Hof 's-Hertogenbosch, 10-11-2006, nr. 20-010210-05
ECLI:NL:GHSHE:2006:BH3383, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
10-11-2006
- Zaaknummer
20-010210-05
- LJN
BH3383
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:BH3383, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 10‑11‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BF0655, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BF0655
Uitspraak 10‑11‑2006
Inhoudsindicatie
art. 137c Sr: verdachte wordt veroordeeld voor het zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst. Verweer: niet bewezen kan worden dat verdachte zich beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, te weten de aanhangers van de Islam; subsidiair werd de uitlating “Stop het gezwel dat Islam heet” door de verdachte gedaan vanuit een politieke overtuiging, te weten het verzet tegen de multiculturele samenleving. In het licht van die maatschappelijke context komt, aldus de raadsman, het strafwaardig beledigend karakter aan de uitlating te ontvallen. Hof: de uiting op de poster “Stop het gezwel dat Islam heet”, is zowel op zichzelf beschouwd als bezien in de context waarin deze uiting is gedaan als beledigend is aan te merken voor mensen die deel uitmaken van de islamitische geloofsgemeenschap. Door de Islam aan te duiden als een gezwel, en daarmee tot uitdrukking te brengen dat het daarbij gaat om iets kwaadaardigs dat verwijderd of uitgebannen zou moeten worden, heeft verdachte zich middels de tekst op de poster onnodig grievend uitgelaten over de Islam, en gezien de verbondenheid tussen de Islam en haar gelovigen, ook ten aanzien van die groep mensen die de Islam belijden.
Partij(en)
Parketnummer: 20-010210-05
Uitspraak : 10 november 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juli 2005 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01/826234-05 en 01/820106-05, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01/820106-05 is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en ten aanzien daarvan opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2004 te Valkenswaard in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, te weten door op te roepen om in verzet te komen tegen de Islam, in elk geval de aanhangers van de Islam en/of op te roepen om de openbare orde te verstoren en/of aan te zetten tot haat, discriminatie en/of geweld, aldus tot overtreding van het artikel 137d Wetboek van Strafrecht, immers heeft verdachte toen en daar een poster met de tekst: "Stop het gezwel dat Islam heet! Theo is voor ons gestorven. Wie wordt de volgende? Kom in verzet NU! Nationale Alliantie, wij buigen niet voor Allah. Word lid! N.A. [postbus], [plaats], Http://www.nationalealliantie.com" opgehangen, althans aanwezig gehad op een raam van een woning gelegen aan de [adres] en welke poster toen aldaar voor een ieder duidelijk zichtbaar was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2004 te Valkenswaard, zich in het openbaar, bij geschrift of afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten aanhangers van de Islam, wegens hun godsdienst, door opzettelijk beledigend zichtbaar ter plaatse op een raam aan de straatzijde van een woning gelegen aan de [adres] een poster van A3 formaat met de tekst: ”Stop het gezwel dat Islam heet. Theo is voor ons gestorven, wie wordt nu de volgende ? Kom in verzet NU, Nationale Alliantie, wij buigen niet voor Allah. Word lid! N.A. [postbus], [plaats], Http://www.nationalealliantie.com” op te hangen, in elk geval voorhanden te hebben;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2004 te Valkenswaard, in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, heeft aangezet tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten aanhangers van de Islam en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten aanhangers van de Islam, wegens hun godsdienst of geloofsovertuiging, door een poster met de tekst: “Stop het gezwel dat Islam heet! Theo is voor ons gestorven. Wie wordt de volgende ? Kom in verzet NU! Nationale Alliantie, wij buigen niet voor Allah. Word lid! N.A. [postbus], [woonplaats], Http://www.nationalealliantie.com” op te hangen, althans aanwezig te hebben op een raam van een woning gelegen aan de [adres] en welke poster toen aldaar voor een ieder duidelijk zichtbaar was;
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de strafvervolging moet worden verklaard. De raadsman heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat door het openbaar ministerie beginselen van een goede procesorde worden geschonden door de verdachte te vervolgen.
In de eerste plaats wordt, aldus de raadsman, het vertrouwensbeginsel geschonden doordat in eerste instantie door de verbalisanten de zaak werd afgedaan door de poster onder verdachte in beslag te nemen en een waarschuwing aan verdachte uit te delen. Door deze handelwijze van de verbalisanten werd bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij niet strafrechtelijk vervolgd zou worden.
In de tweede plaats wordt, aldus de raadsman, door het openbaar ministerie het beginsel van zuiverheid van oogmerk geschonden door de verdachte strafrechtelijk te vervolgen omdat uitlatingen van rechts-extremistische partijen – zoals in deze zaak de politieke partij “Nationale Alliantie” – in het maatschappelijk debat wezenlijk strenger hebben te lijden van strafrechtelijke repressie terzake van hun uitlatingen dan de andere politieke partijen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van de door de raadsman gestelde schending van het vertrouwensbeginsel stelt het hof het navolgende vast.
