NJB 2022/2880:Toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden: in casu is (anders dan in gevallen waarop eerdere rechtspraak betrekking heeft, zoals HR 15 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:338 en HR 31 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:807) in de uitspraak van het hof een toezichtsopdracht aan de reclassering als bedoeld in art. 14c lid 6 Sr opgenomen en daarbij nader bepaald op welke manier dat toezicht kan plaatsvinden. De Hoge Raad herhaalt die eerdere rechtspraak, waarvan de uitgangspunten ook gelden voor het toezicht in deze zaak. De Hoge Raad merkt voorts op dat het WvSr en het WvSv niet voorzien in een regeling voor het in art. 14c lid 6 Sr en het in art. 6:3:14 lid 1, aanhef en onder a sub 4, Sv bedoelde toezicht voor gevallen zoals dit, waarin het toezicht ertoe strekt de naleving te controleren van de gedragsvoorwaarde voor zover deze inhoudt dat de veroordeelde zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of dat de veroordeelde zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen/kinderen wordt gecommuniceerd. Ondanks het ontbreken van zo’n specifieke wettelijke regeling kan de rechter bij het geven van een toezichtsopdracht nadere invulling geven aan de manier waarop dat toezicht kan plaatsvinden. Bij het geven van zo’n opdracht moet zijn gewaarborgd dat het toezicht niet leidt tot een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde. In casu kon het hof enerzijds de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers beperken ter voorkoming van een te ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, terwijl het anderzijds met het reclasseringstoezicht heeft beoogd te bereiken dat binnen dat kader maximale vrijheid wordt gegeven aan de reclassering om te voorkomen dat de verdachte zijn gedrag kan aanpassen aan het aantal en de frequentie van deze controles.