Hof Amsterdam, 10-12-2013, nr. 200.091.226/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:4502
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-12-2013
- Zaaknummer
200.091.226/01
- LJN
BX5846
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:4502, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑12‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1732, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5846, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑08‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ0237
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2012-0223
Uitspraak 10‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5846. Eindarrest. Bewijs verkoopoptie niet geleverd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank waarin de vordering werd afgewezen.
Partij(en)
arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.091.226/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 428695 / HA ZA 09-1659
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 december 2013
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
EISER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. P.D. Olden te Amsterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CYRTE INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Naarden,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
VERWEERDERS IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. E.E.U. Vroom te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof zal partijen hierna wederom aanduiden met respectievelijk [appellant], Cyrte en [geïntimeerde sub 2], en deze laatste twee gezamenlijk als Cyrte c.s. Ook de overige betrokken personen zal het hof hierna aanduiden zoals in het tussenarrest van 28 augustus 2012.
1.2 Het hof heeft bij het tussenarrest van 28 augustus 2012 Cyrte c.s. veroordeeld tot afgifte aan [appellant] van transcripties van dan wel afgifte aan [appellant] van gegevensdragers met kopieën van opnamen van
- de telefoongesprekken die [getuige 3] op 28 oktober 2008, 31 oktober 2008 en 6 november 2008 heeft gevoerd met [geïntimeerde sub 2],- de telefoongesprekken die [getuige 2] op 25 juni 2008, 30 juni 2008 en 9 juli 2009 heeft gevoerd met [geïntimeerde sub 2].
1.3
Cyrte c.s. hebben daarna een akte overlegging producties ingediend, met aangehecht transcripties van een aantal telefoongesprekken.
[appellant] heeft daarop gereageerd bij akte na tussenarrest, onder overlegging van nadere producties.
Cyrte c.s. hebben daarop geantwoord bij antwoordakte na tussenarrest.
[appellant] heeft nog een akte uitlating producties ingediend.
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1
In het tussenarrest van 28 augustus 2012 heeft het hof geoordeeld dat de grieven 1 en 2 falen en dat de overige grieven zich voor een gezamenlijke behandeling lenen. Zij hebben alle betrekking op het bewijsoordeel van de rechtbank. Het gaat daarbij om de vraag of [appellant] is geslaagd in het bewijs van de door hem aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde stelling dat [geïntimeerde sub 2], bestuurder van Cyrte, namens Cyrte aan hem een zogenoemde verkoopoptie heeft verleend aangaande een groot aantal (certificaten van) aandelen TMG (hierna ook: de aandelen TMG). Die verkoopoptie hield in dat Cyrte de door [appellant] aan te kopen aandelen TMG desgewenst van hem zou overnemen tegen de kostprijs (ook in dit arrest verder te noemen: de verkoopoptie). De uitoefenprijs zou op 10 september 2008 zijn verhoogd naar € 24,- per aandeel.
2.2
Verder heeft het hof in het tussenarrest van 28 augustus 2012 het door [appellant] ingebracht bewijsmateriaal samengevat, evenals het door Cyrte c.s. aangedragen tegenbewijs, en geoordeeld dat het verstandig is om, alvorens een bewijsoordeel te geven aan de hand van het bewijsmateriaal dat tot op dat moment in dit geding was verzameld, acht te slaan op het bewijsmateriaal dat mogelijk nog aanvullend in het geding zal worden gebracht, mede met het oog op de bevolen afgifte van transcripties van telefoongesprekken.
2.3
Het hof constateert dat de door Cyrte c.s. bij voornoemde akte overlegging producties aanvullend in het geding gebrachte transcripties van telefoongesprekken geen directe steun bieden voor het door [appellant] ingenomen standpunt, noch voor dat van Cyrte c.s. [appellant] heeft nog wel betoogd dat de transcripties opnieuw een aanknopingspunt bevatten voor de door hem gestelde ongeloofwaardigheid van [geïntimeerde sub 2]. Op dat betoog komt het hof hieronder terug.
2.4
Het hof zal thans zijn bewijsoordeel geven aan de hand van het verzamelde bewijsmateriaal.
