NJB 2017/485
Caribische zaak. Griffierecht. Verval van het hoger beroep. Hoge Raad: 1. Beoordelingsmoment. Het hof is niet ertoe gehouden om onmiddellijk na het verstrijken van de betalingstermijn voor het griffierecht vast te stellen dat het hoger beroep is vervallen. 2. Goede procesorde. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat het hof de sanctie van art. 270 lid 5 RvA (verval van het hoger beroep) buiten toepassing had moeten laten, nu het hof, ondanks de niet-tijdige betaling van het griffierecht, gelegenheid aan de appellant heeft gegeven voor een verdere inhoudelijke proceshandeling, namelijk het indienen van een pleitnota
HR 17-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:284
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 februari 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00861
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:284, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1228, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2016
- Wetingang
(art. 270 lid 5 RvA)
Essentie
Caribische zaak. Griffierecht. Verval van het hoger beroep. Hoge Raad: 1. Beoordelingsmoment. Het hof is niet ertoe gehouden om onmiddellijk na het verstrijken van de betalingstermijn voor het griffierecht vast te stellen dat het hoger beroep is vervallen. 2. Goede procesorde. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat het hof de sanctie van art. 270 lid 5 RvA (verval van het hoger beroep) buiten toepassing had moeten laten, nu het hof, ondanks de niet-tijdige betaling van het griffierecht, gelegenheid aan de appellant heeft gegeven voor een verdere inhoudelijke proceshandeling, namelijk het indienen van een pleitnota