NJB 2016/1413:Erkenning van een rechterlijke beslissing uit een andere lidstaat. Openbare orde-exceptie. Vervolg op HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2062, NJ 2014/37 en HvJEU 16 juli 2015, ECLI:EU:C:2015:471. De rechthebbende op het merk ‘Johnny Walker’ doet beslag leggen op een partij whisky van dat merk, die zonder haar toestemming de Europese Economische Ruimte is binnengekomen in Bulgarije. De Bulgaarse rechter oordeelt dat geen sprake is van merkinbreuk. Degene ten laste van wie het beslag is gelegd, vordert bij de Nederlandse rechter schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegd beslag. Moet de uitspraak van de Bulgaarse rechter worden erkend? 1. Prejudiciële procedure. Rechterlijke binding. Het staat de nationale rechter die in een bij hem aanhangig geding een prejudiciële vraag heeft gesteld, niet vrij om te treden in de juistheid van de oordelen van het HvJEU in de prejudiciële procedure. 2. Erkenning. Onjuiste beslissing. De onjuiste toepassing van de Merkenrichtlijn door de Bulgaarse rechter is geen grond om in Nederland erkenning te weigeren. 3. Openbare orde. Rechtsmiddelen. De justitiabelen hebben de plicht alle rechtsmiddelen die in de lidstaat van herkomst van de beslissing beschikbaar zijn, aan te wenden om een schending van de openbare orde te voorkomen. De aangevoerde omstandigheid dat het aanwenden van rechtsmiddelen zinloos was, ontsloeg de justitiabele niet van deze plicht