2.5
Bij deze beoordeling stelt het hof voorop dat in de loop van deze procedure is komen vast te staan dat [geïntimeerde sub 2] namens Cyrte aan [appellant] een toezegging heeft gedaan die ziet op de koop door Cyrte van de door [appellant] gehouden aandelen in TMG, zoals onder meer volgt uit alinea 123 conclusie van dupliek in eerste aanleg: "[geïntimeerde sub 2] heeft verklaard dat hij heeft toegezegd dat hij [appellant] uit zou nemen bij een openbaar bod" en alinea 18 memorie van antwoord in hoger beroep: "Cyrte c.s. hebben evenwel altijd erkend dat [geïntimeerde sub 2] heeft gezegd dat [appellant] bij een eventueel bod zou worden uitgenomen."
2.6
Cyrte c.s. hebben evenwel gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde sub 2] aan [appellant] een toezegging zou hebben gedaan in de zin van de verkoopoptie zoals [appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd. Cyrte c.s. hebben gesteld dat Cyrte de door [appellant] gehouden aandelen in TMG alleen zou kopen bij een eventueel openbaar bod. Het komt er derhalve op aan of [appellant] heeft bewezen dat [geïntimeerde sub 2] de gestelde toezegging heeft gedaan.
2.7
Het hof neemt de volgende ingebrachte verklaringen in aanmerking:
de verklaringen van [appellant] zelf, zoals notarieel vastgelegd op 20 februari 2009 en door hem als getuige afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 5 november 2009, die onder meer inhouden:
- dat [geïntimeerde sub 2] hem in het voorjaar van 2008 namens Cyrte de verkoopoptie heeft toegezegd tegen kostprijs,
- dat [geïntimeerde sub 2] die toezegging telefonisch heeft bevestigd op 20 mei 2008 in aanwezigheid van [getuige 1] die het telefoongesprek heeft meegeluisterd,
- dat [geïntimeerde sub 2] op 10 september 2008 in een tussen hen beiden gevoerd gesprek de uitoefenprijs heeft verhoogd naar € 24,- per aandeel, en tot slot
- dat [geïntimeerde sub 2] hem op 17 november 2008 heeft gezegd dat zijn carrière voorbij zou zijn als [appellant] de verkoopoptie zou inroepen;
de verklaringen van [getuige 1], zoals notarieel vastgelegd op 20 februari 2009 en door hem als getuige afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 5 november 2009, die onder meer inhouden dat hij op 20 mei 2008 tijdens een autorit een telefoongesprek tussen [appellant] en [geïntimeerde sub 2] heeft meegeluisterd, welk gesprek plaatsvond over de speaker, en:
"Ik heb [geïntimeerde sub 2] onder meer horen zeggen dat [appellant] altijd zijn pakket TMG bij [geïntimeerde sub 2] kwijt kon tegen de kostprijs."
(Notarieel vastgelegde verklaring van 20 februari 2009)
en
"In het gesprek zei [geïntimeerde sub 2] dat [appellant] zich geen zorgen moest maken over dat aandelenpakket, aangezien hij dat altijd zou terugkopen tegen kostprijs."
(Getuigenverklaring van 5 november 2009);
de verklaringen van [getuige 2], zoals notarieel vastgelegd op 19 februari 2009 en door hem als getuige afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 5 november 2009, die onder meer inhouden:
"Ik heb [geïntimeerde sub 2] enige tijd daarna [eind juni 2008, hof] telefonisch gesproken en hem gezegd dat ik nog niet overtuigd was van het potentieel van het aandeel TMG. Hij antwoordde mij daarop "waar maak je je zorgen om? Je kent toch mijn deal met [appellant], jullie hebben toch alleen maar de upside."
(Notarieel vastgelegde verklaring van 19 februari 2009)
de verklaringen van [getuige 3], zoals notarieel vastgelegd op 19 februari 2009 en zoals door hem als getuige afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 5 november 2009, die onder meer inhouden:
"Tijdens deze gesprekken is zeker 3 tot 4 maal aan de orde geweest de status van zijn plannen inzake TMG. [geïntimeerde sub 2] bevestigde mij tot meerdere malen toe dat hij al zijn afspraken met [appellant] zou nakomen en dat [appellant] zich geen zorgen moest maken."