Naar aanleiding van een melding gingen verbalisanten op 7 november 2004 naar de [adres] te Valkenswaard. Ter plaatse zagen zij dat er een poster voor het raam hing met daarop de in de tenlastelegging weergegeven tekst.
Vervolgens werd de poster door de verbalisanten in beslag genomen en werd de zaak door hen afgedaan met een waarschuwing aan het adres van verdachte.
Nadat de verbalisanten overleg hadden gevoerd met de officier van justitie te ’s-Hertogenbosch werd echter alsnog besloten om een proces-verbaal op te maken tegen verdachte terzake overtreding van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissingsbevoegdheid of al dan niet terzake van een strafbaar feit wordt vervolgd rust bij het openbaar ministerie. Aan de enkele uitlating van politiefunctionarissen dat de zaak met inbeslagneming en een waarschuwing wordt afgedaan kan een verdachte niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat niet tot vervolging zal worden overgegaan.
Ten aanzien van de door de raadsman gestelde schending van het beginsel van zuiverheid van oogmerk overweegt het hof dat in deze door de verdediging geen feiten en omstandigheden zijn gesteld, noch anderszins ter terechtzitting van feiten en omstandigheden is gebleken, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het openbaar ministerie zich bij haar beslissing om verdachte te vervolgen heeft laten leiden door het gegeven dat het in deze zou gaan om een uitlating van een rechts-extremistische partij.
Het hof verwerpt mitsdien op beide onderdelen het verweer van de raadsman.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte, nu ook niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder parketnummer 01/820106 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2004 te Valkenswaard, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten aanhangers van de Islam, wegens hun godsdienst, door opzettelijk beledigend zichtbaar ter plaatse op een raam aan de straatzijde van een woning gelegen aan de [adres] een poster van A3 formaat met in de tekst ondermeer : “Stop het gezwel dat Islam heet.” op te hangen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte met de uiting in het pamflet “Stop het gezwel dat Islam heet”, het oog heeft gehad op de Islam als maatschappelijke misstand en niet op de belijders daarvan c.q. de leden van die geloofsgemeenschap, hetgeen ook zou blijken uit de toevoeging in het pamflet “Wij buigen niet voor Allah!”.
Volgens de raadsman volgt hieruit dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, te weten de aanhangers van de Islam.
Subsidiair, voor het geval het hof op dat punt anders zou oordelen, heeft de raadsman van de verdachte, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de uitlating “Stop het gezwel dat Islam heet” door de verdachte werd gedaan vanuit een politieke overtuiging, te weten het verzet tegen de multiculturele samenleving. In het licht van die maatschappelijke context komt, aldus de raadsman, het strafwaardig beledigend karakter aan de uitlating te ontvallen. Bovendien is, aldus de raadsman, in het kader van die maatschappelijke context tevens van belang dat in de tijd dat de verdachte de gewraakte uitlating deed, er een golf van ontzetting en protest over het land ging tengevolge van de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004.
Ook daardoor komt, aldus de raadsman, de strafwaardigheid aan het beledigende karakter van de uitlating te ontvallen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat de uiting op de poster “Stop het gezwel dat Islam heet”, zowel op zichzelf beschouwd als bezien in de context waarin deze uiting is gedaan als beledigend is aan te merken voor mensen die deel uitmaken van de islamitische geloofsgemeenschap. Door de Islam aan te duiden als een gezwel, en daarmee tot uitdrukking te brengen dat het daarbij gaat om iets kwaadaardigs dat verwijderd of uitgebannen zou moeten worden, heeft verdachte zich middels de tekst op de poster onnodig grievend uitgelaten over de Islam, en gezien de verbondenheid tussen de Islam en haar gelovigen, ook ten aanzien van die groep mensen die de Islam belijden.
Verdachte heeft daarmee, ook bezien tegen de achtergrond dat de betreffende poster kenbaar afkomstig was van de Nationale Alliantie en het gegeven dat het feit zich vlak na de moord op Theo van Gogh heeft afgespeeld, de grenzen van hetgeen in het licht van het recht op vrijheid van meningsuiting toelaatbaar moet worden geacht overschreden.
Noch de afkomst van de poster, noch de moord op Theo van Gogh doen af aan het beledigend karakter van de uiting “Stop het gezwel dat Islam heet”, terwijl tijdens het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken is van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat het zou gaan om een uiting dienstig aan het publieke debat waardoor het beledigend karakter aan de uiting komt te ontvallen.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 137c (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake soortgelijke feiten werd veroordeeld. De laatste veroordeling is van april 2006, derhalve zeer recent.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de persoon van de verdachte en zijn omstandigheden zoals die naar voren komen in het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 14 juli 2006.
Het hof komt op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen tot een oplegging van straf die afwijkt van datgene dat door het openbaar ministerie is gevorderd.
Het hof acht de gemaakte keuze met betrekking tot de strafmaat het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd .
Met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 63 en 137c (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/820106 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het parketnummer 01/820106-05 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het parketnummer 01/820106-05 subsidiair bewezen verklaarde oplevert:
Het zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. S.B.M. Voorhoeve,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 10 november 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.B.M. Voorhoeve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.