Inhoudsopgave
EB 2017/59:Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW: hoe rustig kan een verrekeningsgerechtigde achterover leunen?
EB 2017/59
Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW: hoe rustig kan een verrekeningsgerechtigde achterover leunen?
Documentgegevens:
Mr. T.M. Subelack, datum 14-06-2017
- Datum
14-06-2017
- Auteur
Mr. T.M. Subelack1
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS33942:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In zijn uitspraak van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:161, NJ 2017/81 en RFR 2017/68) heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de reikwijdte en toepassing van het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW. Dit bewijsvermoeden krijgt in de literatuur niet vaak aandacht. De recente uitspraak van de Hoge Raad is een goede aanleiding om aan dit artikel nadere aandacht te besteden.
1. Reikwijdte bewijsvermoeden volgens Hoge Raad 3 februari 2017
In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 2017 waren partijen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.