(Notarieel vastgelegde verklaring van 19 februari 2009)
en
"Ik heb echter ook uit de mond van [geïntimeerde sub 2] gehoord dat de afspraak met betrekking tot de deelname door [appellant] in TMG was dat [appellant] hier nooit enige schade uit zou lijden en dat [geïntimeerde sub 2] er altijd voor zou zorgen dat het goed zou aflopen. "
(Getuigenverklaring van 5 november 2009);
De schriftelijke verklaring van [getuige 4], van 21 september 2011, die onder meer inhoudt dat hij op 10 september 2008 een bijeenkomst had met [appellant], [geïntimeerde sub 2] en een aantal anderen in het restaurant [X] in [woonplaats], dat hij na afloop van de bespreking buiten stond en:
"I stood in front of the entrance of the restaurant when after a while Mr. [appellant] and Mr. [geïntimeerde sub 2] came through the front door directly towards me. The atmosphere was very good, almost enthusiastic. Mr. [appellant] said to me "[getuige 4], es gibt nur einen Investor in Holland der schneller und verrückter ist als ich und das ist [geïntimeerde sub 2]. Wir haben gerade einen Deal gemacht in der Herrentoilette” (lautes Lachen). Mr. [appellant] quickly mentioned what the deal was about, but I only recall "The Telegraaf" and that Mr. [geïntimeerde sub 2] would buy something from Mr. [appellant] for EUR 24. (…) It was clear to me that they had just concluded a significant deal.";
de verklaring van [getuige 5], door hem als getuige afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 25 april 2012, waarvan het volgende:
"Ik ben van juni 2007 tot december 2008 verantwoordelijk geweest voor alle grote transacties die door het team in die periode zijn gedaan. Waaronder bijvoorbeeld ook het van de beurs halen van Endemol. In diezelfde periode was ik ook verantwoordelijk voor de investering in TMG. In de loop van 2007-2008 is de verantwoordelijkheid voor dat dossier in het kader van een herschikking van werkzaamheden deels overgedragen aan [Y] en de heer [Z]. Zij hebben de werkzaamheden met betrekking tot TMG overgenomen. Maar omdat ze niet veel ervaring hadden met delistings hebben ze mij nog veelvuldig vragen gesteld. De werkzaamheden met betrekking tot TMG betroffen het maken van analyses en presentaties, het opstellen van financiële modellen, het zoeken van investeerders en in het geval van TMG ook het bekijken van de beschermingsconstructies en het onderzoeken hoe we die konden afbreken. Het doel daarbij was steeds het verkrijgen van een volledige controle over TMG, het van de beurs halen van dat bedrijf en het opbreken van die onderneming, omdat wij van mening waren dat er veel ongerealiseerde waarde in dat bedrijf zat die daarmee te gelde kon worden gemaakt.
U vraagt mij of ik bekend ben met een toezegging die is gedaan aan de heer [appellant]: Ja. Die toezegging is mij bekend. Ik zeg u: er is in het teamoverleg van het PEPT-team onder andere in april 2008 meermalen over gesproken en de heer [geïntimeerde sub 2] heeft mij in een één-op-ééngesprek na afloop van een teamvergadering in midden april 2008 ook zelf verteld dat die toezegging was gedaan. Feitelijk heeft [geïntimeerde sub 2] gezegd dat hij [appellant] had toegezegd dat die het belang dat hij in TMG had genomen altijd weer aan hem zou kunnen verkopen tegen de kostprijs. Het gaat dan om het 5%-belang in TMG dat [appellant] kort daarvoor had genomen. Als ik zeg dat hij het aan 'hem' zou kunnen verkopen, bedoel ik daarmee dat het belang aan Cyrte verkocht zou kunnen worden. [geïntimeerde sub 2] sprak altijd over zichzelf in hoedanigheid van bestuurder van Cyrte, dus als hij 'hem' zegt bedoelde hij Cyrte.
Cyrte was blij met het belang dat [appellant] in TMG had genomen in verband met het
voornemen om TMG van de beurs te halen en het doorbreken van de beschermings-constructies. Cyrte had zelf niet de middelen om een dergelijke transactie te financieren en was op zoek naar mede-investeerders.
