 februari 2010 gedane betaling van een bedrag van € 900 met als omschrijving: 'GIRO 3823598 [verdachte] schuld. Ik vermoed dat dit een aflossing is op een aan zijn moeder verschuldigd bedrag. Deze ABN AMRO-bankrekening is per 28 juni 2013 opgeheven.
Uitgeleverde informatie ING Bank N.V.
Met betrekking tot de uitgeleverde gegevens door de ING Bank N.V. heb ik in het proces-verbaal met nummer 2014181705.219 beschreven welke financiële mutaties er wel en niet over deze privérekening lopen. Aan de hand van de door ING aangeleverde informatie en met name de informatie in de kolom 'omschrijving' heb ik de inkomsten en uitgaven op deze bankrekening gerubriceerd naar soort inkomsten en soort uitgaven. De aldus verkregen gerubriceerde informatie heb ik in een draaitabel gezet die ik als bijlage 4 aan voornoemd proces-verbaal heb toegevoegd.
De informatie uit deze draaitabel heb ik één op één verwerkt in de vermogensvergelijking over de jaren 2010 tot en met 2015 [het jaar 2015 tot 22 september 2015], met dien verstande dat de contant gedane stortingen op deze bankrekening niet in de hierna weergegeven vermogensvergelijking worden meegenomen omdat de herkomst van deze gestorte bedragen vooralsnog niet kwalificeren als legaal inkomen.
Uit de analyse van de ING-bankrekening ten name van verdachte [verdachte] is het mij onder meer opgevallen dat over de gehele periode (1 januari 2010 tot 22 september 2015) er geen contante opnamen van deze bankrekening plaatsvinden. Logischerwijze zouden contante opnamen moeten hebben plaatsgevonden omdat er over de hele voornoemde periode ook maar één pinbetaling wordt gedaan bij een supermarkt, te weten bij Albert Heijn, en wel op 28 september 2012 voor een bedrag van € 70,97. Omdat vaststaat dat de kosten van levensonderhoud (boodschappen) daarmee verder niet via de bank worden betaald, kan het niet anders als dat deze noodzakelijk te maken uitgaven (voor de eerste levensbehoeften) contant moeten zijn gedaan. Echter, vanuit de bankrekeningen ten name van [verdachte] kom ik geen contante opnamen tegen, van waaruit de kosten voor levensonderhoud kunnen zijn betaald. In de vermogensvergelijking houd ik dan ook rekening met een bedrag voor deze kosten voor levensonderhoud. Dit bedrag is gebaseerd op de gezinssamenstelling van de verdachte [verdachte] en de bedragen die op de Nibud-website staan vermeld als minimaal te maken kosten voor
de kosten voor levensonderhoud.
De partner van verdachte [verdachte] en hun zoon [naam 2] staan, volgens het op de GBA gebaseerde Belastingdienstsysteem BVR, vanaf 28 april 2015 ingeschreven in Nederland (vermoedelijk komende vanuit Duitsland). Dit is dan ook de datum waarvan ik ben uitgegaan als de datum waarop verdachte [verdachte] een gezamenlijk huishouden is gaan vormen met zijn partner en hun zoon.
Hetzelfde geldt voor de variabele kosten (onderhoud en reparatie, brandstofkosten) voor de bij verdachte [verdachte] in bezit zijnde voertuigen. In de door ABN AMRO Bank en ING Bank uitgeleverde financiële informatie inzake verdachte [verdachte] komen geen betalingen voor aan bedrijven die voertuigbrandstoffen verkopen (Shell / BP / Esso / Texaco / etc.). Omdat verdachte [verdachte] over meerdere voertuigen beschikt (ik verwijs hiervoor naar minimaal 2 maandelijkse betalingen aan de Belastingdienst inzake verschuldigde motorrijtuigenbelasting), kan het ook in dit geval niet anders zijn dan dat deze brandstofkosten eveneens contant worden betaald. Echter, vanuit de bankrekeningen ten name van [verdachte] kom ik geen contante opnamen tegen, van waaruit de kosten voor brandstof, onderhoud en reparatie kunnen zijn betaald. In de vermogensvergelijking houd ik derhalve rekening met extra uitgaven (variabele kosten) die verband (pagina 378) houden met het aanhouden van meerdere voertuigen. De volgende voertuigen heeft verdachte [verdachte] in de periode van 1 januari 2010 tot 22 september 2015 op zijn naam gehad:
Voertuig | Op naam sinds | Op naam tot |
[kenteken 2] Volkswagen bestel | 30-05-2008 | heden |
[kenteken 3] Suzuki GSX-R750 motorfiets | 19-04-2007 | heden |
[kenteken 4] BMW 530D sedan | 10-07-2009 | 14-05-2011 |
