NJB 2023/1717:Voorbedachte raad bij moord op moeder, art. 289 Sr: voor voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. De Hoge Raad gaat in op de achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en gaat in op het probleem dit vereiste zich moeilijk voor strafrechtelijk bewijs leent. In casu kon het hof voorbedachte raad bewezenverklaren. Daartoe telt o.a. dat de verdachte al meerdere malen had nagedacht over de mogelijke oplossingen voor zijn financiële probleem, waarbij één van deze oplossingen het om het leven brengen van zijn moeder inhield, dat de verdachte in de hal van het verpleeghuis de uiteindelijke beslissing heeft genomen om haar van het leven te beroven en dat ook tussen dit besluit en de daadwerkelijke uitvoering daarvan in de auto op de parkeerplaats enige tijd is verstreken, mede omdat de verdachte heeft getreuzeld zodat daarbij geen mensen in de buurt zouden zijn, en dat de verdachte die tussentijd heeft gebruikt om verder na te denken over het moment en de manier waarop het volgens hem zou moeten gebeuren. Uiteindelijk heeft de verdachte in zijn auto de keuze gemaakt om zijn moeder in de auto te wurgen met behulp van een tie-wrap.