U vraagt mij wat de afspraak met [appellant] inhield. De afspraak is meermalen tijdens
teammeetings besproken, dat ging ongeveer als volgt. U vraagt mij hoe ik bekend ben
geworden met de investering van [appellant] in TMG. Ik meen dat ik dat van [geïntimeerde sub 2] zelf
heb gehoord. Ik weet niet of er toen al een WMZ-melding bij de AFM was gedaan. Toen
bekend werd dat [appellant] een belang in TMG had genomen is door één van de teamleden, [Y], aan [geïntimeerde sub 2] gevraagd om dat toe te lichten. [geïntimeerde sub 2] heeft gezegd dat dit een eerste stap was om de beschermingsconstructies bij TMG te doorbreken en het bedrijf over te nemen. Na afloop van die vergadering heeft hij op de gebruikelijke manier, dat wil zeggen in de vorm van een oneliner, gezegd dat hij met [appellant] had afgesproken dat [appellant] de aandelen altijd tegen de kostprijs zou kunnen terugverkopen aan Cyrte. Ik heb daaruit begrepen dat Cyrte dan ook die aandelen tegen kostprijs zou moeten afnemen. U vraagt mij of ik verbaasd was toen ik van deze afspraak hoorde. Nee, ik weet dat bij meerdere transacties die door mij bij Cyrte zijn gedaan dit soort afspraken zijn gemaakt. De achtergrond daarvan is dat we probeerden mede-investeerders te vinden om overnames te doen, waarbij we dan gezamenlijk een blok konden vormen. Cyrte had niet steeds de financiële middelen om een dergelijke overname helemaal zelf te financieren. En op deze manier werd geprobeerd mede-investeerders te overtuigen. Uit mijn gesprekken met diverse investeerders heb ik begrepen dat het voor hen aantrekkelijk is om een dergelijke afspraak te maken, omdat daarmee een groot downside-risico wordt weggehaald uit de investeringsbeslissing. Kort gezegd komt het erop neer dat als je een flink bedrag investeert in een transactie, je met de afspraak dat je de aandelen tegen kostprijs weer zult kunnen doorverkopen geen verlies meer kunt lijden. Dit betekent dat je met de transactie geen koersrisico loopt. Dat is, zeker bij een transactie zoals TMG, waarbij als gevolg van de beschermingsconstructies slechts beperkte zeggenschap voor de aandeelhouders bestaat heel aantrekkelijk. Ik weet uit eigen ervaring dat in ieder geval in 2 andere transacties binnen Cyrte een dergelijke afspraak met investeerders is gemaakt."
de verklaring van [getuige 6], zoals notarieel vastgelegd op 12 november 2010, die onder meer inhoudt:
dat [geïntimeerde sub 2] hem in 2007 en eerder heeft gevraagd investeerders te interesseren in een belang in de De Telegraaf en dat [geïntimeerde sub 2] hem daarbij garandeerde dat die investeerders in ieder geval hun geld zouden terugkrijgen, waarmee hij bedoelde dat hij ervoor zou zorgen dat die aandelen op verzoek door hem of door iemand anders gekocht zouden worden.
2.8
Cyrte c.s. hebben tegen deze verklaringen ingebracht dat zij niet betrouwbaar zijn. Over de verklaring van [getuige 2] hebben Cyrte c.s. gesteld dat [getuige 2] hetgeen [geïntimeerde sub 2] tegen hem heeft gezegd verkeerd heeft geïnterpreteerd, omdat als [geïntimeerde sub 2] tegen hem zou hebben gezegd, zoals [getuige 2] heeft verklaard, "Je kent toch mijn deal met [appellant], jullie hebben toch alleen maar de upside", hij gedoeld kan hebben, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, op zijn toezegging aan [appellant] om de aandelen TMG te kopen als Cyrte een openbaar bod zou doen. Daarbij hebben Cyrte c.s. erop gewezen dat [getuige 2] de verkoopoptie ook niet heeft genoemd in zijn telefoongesprek met [Z] op 11 augustus 2008, terwijl zulks in dat gesprek, nu dat ging over het negatieve koersverloop van de aandelen TMG, wel zeer voor de hand zou hebben gelegen.