[kenteken 1] BMW 530D sedan | 23-08-2011 | 30-11-2012 |
[kenteken 5] Peugeot Speedfight bromfiets | 27-06-2013 | 06-03-2015 |
[kenteken 6] Peugeot Speedfight bromfiets | 28-02-2015 | heden |
Op de website van het Nibud wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende klassen auto's: miniklasse, compacte klasse, kleine middenklasse en middenklasse. De variabele kosten voor de Volkswagen bestel heb ik gekoppeld aan een auto uit de compacte klasse, de beide BMW's heb ik gekoppeld aan een auto uit de middenklasse. De volgende bedragen voeg ik daarmee toe als gedane uitgaven met betrekking tot de variabele autokosten:
Jaar | VW bestel [kenteken 2] | BMW 530D [kenteken 4] | BMW 530D [kenteken 1] |
2010 | 2.340 | 3.048 | Nihil |
2011 | 2.340 | 1.143 | 1.016 |
2012 | 2.340 | Nihil | 2.794 |
2013 | 2.340 | Nihil | Nihil |
2014 | 2.340 | Nihil | Nihil |
2015 (tot 22 sept) | 1.657 | Nihil | Nihil |
De variabele kosten met betrekking tot de motorfiets van het merk Suzuki type GSX-R750 en de beide bromfietsen van het merk Peugeot type Speedfight heb ik voor de vermogensvergelijking buiten beschouwing gelaten. De aanschaf van de Peugeot Speedfight met kenteken [kenteken 5] heb ik eveneens niet in de opgestelde vermogensvergelijking meegenomen. De aanschaf van de (nieuwe) Peugeot Speedfight, met kenteken [kenteken 6] op 28 februari 2015 heb ik wel als gedane uitgave in het jaar 2015 meegenomen, omdat hiervan bij de doorzoeking in de woning op [adres 1] verzekeringspapieren zijn aangetroffen.
Onderzoek naar de aanschaf van de BMW 535D met kenteken [kenteken 1]
In de onderzochte periode [1 januari 2010 tot 22 september 2015] heeft verdachte [verdachte] één voertuig op zijn naam gehad die in genoemde periode ook is aangeschaft. Het betreft een voertuig van het merk BMW type 535D model sedan en voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
In het politiesysteem Integrale Bevraging (BVI-IB) zag ik dat [verdachte] deze auto op 23 augustus 2011 op zijn naam heeft gekregen. Daarvóór stond deze auto geregistreerd op naam van [betrokkene 3] , geboren [geboortedag 3] 1988. Navraag bij deze vorige tenaamgestelde van de auto leerde dat hij de BMW 535D via Marktplaats heeft verkocht aan [verdachte] ( [verdachte] ) [verdachte] voor een bedrag van € 20.000 en dat hij de koopsom contant in ontvangst had genomen van deze koper, [verdachte] . De aanschaf van de auto door verdachte [verdachte] heb ik als werkelijk gedane uitgave in het jaar 2011 in de vermogensvergelijking meegenomen.
Financiële informatie vanuit de doorzoeking
Op 22 september 2015 heeft er onder leiding van de rechter-commissaris mr. [verbalisant 17] een doorzoeking plaatsgevonden op het woonadres van [verdachte] (pagina 379) aan [adres 1] .
Tijdens de doorzoeking is in de garage van het pand een zo goed als nieuwe scooter aangetroffen van het merk Peugeot type Speedfight. Deze scooter is aangeschaft op of omstreeks 28 februari 2015. In de woning van verdachte [verdachte] is voorts aangetroffen een Unigarant Polisblad Bromfietsverzekering inzake polisnummer 987758 met betrekking tot een snorscooter van het merk Peugeot, uitvoering Speedfight 41 Darks, bouwjaar 2015 en voorzien van het kenteken [kenteken 6] . Op dit polisblad lees ik dat de cataloguswaarde van de snorscooter € 2.199 bedraagt. De aanschaf van deze bromscooter heb ik in de vermogensvergelijking meegenomen als werkelijk gedane uitgave in het jaar 2015.
In een kast in één van de slaapkamers op de eerste verdieping van de woning is een horloge aangetroffen van het merk Rolex, type White Index, met serienummer 77M2K115 model 116520-Daytona. Navraag bij juwelier [bedrijf 3] , filiaal 's-Hertogenbosch, leerde dat dit horloge een 'echte Rolex' betrof, die was aangeschaft bij juwelier [bedrijf 4] in Maastricht. Telefonische navraag bij [bedrijf 4] leerde dat dit horloge was aangeschaft op 15 september 2015 voor een bedrag van € 10.550. Dit aankoopbedrag was contant door de klant betaald. De aanschaf van dit horloge heb ik in de vermogensvergelijking meegenomen als werkelijk gedane uitgave in het jaar 2015.
