RvdW 2015/373
Wet Bopz. Voorlopige machtiging o.g.v. art. 2 Wet Bopz; verzoek om contra-expertise (second opinion); motiveringseisen; stelplicht.
HR 06-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:528
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 maart 2015
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. Drion, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/06072
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:528, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:163, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2014
- Wetingang
Art. 2 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging o.g.v. art. 2 Wet Bopz; verzoek om contra-expertise (second opinion); motiveringseisen; stelplicht.
De rechter is overeenkomstig de algemene regels in de verzoekschriftprocedure vrij een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige af te wijzen. Niettemin moet, gelet op de ingrijpende aard van de door de rechter te nemen, tot vrijheidsbeneming leidende beslissing, worden aangenomen dat een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige slechts gemotiveerd kan worden afgewezen. De eisen die aan die motivering moeten worden gesteld, hangen af van de omstandigheden van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.