2.9
De verklaring van [getuige 1] achten Cyrte c.s. onbetrouwbaar omdat [getuige 1] met [geïntimeerde sub 2] op slechte voet staat vanwege een zakelijke kwestie uit het verleden en daarentegen juist bevriend is met [appellant]. Cyrte c.s. hebben daarnaast gesteld dat de verklaring van [getuige 1], dat hij met de toestemming van [geïntimeerde sub 2] het telefoongesprek heeft meegeluisterd, niet waar kan zijn, omdat [geïntimeerde sub 2] daar nooit toestemming voor zou hebben gegeven gezien zijn slechte verhouding met [getuige 1]. Ten slotte hebben Cyrte c.s. gesteld dat [getuige 1] zich mogelijk schuldig maakt aan het interpreteren van de woorden van [geïntimeerde sub 2] in de zin van wat [getuige 1] vóór het telefoongesprek van [appellant] over de verkoopoptie had gehoord.
2.10
De verklaring van [getuige 6] achten Cyrte c.s. niet betrouwbaar omdat aannemelijk is dat ook hij zich schuldig maakt aan het interpreteren van de woorden van [geïntimeerde sub 2] in de zin van wat hij van [appellant] heeft gehoord. Cyrte c.s. wijzen er daarbij op dat de getuigen [getuige 7] en [getuige 8] hebben verklaard dat [geïntimeerde sub 2] hen niet een dergelijke toezegging heeft gedaan.
2.11
De verklaring van [getuige 3] betwisten Cyrte c.s. eveneens met de stelling dat [geïntimeerde sub 2] met hetgeen hij tegen [getuige 3] heeft gezegd doelde op zijn toezegging aan [appellant] om de aandelen TMG te kopen als Cyrte een openbaar bod zou doen. Tevens stellen Cyrte c.s. dat ook [getuige 3] zich schuldig maakt aan het interpreteren van zijn woorden in de zin van wat hij van [appellant] heeft gehoord. Cyrte c.s. hebben daarnaast een transcriptie in het geding gebracht van een telefoongesprek dat hij op 13 november 2008 met [geïntimeerde sub 2] heeft gevoerd. In dit telefoongesprek brengt [getuige 3], die optrad als adviseur van [appellant], ter sprake dat [appellant] de "Telegraaf discussie" hoog begint te zitten en dat [appellant] zich zorgen begint te maken. Cyrte c.s. benadrukken dat [getuige 3] in dat gesprek de beweerde verkoopoptie niet noemt, terwijl dat wel voor de hand had gelegen als hij, zoals hij als getuige heeft verklaard, wist dat er een afspraak was dat [geïntimeerde sub 2] ervoor zou zorgen dat het voor [appellant] goed zou aflopen. Deze ongerijmdheid bewijst aldus Cyrte c.s. dat de verklaring van [getuige 3] onwaar is.
2.12
De verklaring van [getuige 4] bestrijden Cyrte c.s. door erop te wijzen dat [getuige 4] zich blijkbaar alleen flarden van het besprokene kan herinneren. Daarnaast benadrukken Cyrte c.s. dat [getuige 4] commissaris is in een bedrijf van [appellant].
2.13
De verklaring van [getuige 5] hebben Cyrte c.s. tegengesproken door te wijzen op een aantal ongerijmdheden, en naar hun mening onjuistheden, in de verklaring van [getuige 5]. Dit betreft onder meer zijn verklaring dat de verkoopoptie voor Cyrte mede van belang was met het oog op het voornemen van Cyrte om TMG van de beurs te halen en het doorbreken van de beschermingsconstructies. Cyrte c.s. hebben toegelicht dat van het doorbreken van de beschermingsconstructies van TMG geen sprake kon zijn, omdat TMG een van de best beschermde vennootschappen was en door die constructies een "onneembare vesting" waarover de aandeelhouders wat alle belangrijke onderwerpen betreft niets te zeggen hebben. Cyrte c.s. hebben betoogd dat [getuige 5] bij het afleggen van zijn verklaring in de war was omdat hij ook heeft gezegd dat op de aandelen die van [appellant] gekocht konden worden een extra winst kon worden gemaakt, hetgeen volgens Cyrte c.s. niet waar kan zijn omdat [appellant] zijn aandelen ingevolge de verkoopoptie nooit zou verkopen als die op de beurs of vanwege een openbaar bod meer waard zouden zijn, tenzij de verkoopoptie niet een putoptie, maar een call-optie zou zijn, hetgeen [getuige 5] aldus door elkaar heeft gehaald. Daags na de getuigenverklaring van [getuige 5] is [getuige 9], lid van het voornoemde PEPT team, als getuige gehoord. Cyrte c.s. hebben