Tenslotte is een aantal facturen aangetroffen in de woning waarop een aantekening is gemaakt die zegt dat deze facturen contant zijn voldaan. Het betreft de volgende facturen;
o een factuur met nummer 17000162, gedateerd 17 september 2014, van [bedrijf 5] , [adres 5] . De geadresseerde van de factuur betreft: 'Contant particulier Helmond en de factuur sluit met een bedrag van € 795,72. Op de factuur is de aantekening 'voldaan' voorzien van een paraaf te lezen.
o een opdrachtbon, gedateerd 25 september 2014, van [bedrijf 6] , [adres 7] . De opdrachtbon staat op naam van [verdachte] , [adres 6] . Het opgegeven telefoonnummer thuis betreft [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is tijdens het onderzoek Sarajevo uitgeluisterd. Op de opdrachtbon staat vermeld dat een slaapkamermeublement wordt besteld voor een totaalbedrag van
€ 1.875. Op deze bestelling is een bedrag aanbetaald van € 150, zodat bij aflevering nog een bedrag dient te worden betaald van € 1.725. Op de opdrachtbon is te lezen dat de 'klant komt zelf ophalen in Breda'.
o een tweetal facturen van [bedrijf 7] , [adres 8] .
De eerste factuur is genummerd 20143639 en gedateerd 22 januari 2015. De factuur is geadresseerd aan 'dhr. [verdachte] ' en heeft betrekking op de Mercedes-Benz CLS 55 AMG voorzien van het kenteken [kenteken 7] en chassisnummer [chassisnummer] . De factuur sluit met een bedrag van € 530,45 en is voorzien van de handmatige aantekening 'voldaan', gevolgd door een paraaf;
De tweede factuur is genummerd 20144352 en gedateerd 7 mei 2015. Deze factuur is geadresseerd aan 'Dhr. [verdachte] , [adres 6] en heeft eveneens betrekking op de Mercedes-Benz CLS 55 AMG voorzien van het kenteken [kenteken 7] en chassisnummer [chassisnummer] . Deze tweede factuur sluit met een bedrag van € 880,52 en is voorzien van de handmatige aantekening 'contant, gevolgd door een paraaf.
De volgens bovenstaande facturen werkelijk gedane uitgaven heb ik in het op de betreffende facturen vermelde jaar in de opgemaakte vermogensvergelijking verwerkt.
(pagina 380)
Mercedes-Benz CLS 55 AMG met kenteken [kenteken 7]
Bij de doorzoeking op het woonadres van verdachte [verdachte] is in de garage voorts een auto van het merk Mercedes-Benz type CLS 55 AMG, en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 7] en chassisnummer [chassisnummer] aangetroffen. Genoemd voertuig staat in het politiesysteem Integrale Bevraging (BVI-IB) geregistreerd met een eerste toelatingsdatum van 27 september 2005 en een eerste afgiftedatum voor kentekenbewijs deel 1 van 29 november 2014. Vermoedelijk betreft het hier een in november 2014 geïmporteerd voertuig.
Ingaande laatstgenoemde datum [29 november 2014] staat de auto geregistreerd op naam van [naam 3] , [adres 9] .
Volgens verklaring van verdachte [verdachte] zou dit zijn neef zijn.
[naam 3] is bevraagd naar deze auto. Hij verklaarde onder meer:
Ik heb zelf een blauwe Opel Zafira die op mijn naam staat. Verder heb ik geen vervoermiddel van mijzelf.
Toen neef [naam 3] geconfronteerd werd met de op zijn naam staande Mercedes-Benz CLS 55 AMG met voornoemd kenteken wenste hij verder niets te verklaren.
De Mercedes-Benz CLS 55 AMG is na de inbeslagname getaxeerd door of vanwege het Openbaar Ministerie, en deze auto vertegenwoordigde ten tijde van de inbeslagname een waarde van € 14.000. Gezien de plaats waar de Mercedes-Benz is aangetroffen [in de garage behorende bij de woning van verdachte [verdachte] en de tijdens de doorzoeking aangetroffen voorwerpen in de auto [een kinderzitje op de achterbank, kinderspeelgoed en luiers, alsmede de in de woning op de Wethouder van Weilaan 101 in Helmond aangetroffen facturen van [bedrijf 7] , die geadresseerd zijn aan 'dhr. [verdachte] ' en 'dhr. [verdachte] , [adres 6] en betrekking hebben op het object: Mercedes-Benz CLS 55 AMG met kenteken [kenteken 7] , is de werkelijke eigenaar van de auto vermoedelijk verdachte [verdachte] . De tenaamstelling op neef [naam 3] is vermoedelijk gedaan om eventueel verhaal te frustreren.
Voor de vermogensvergelijking neem ik de aanschaf van dit voertuig in het jaar 2014 mee voor de door het Openbaar Ministerie getaxeerde waarde ten tijde van de inbeslagneming, in casu € 14.000.
Zoals al eerder beschreven in dit proces-verbaal met betrekking tot de variabele kosten (onderhoud en reparatie, brandstofkosten) van bij verdachte [verdachte] in bezit zijnde voertuigen, zal ik in de vermogensvergelijking ook rekening houden met de variabele autokosten ten aanzien van de bij verdachte [verdachte] in gebruik zijnde Mercedes-Benz CLS 55 AMG.