erop gewezen dat [getuige 9] [getuige 5] krachtig tegenspreekt. [getuige 9] is door de rechter-commissaris de verklaring van [getuige 5] voorgehouden dat de verkoopoptie in het PEPT team is besproken en dat [geïntimeerde sub 2] hem daarvan ook in een gesprek heeft verteld. [getuige 9] heeft geantwoord dat hij niet kan verklaren wat [geïntimeerde sub 2] in een gesprek aan [getuige 5] heeft gezegd, maar dat het "lariekoek" is dat de toezegging van [geïntimeerde sub 2] aan [appellant] in een PEPT vergadering zou zijn besproken. Vervolgens heeft de rechter-commissaris [getuige 9] de verklaring van [getuige 5] voorgehouden dat hij zijn verbazing over de verkoopoptie in een gesprek met [getuige 9] heeft gedeeld. Ook die verklaring heeft [getuige 9] als lariekoek bestempeld. Cyrte c.s. hebben zich ten slotte tegenover de verklaring van [getuige 5] ook beroepen op de verklaring van [Z] dat Cyrte niet verwachtte dat TMG in 2007 en 2008 onderwerp zou worden van een openbaar bod.
2.14
Cyrte c.s. hebben zich ook beroepen op de verklaringen van [H], bestuurder van Cyrte, van 14 januari 2010 en zijn verklaringen als getuige ten overstaan van de rechtbank op 14 januari 2010 en 8 april 2010 die een schets van het beleid en de werkwijze van Cyrte alsmede van de bevoegdheden van [geïntimeerde sub 2] inhouden, in het bijzonder ook ten aanzien van TMG, met de constatering dat de door [appellant] gestelde afspraak daarin niet past en op de verklaring die [E], commissaris bij Cyrte, op 8 april 2010 als getuige ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd die een schets van het beleid en de werkwijze van Cyrte inhoudt alsmede van de bevoegdheden van [geïntimeerde sub 2], in het bijzonder ook ten aanzien van TMG, met eveneens de constatering dat de door [appellant] gestelde afspraak daarin niet past.
2.15
Ten slotte heeft [geïntimeerde sub 2] als getuige stellig verklaard dat hij nimmer tegen [appellant] heeft gezegd dat Cyrte zijn belang in TMG zou overnemen voor de kostprijs of welk bedrag dan ook.
2.16
Uit de door [appellant] in hoger beroep in het geding gebrachte documenten van Cyrte volgt naar het oordeel van het hof dat, zo al niet in 2008 een concreet voornemen van Cyrte bestond tot het uitbrengen van een bod op de aandelen TMG, het van de beurs halen van TMG en het vervangen van haar bestuur, binnen Cyrte als mogelijkheid in ieder geval wel serieus werd genomen. Het hof wijst in dit verband op het interne document van Cyrte "TMG opportunity" gedateerd 29 oktober 2007.
2.17
Ook uit het door [appellant] overgelegde interne document van Cyrte "Cyrte PEPT team strategic plan summary" van 31 januari 2008 volgt dat het van de beurs halen van TMG als een serieuze mogelijkheid werd gezien Deze presentatie biedt een overzicht van de werkzaamheden van de groep binnen Cyrte die verantwoordelijk zijn voor de "Private Equity and Portfolio Transactions" (PEPT). Op de vierde pagina is een overzicht gegeven van onder meer vijf "Potential new deals". Als één daarvan is vermeld "TMG". Tevens is daarbij aangegeven "Value creation after ptp", waarbij met "ptp", naar Cyrte c.s. niet hebben betwist, wordt bedoeld "public to private" ofwel het van de beurs halen van TMG.
2.18
Dat Cyrte in 2008 een openbaar bod op de aandelen TMG als een zeer reële mogelijkheid beschouwde volgt uit de Restated Shareholders Agreement van 12 oktober 2009 tussen Cyrte en een aantal andere investeringsmaatschappijen, waarin onder meer afspraken zijn neergelegd over de investering in aandelen TMG door tussenkomst van een daarvoor opgerichte vennootschap [S] Investments II B.V. (hierna te noemen [S]). De investeringen in [S] en de doelstellingen van [S] ten aanzien van de door haar te kopen aandelen TMG waren al in hoofdlijnen in augustus /september 2008 tussen partijen, waaronder Cyrte, overeengekomen, zoals uit het door [appellant] ingebrachte vertrouwelijke document "Samenvatting & Update Tommie" van 11 mei 2009 volgt (Tommie was de codenaam voor TMG).
2.19
Het hof neemt bij de beoordeling van de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen en documenten in aanmerking dat de door [appellant] gestelde verkoopoptie niet zonder meer logisch voorkomt, hetgeen een kritische benadering vergt. Allereerst is de verkoopoptie niet schriftelijk vastgelegd, hetgeen voor een afspraak met de mogelijke financiële gevolgen als de onderhavige gangbaar zou zijn geweest, te meer daar [appellant] heeft gesteld dat hij deze afspraak nodig had voor zijn achterban. Ook is niet gebleken dat over de gestelde verkoopoptie is onderhandeld (bijvoorbeeld over de uitoefenprijs en de looptijd), hetgeen gezien de financiële consequenties eveneens in de rede zou hebben gelegen. De onbeperkte duur van de verkoopoptie is zonder verklaring gebleven, welke verklaring verwacht had mogen worden, vooral ook gezien het gegeven dat [geïntimeerde sub 2] Cyrte aldus met een onverantwoorde verplichting op zou zadelen. Deze ongerijmdheden in samenhang met de omstandigheid dat [appellant] niet met zekerheid heeft kunnen opgeven wanneer, bij welke gelegenheid en met welke exacte bewoordingen de verkoopoptie zou zijn gegeven hebben tot gevolg dat het hof aan het door [appellant] te leveren bewijs de nodige eisen dient te stellen.
2.20
Aldus beschouwd leveren de door [appellant] aangehaalde getuigenverklaringen en documenten niet het bewijs van de door [appellant] gestelde verkoopoptie, aangezien de getuigenverklaringen daartoe, gezien hetgeen Cyrte c.s. daartegenover hebben gesteld, naar het oordeel van het hof onvoldoende doorslaggevende steun bieden. Het hof heeft daarbij betrokken dat de getuigenverklaringen en documenten de voornoemde ongerijmdheden niet ophelderen. Het hof onderkent dat uit de voornoemde documenten valt af te leiden dat Cyrte in 2008 een openbaar bod op de aandelen TMG als een zeer reële mogelijkheid beschouwde, maar acht dat gegeven, anders dan [appellant] heeft bepleit, niet van doorslaggevend gewicht. [appellant] heeft betoogd dat de verkoopoptie is gegeven teneinde [appellant] te betrekken als medestander bij een openbaar bod, maar het aangedragen bewijsmateriaal levert onvoldoende grond om aan te nemen dat een voornemen van Cyrte om een openbaar bod te doen de beweegreden voor [geïntimeerde sub 2] was om de verkoopoptie aan [appellant] toe te kennen. Ook in samenhang beschouwd bieden de door [appellant] aangehaalde getuigenverklaringen en documenten naar het oordeel van het hof niet het bewijs van de door [appellant] gestelde verkoopoptie. Het hof heeft bij zijn oordeel ook in aanmerking genomen hetgeen [appellant] over de geloofwaardigheid van [geïntimeerde sub 2] heeft betoogd. Die stellingen hebben het hof niet tot een ander oordeel gebracht, omdat aanvaarding van die stellingen gelet op het overige bewijsmateriaal niet zonder meer oplevert dat de verkoopoptie is gegeven.
2.21
Ten overvloede meldt het hof dat het bij zijn bewijsoordeel verschillende scenario’s heeft vergeleken en heeft geconstateerd dat de genoemde ongerijmdheden, en de door de tegenstrijdige verklaringen en stellingnames bij het hof opgeroepen vragen, voor een groot deel zouden zijn te verklaren indien [geïntimeerde sub 2] [appellant] (in vertrouwen) erover zou hebben ingelicht dat Cyrte doende was een openbaar bod op de aandelen TMG voor te bereiden en daar binnen afzienbare tijd toe zou overgaan, en [appellant] op grond daarvan heeft aangenomen dat Cyrte de door hem te kopen aandelen TMG op korte termijn voor een hogere (bied-)prijs zou overnemen. Zodanige mededelingen van [geïntimeerde sub 2] heeft [appellant] evenwel niet aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd, nog daargelaten de vraag of zulks een toelaatbare gang van zaken zou zijn geweest die in rechte gehonoreerd zou mogen worden.