Omdat in de bankmutaties geen betalingen zitten aan bedrijven die voertuigbrandstoffen verkopen (Shell / BP / Esso / Texaco / etc.), kan het niet anders als dat de brandstofkosten voor dit voertuig ook contant worden/zijn betaald. De variabele kosten voor de Mercedes-Benz CLS 55 AMG heb ik gekoppeld aan een auto uit de middenklasse, waardoor ik in de vermogensvergelijking rekening houd met de volgende kosten:
Jaar | Mercedes CLS 55 AMG [kenteken 7] |
2014 (vanaf 29 nov.) | 254 |
2015 (tot 22 sept.) | 2.159 |
Vermogensvergelijking inzake het gezin van de verdachte [verdachte]
Rekening houdend met de feiten en omstandigheden die ik hiervoor beschreven heb, heb ik over de periode 1 januari 2010 tot 22 september 2015 per jaar een vermogensvergelijking opgesteld volgens de eerder vermelde berekeningsmethode inzake verdachte [verdachte] en zijn gezin:
(pagina 381)
(pagina 382)
De interpretatie van de bankmutaties over de periode van 1 januari 2010 tot 22
september 2015 gaf al aanleiding tot twijfel over de volledigheid van de door [verdachte] verantwoorde inkomsten. Dit omdat er in de hiervoor genoemde periode:
geen contante opnamen vanaf de bankrekeningen hebben plaatsgevonden; er slechts één pinbetaling bij een supermarkt [Albert Heijn] te zien was en er totaal geen uitgaven te zien waren voor de benodigde brandstoffen ten behoeve van de in bezit c.q. in gebruik zijnde vervoermiddelen.
Bovendien zag verdachte [verdachte] kans om aanzienlijke geldbedragen contant af te storten op zijn ING-bankrekening, waarvan de herkomst onduidelijk is.
Uit het vorenstaande komt naar voren dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte over een periode van 1 januari 2010 tot 22 september 2015 de beschikking moet hebben gehad over (een) andere (illegale) inkomstenbron(nen). Deze onbekende inkomsten bedragen minimaal:
Jaar | Bedrag |
2010 | 22.589 |
2011 | 34.671 |
2012 | 29.108 |
2013 | 29.868 |
2014 | 43.128 |
2015 | 34.037 |
Totaal | 193.401 |
41. Het proces-verbaal financieel onderzoek familie [verdachte] d.d. 6 september 2016, zaaksdossier witwassen, pagina’s 313 356 tot en met 313 371, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 12] :
(pagina 369)
Op woensdag 29 april 2015 werd door een observatieteam gezien dat een manspersoon die later werd herkend als de verdachte [verdachte] als bestuurder reed in de Mercedes-Benz, kleur zwart, met kenteken [kenteken 7] .
Omstreeks 18.50 uur werd door het observatieteam gezien dat deze Mercedes geparkeerd werd in de Wolfstraat te Helmond, vlak achter de woning [adres 6] , op dat moment de woning van verdachte [verdachte] .
Vervolgens werd gezien dat de verdachte [verdachte] met een sleutel in de hand liep richting de garageboxen achter perceel [adres 6] . Even later stond de Mercedes met kenteken [kenteken 7] niet meer in de Wolfstraat en hoorde men de deur van een garagebox dichtklappen vlak achter perceel [adres 6] .
Op woensdagavond 22 juli 2015 werd door een medewerker van de politie Helmond gezien dat verdachte [verdachte] als bestuurder met een paarskleurige Mercedes 500E W124 bij zijn woning aan de [adres 1] kwam.
De Mercedes met kenteken [kenteken 8] reed [verdachte] vervolgens in de garage behorende bij zijn woning op het adres [adres 1] . Alvorens hij dit deed reed hij een zwarte Mercedes CLS AMG, kleur zwart, met kenteken [kenteken 7] (het hof begrijpt: [kenteken 7] ) uit deze garage. (Opmerking verbalisant [verbalisant 12] : De verdachte [verdachte] was op dat moment verhuisd van het adres [adres 6] naar [adres 1] .)
42. Het proces-verbaal inzake de ontvangst en inventarisatie van de gevorderde ING-bankrekening op naam van [verdachte] d.d. 20 november 2015, zaaksdossier 13, pagina’s 313 396 tot en met 313 399, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 16] :
(pagina 397)
De bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 1] staat op naam van [verdachte] . De door de ING Bank NV uitgeleverde informatie betreft de periode van 1 januari 2010 (banksaldo € 864,78 credit) tot 22 september 2015 (banksaldo € 679,15 credit). Aan deze bankrekening is één betaalpas gekoppeld en deze pas is uitgegeven op naam van [verdachte] .
(pagina 398)
Het valt mij op dat er over de periode 1 januari 2010 tot 22 september 2015 meerdere contante stortingen op de op naam van verdachte [verdachte] staande ING-bankrekening zijn verricht. Deze contante stortingen vormen een substantieel gedeelte van de totale inkomsten die op zijn bankrekening binnenkomen. In onderstaande tabel heb ik de bedragen ter zake de totale ontvangsten op de ING-bankrekening naar beneden afgerond op hele euro's:
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
Totale ontvangsten op ING-bankrekening | 27.891 | 27.819 | 28.129 | 27.334 | 22.737 | 16.427 |
Waarvan contant gestort | 14.870 | 7.850 | 21.650 | 25.050 | 21.500 | 11.500 |
Het is vooralsnog onduidelijk wat de herkomst is van deze contante gelden die op de op naam van verdachte [verdachte] staande ING-bankrekening worden gestort. Gelet op het feit dat van de verdachte [verdachte] geen andere loon- en/of uitkeringsgegevens, noch winst uit onderneming, bekend zijn bij de Belastingdienst, kan het niet anders dan dat de herkomst van de contant afgestorte bedragen uit een onbekende (illegale) inkomstenbron afkomstig zijn.
43. Het proces-verbaal inzake onderzoek naar de BMW 535D met kenteken [kenteken 1] d.d. 21 december 2015, zaaksdossier 13, pagina’s 313 412 tot en met 313 414, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 18] :
(pagina 412)
[verdachte] heeft van 23 augustus 2011 tot 30 november 2012 de BMW type 535D sedan aut. voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] op naam gehad.
(pagina 413)
Op 17 december 2015 belde [betrokkene 3] mij, [verbalisant 16] , terug. [betrokkene 3] vertelde mij dat hij de BMW op 23 augustus 2011 voor € 20.000 aan [verdachte] had verkocht en dat hij dat geld contant van [verdachte] ( [verdachte] ) [verdachte] had ontvangen. Door het in brand vliegen van de auto moest hij op last van de rechter het aankoopbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, in totaal een bedrag van € 21.000 en nog een beetje aan de koper terugbetalen. Dit moet zijn geweest omstreeks februari 2012. Dit bedrag heeft hij toen over moeten maken naar een derdengeldrekening van een advocaat, waarvan hij zich de naam herinnerde als GLDK Advocaten.
Op 18 december 2015 ontving ik via de email een bericht van [betrokkene 3] waaraan een bijlage was gevoegd met de titel 'foto.JPG (384 kB)'. (pagina 413) De door [betrokkene 3] toegezonden foto betreft een afdruk van een bij Rabobank Helmond aangehouden rekening met nummer 1496.32.886 ten name van [betrokkene 3] . Op de foto is geen datum van het afschrift te lezen. Wel is te lezen dat het vorige afschrift gedateerd was op 29 februari 2012. Voorts lees ik op het afschrift, gedateerd 08-03, waarmee vermoedelijk de datum van 08 maart 2012 wordt bedoeld, dat er een bedrag van € 21.774,72 wordt afgeschreven naar een bankrekening met nummer 1597.19.941 met als omschrijving:
St. Derdengeldreken GLDK
[verdachte] / [betrokkene 3] Betaling
Tegen finale kwijting!!!
Koop ontbonden BMW 535D SVP ONTVANGSTBEVESTIGING!
Uit het strafrechtelijk onderzoek Sarajevo is naar voren gekomen dat een bedrag van € 20.111,59 op 21 maart 2012 vanaf de derdengeldrekening met nummer 1597.19.941 is ontvangen op de bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 5] ten name van [verdachte] , zijnde de vader van verdachte [verdachte] . Als omschrijving bij dezè overboeking staat het volgende vermeld: 'GLDK ADVOCATEN VORDERING [verdachte] / [betrokkene 3] TD MINUS FACTUUR J12/0221'.
44. Een geschrift, inhoudende een overzicht ‘Specificatie werkelijk gedane uitgaven’, als bijlage 7 gevoegd bij het proces-verbaal inzake het combineren van de verzamelde financiële gegevens d.d. 18 december 2015, zaaksdossier 13, pagina’s 313 475 en 313 476:
45. Een geschrift, inhoudende een overzicht van de totale inkomsten en in uitgaven op de ING-bankrekening [rekeningnummer 1] , genaamd ‘draaitabel’, als bijlage 4 gevoegd bij het proces-verbaal inzake de ontvangst en inventarisatie van de gevorderde ING-bankrekening op naam van [verdachte] d.d. 20 november 2015, zaaksdossier 13, pagina’s 313 409 en 313 410:
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft op gronden als verwoord in de pleitnota bepleit dat slechts kan worden bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het onder 1 tenlastegelegde feit. Het hof is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de tenlastegelegde periode in de loods aan [adres 2] en aan [adres 4] meermalen hennep is geknipt (en aldus bewerkt) en dat de verdachte daaraan een onmiskenbare en essentiële bijdrage heeft geleverd. In de eerste plaats hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat zij zich allebei bezighielden met het benaderen/regelen van knipsters om de hennep te komen knippen. Deze knipsters werden op een afgesproken locatie opgehaald met de bus van de verdachte. Verder heeft [medeverdachte 1] op 1 mei 2015 zakken met totaal ongeveer 50 kilo hennep die in de loods was geknipt in de bus van de verdachte geplaatst en heeft verdachte deze hennep vervolgens weggebracht. Tot slot had de verdachte op 11 juni 2015 contact met zowel [medeverdachte 1] als een knipster over de betaling van haar knip-werkzaamheden.
Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden en de vastgestelde bijdragen van de verdachten, in onderlinge samenhang beschouwd, is naar het oordeel van het hof sprake van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (in elk geval) medeverdachte [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van het hof is er sprake van een dusdanig intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte bij het bewerken van de hennep dat zijn handelingen en betrokkenheid het niveau van medeplichtigheid overstijgen. Resumerend acht het hof, op grond van het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het enkele feit dat de geknipte hennep in eigendom aan iemand anders toebehoorde dan de verdachte en/of zijn medeverdachte, wat van de juistheid daarvan verder ook zij, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Die omstandigheid is voor de juridische vraag of de verdachte met betrekking tot het bewerken van hennep in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gehandeld immers irrelevant.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 2 en 3
De raadsvrouw heeft bepleit dat slechts kan worden bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het hof is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de tenlastegelegde periode in de woning aan [adres 1] hennep is geteeld en stroom is weggenomen. Zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij deze kwekerij samen hebben opgebouwd en onderhouden en dat zij de illegale elektriciteitsaansluiting samen hebben aangelegd.
Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden en de vastgestelde bijdragen van de verdachten, in onderlinge samenhang beschouwd, is naar het oordeel van het hof sprake van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (in elk geval) medeverdachte [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van het hof is er sprake van een dusdanig intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte bij het telen van de hennep en het stelen van de stroom dat zijn handelingen en betrokkenheid het niveau van medeplichtigheid overstijgen. Resumerend acht het hof, op grond van het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
Het hof acht op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 22 september 2015 in zijn woning aan [adres 1] een vuurwapen (merk: Smith & Wesson, type: Beretta, model: 60, kaliber: 38), twee patroonmagazijnen en ongeveer 235 patronen voorhanden heeft gehad.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is op gronden als verwoord in de pleitnota aangevoerd dat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de voorwerpen (contante geldbedragen) niet van misdrijf afkomstig zijn en dat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar deze verklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Beoordelingskader witwassen
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp 'afkomstig is uit enig misdrijf', kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de vastgestelde feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar de uit die verklaring van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het voorwerp. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Het hof stelt vast dat het onderzoek in deze strafzaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de voorwerpen (contante geldbedragen) waarop de tenlastegelegde witwasgedragingen van de verdachte betrekking zouden hebben, van een concreet aangeduid misdrijf afkomstig zijn. Dat is hooguit anders tot een bedrag van € 1.300 dat verdachte naar eigen zeggen zou hebben verdiend met de hem tenlastegelegde en bewezenverklaarde hennepactiviteiten. Het hof dient daarom vast te stellen of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat deze voorwerpen (ook voor het overige) uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Vermogensvergelijking aan de hand van een uitgebreide kasopstelling
De politie heeft een vermogensvergelijking opgesteld, waarbij onderzoek is gedaan naar de inkomsten en uitgaven van de verdachte over 1 januari 2010 tot 22 september 2015. Daartoe heeft de politie geput uit een groot aantal bronnen, zoals de belastinggegevens en bankgegevens van de verdachte alsmede voorwerpen die bij de doorzoeking in beslag zijn genomen. Op basis van alle beschikbare processtukken hebben de verbalisanten een kasopstelling gemaakt. In deze kasopstelling zijn de totale uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale gelden. Door de politie is geconstateerd dat in de onderzochte periode sprake is van een negatief saldo van € 193.401. Dit duidt erop dat de verdachte over de genoemde periode € 193.401 meer heeft uitgegeven dan dat er vanuit de legale inkomsten beschikbaar was voor uitgaven. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen derhalve het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat deze uitgaven uit enig misdrijf afkomstig zijn. Bij deze stand van zaken mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Hieronder worden de alternatieve verklaringen van de verdachte voor de (niet-criminele) herkomst van het geld besproken, alsmede enkele (ambtshalve) correcties van het hof op de voormelde kasopstelling.
I: De uitgebrande BMW
Het hof heeft voorts geconstateerd dat de verdachte vanaf 23 augustus 2011 een BMW type 535D met kenteken [kenteken 1] op zijn naam heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte deze BMW op 23 augustus 2011 voor een bedrag van € 20.000 had gekocht en dat hij dit bedrag contant had betaald. Het hof heeft dit bedrag als uitgave meegenomen in de kasopstelling, zoals blijkt uit de hierna onder 5 te bespreken uitgaven van de verdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat deze BMW is uitgebrand. De vorige kentekenhouder heeft op last van de rechter het aankoopbedrag aan de koper, de verdachte, moeten terugbetalen. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte op 21 maart 2012 -via zijn vader- uiteindelijk een bedrag van € 20.111,59 voor deze auto heeft ontvangen. Nu dit bedrag heeft kunnen dienen om een deel van de uitgaven te dekken, zal het hof dit bedrag op het uit de kasopstelling blijkende onverklaarbare vermogen in aftrek brengen.
II: De uitgaven aan levensonderhoud en variabele autokosten conform de Nibud-normen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de kosten voor levensonderhoud in werkelijkheid lager waren dan de daarvoor gehanteerde Nibud-normen. De verdachte woonde in die tijd alleen, at vaak bij zijn ouders en leefde verder zuinig.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de politie de cijfers van het Nibud terecht als uitgangspunt heeft genomen. Het hof heeft geconstateerd dat de uitgaven aan levensonderhoud en variabele autokosten die uit de bankrekeningen blijken vrijwel elk jaar fors lager liggen dan de Nibud-normen. Deze moeten dus grotendeels contant zijn betaald. Het hof overweegt dat de Nibud-normen een conservatief en veilig uitgangspunt vormen, mede nu deze normen uitgaan van minimale kosten. Dat de verdachte minder aan levensonderhoud en variabele autokosten zou hebben uitgegeven dan door de politie is berekend, terwijl de politie al in het voordeel van verdachte is uitgegaan van minimale bedragen, is door de verdediging slechts in algemene termen gesteld en op geen enkele wijze concreet onderbouwd. Ook voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een afwijking van de Nibud-normen rechtvaardigen.
II: De Rolex
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte de Rolex die bij de doorzoeking is aangetroffen, bij een handelaar in Kerkrade heeft gekocht en daarbij een ouder model heeft ingeruild. De verdachte hoefde nog slechts een bedrag van € 3.500 bij te betalen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte in dat verband een factuur van [bedrijf 8] overgelegd .
Het hof overweegt het volgende. Uit het proces-verbaal van taxatie blijkt dat de juwelier [bedrijf 4] aan de hand van het serienummer van de Rolex (77M2K115, model 116520-Daytona) kon achterhalen dat het horloge op 15 september 2015 in zijn winkel nieuw was verkocht voor de catalogusprijs van € 10.550 en dat de koper dit bedrag contant had betaald. Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte voornoemde factuur van [bedrijf 8] te Kerkrade ingebracht ter onderbouwing van zijn verklaring dat hij het betreffende horloge heeft verkregen na inruil met bijbetaling bij een handelaar. Deze factuur vermeldt echter niet dat sprake is geweest van inruil met bijbetaling. Op de factuur staat slechts een bedrag van € 10.700. Verder vermeldt de factuur geen serienummer. Tot slot staat op de factuur als factuurdatum 4 augustus 2015 vermeld. Gelet op deze datum kan de verklaring van de verdachte eenvoudigweg niet kloppen, nu het horloge dat in de woning van de verdachte is aangetroffen pas ruim een maand later door juwelier [bedrijf 4] nieuw is verkocht. Het hof schuift de verklaring van de verdachte als niet aannemelijk geworden terzijde. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet noopt tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
IV: Vakanties en/of uitstapjes
Het hof zal de verdachte, evenals de rechtbank, vrijspreken van de tenlastegelegde witwashandelingen ten aanzien van ‘een of meer vakantierei(s)/(zen) en/of uitstapje(s)’, nu onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat deze uitgaven een illegale herkomst hebben. Het hof heeft uit de ‘Specificatie werkelijk gedane uitgaven’ (pagina’s 313 475-476) geconcludeerd dat bij de kasopstelling ook geen rekening is gehouden met uitgaven ter zake van vakanties en/of uitstapjes (pagina’s 313 475-476), zodat enige correctie ten aanzien van deze post niet hoeft plaats te vinden.
V: Aanschaf van auto’s
Voor zover de raadsvrouw heeft bepleit dat de aanschafprijs van de Mercedes CLS 55 AMG met kenteken [kenteken 7] ten onrechte bij de kasopstelling is betrokken, nu deze auto van de neef van de verdachte, [naam 1] , zou zijn, overweegt het hof het volgende.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 22 september 2015 is in de garage een Mercedes CLS 55 AMG met kenteken [kenteken 7] aangetroffen. Deze auto stond op naam van [naam 3] , de neef van de verdachte. Op grond van de inhoud van het dossier kan het naar het oordeel van het hof echter niet anders dan dat de verdachte de werkelijke eigenaar van deze auto was. Op 29 april 2015 werd gezien dat de verdachte in de auto reed en deze even later parkeerde in een garagebox achter zijn toenmalige woning aan de [adres 6] en op 22 juli 2015 reed hij de auto uit zijn garage aan [adres 1] om vervolgens een andere auto de garage in te rijden. Niet alleen leidt het hof hieruit af dat de verdachte in de tenlastegelegde periode de feitelijke gebruiker van deze auto was, bovendien blijkt hieruit dat de auto is ‘meeverhuisd’ van zijn voormalig woonadres naar zijn nieuwe woning. Zoals gezegd werd de auto op 22 september 2015 (andermaal) aangetroffen in de garage die bij zijn woning behoorde. In de auto lagen toen een kinderzitje, kinderspeelgoed en luiers. De verdachte had op dat moment twee jonge kinderen. Tot slot werden in de woning van de verdachte meerdere facturen aangetroffen die betrekking hadden op de Mercedes en aan de verdachte waren geadresseerd. Gelet op het voorgaande staat voor het hof vast dat de verdachte de werkelijke eigenaar van de auto was en zal het hof de aanschafprijs als uitgave bij de kasopstelling betrekken.
VI: Legale inkomsten uit handel in autobanden
De verdediging heeft aangevoerd dat het verschil uit de kasopstelling kan worden verklaard dat het verschil uit de kasopstelling kan worden verklaard door het geld dat de verdachte zwart verdiende met de in- en verkoop van autobanden (€ 400 per week). Daarnaast heeft hij tweemaal een bedrag van € 5.000 ontvangen van de heer een familielid van zijn partner (pagina’s 6 en 7 pleitnota).
Het hof overweegt dat de verdachte zijn summiere verklaring in het geheel niet heeft onderbouwd met (financiële) stukken, zodat deze niet verifieerbaar is. Door de verdachte is geen enkel concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk aanknopingspunt naar voren gebracht op basis waarvan het Openbaar Ministerie nader onderzoek kan en moet doen naar de uit de verklaring van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van de in de onderzoeksperiode beschikbare contanten. Het hof acht de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van het geldbedrag dan ook niet aannemelijk geworden.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 september 2015 veel meer heeft uitgegeven dan dat er vanuit de legale inkomsten beschikbaar was voor uitgaven. Met de correcties die hierboven zijn aangegeven, komt het hof tot een bedrag van (€ 193.401 minus € 20.111,59 =) € 173.289,41. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen derhalve het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat deze uitgaven uit enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte is er niet in geslaagd een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke alternatieve verklaring te geven voor de herkomst van het geld.
Derhalve kan het niet anders zijn dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren en dat de verdachte dit wist. De verdachte heeft deze geldbedragen voorhanden gehad en deze geldbedragen zijn telkens omgezet door dit geld aan te wenden voor (onder meer) het betalen van de vaste lasten, aankoop van een auto en het reguliere levensonderhoud.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in een periode van meerdere maanden schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bewerken en telen van (grote hoeveelheden) hennep.
Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan de grootschalige productie van hennep. Dit houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is algemeen bekend dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden Voorts heeft de verdachte zich in de woning aan [adres 1] schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van stroom. Om de diefstal te bewerkstelligen is de verzegeling verbroken en de elektriciteitsmeter gemanipuleerd. Afgezien van de schade die aan de netbeheerder is toegebracht, brengt manipulatie van de elektriciteitsmeter onder andere brandgevaar met zich. De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd.
Voorts heeft de verdachte een vuurwapen, patroonmagazijnen en ongeveer 235 patronen voorhanden gehad (feit 5) en wordt bij de bepaling van de straf in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, te weten het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, welk feit de verdachte heeft erkend. Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de Nederlandse maatschappij en dient krachtig te worden bestreden. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van dergelijke wapens onaanvaarde risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Met het witwassen van criminele gelden tracht men dat illegaal verkregen geld in het legale circuit te brengen. Dat vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij, zoals blijkt uit het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 augustus 2021, vóór de bewezenverklaarde feiten meermalen eerder onherroepelijk was veroordeeld ter zake van het telen van hennep. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte is op dit moment 25 uur per week werkzaam als vrachtwagenchauffeur en zit daarnaast als gevolg van een auto-ongeluk deels in de Ziektewet. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij van deze inkomsten kan rondkomen. Verder is de verdachte samenwonend met zijn vriendin en hebben zij twee thuiswonende kinderen van respectievelijk 6 en 9 jaar. Het hof betrekt bij de strafoplegging voorts dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onderhavige zaak ook ingrijpende gevolgen voor de verdachte heeft gehad.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, waartoe door de raadsvrouw is verzocht, doet naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde, zodat het hof daartoe niet zal overgaan. Wel ziet het hof in het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de door de advocaat-generaal geformuleerde eis.
Alles afwegende acht het hof, net als de rechtbank, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, in beginsel passend en geboden. Het hof is van oordeel dat deze straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten, het tijdsverloop en de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof overweegt met betrekking tot de redelijke termijn het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep in forse mate is overschreden. Namens de verdachte is op 1 augustus 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 6 december 2021 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met ruim 28 maanden overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging toe te rekenen. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal worden verhoogd met 4 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof is van oordeel dat de voorwerpen onder de nummers 6 tot en met 9, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en/of die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het hof zal daarom de onttrekking aan het verkeer bevelen van voornoemde inbeslaggenomen goederen.
Het op de beslaglijst onder 12 genoemde voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat uit het onderzoek is gebleken dat dit een voorwerp is met behulp waarvan de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan de verdachte toebehoorde. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de nummers 10 en 11, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, aangezien het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 12 genoemde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerp;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder 6 tot en met 9 genoemde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 10 tot en met 11 genoemde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 6 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑12‑2021