2.22
[appellant] heeft nog gesteld dat Cyrte c.s. niet heeft voldaan aan haar veroordeling in het tussenarrest van 28 augustus 2012 tot afgifte aan [appellant] van een aantal transcripties, dan wel van gegevensdragers met kopieën van opnamen van telefoongesprekken.
2.23
Dat betreft volgens [appellant] allereerst een telefoongesprek tussen [geïntimeerde sub 2] en [getuige 3] van 28 oktober 2008 te 10.03.54 uur van 16 minuten. Naar niet is betwist is dit gesprek opgezet door Delta Lloyd via een inbelnummer van KPN waaraan [geïntimeerde sub 2] heeft deelgenomen door in te bellen van buiten Cyrte. Aldus moet worden geconcludeerd dat dit gesprek niet via de registratie binnen Cyrte is gelopen en derhalve ook niet door Cyrte is vastgelegd. Wat dit gesprek betreft kan dan ook niet worden gezegd dat Cyrte c.s. verwijtbaar niet aan de veroordeling hebben voldaan.
2.24
Daarnaast verwijt [appellant] Cyrte c.s. geen transcripties van de bevolen telefoongesprekken tussen [geïntimeerde sub 2] en [getuige 2] te hebben verstrekt. Naar niet is betwist vonden deze gesprekken plaats rechtstreeks tussen een mobiele telefoon van [geïntimeerde sub 2] en een mobiele telefoon van [getuige 2] (verder ook: "gesprekken mobiel naar mobiel"). Het hof blijft bij zijn in het tussenarrest gegeven oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat Cyrte ook gesprekken mobiel naar mobiel heeft opgenomen. [appellant] heeft verwezen naar een via internet toegankelijk rapport van het onderzoeksbureau "Europe Economics" van maart 2008 in opdracht van de Engelse toezichthouder FSA waarin onder meer staat: "Recording of mobile phone calls is feasible, has been tested and works in practice.", maar zij laat na te melden dat in de daaropvolgende paragraaf ook is vermeld: "But given that the solutions for mobile telephone recording are new, almost no financial services company uses them as yet and few firms are aware of the costs of these solutions" met vervolgens een toelichting op de prohibitieve kosten van het opnemen van mobiele gesprekken. Dit rapport is aldus onvoldoende om aan te nemen dat Cyrte destijds gesprekken mobiel naar mobiel heeft opgenomen. [appellant] heeft er in dit verband ook nog op gewezen dat Cyrte c.s. een transcriptie hebben overgelegd van een telefoongesprek van 31 oktober 2008 dat gevoerd is tussen [geïntimeerde sub 2] met een mobiele telefoon en [getuige 3] met eveneens een mobiele telefoon, zulks ter onderbouwing van zijn stelling dat mobiel gevoerde gesprekken door Cyrte wel degelijk werden opgenomen. Zoals [appellant] echter ook zelf over dat telefoongesprek meldt, belde [geïntimeerde sub 2] naar zijn secretaresse op kantoor, die vervolgens [getuige 3] belde en [geïntimeerde sub 2] met hem doorverbond. Aldus vond dat gesprek plaats van mobiel ([geïntimeerde sub 2]) naar een vaste lijn (zijn secretaresse bij Cyrte) naar mobiel ([getuige 3]). Doordat het gesprek aldus heeft gelopen via een vaste lijn van Cyrte is verklaarbaar waarom dat gesprek is opgenomen en derhalve geen reden om aan te nemen dat gesprekken mobiel naar mobiel werden opgenomen. Nu de gesprekken tussen [geïntimeerde sub 2] en [getuige 2] plaatsvonden mobiel naar mobiel, en aangenomen moet worden dat deze niet zijn opgenomen, kan derhalve ook van deze gesprekken niet worden gezegd dat Cyrte c.s. verwijtbaar niet aan de veroordeling hebben voldaan.
2.25
[appellant] heeft ook gesteld, onder overlegging van een specificatie van zijn telefoongesprekken, dat er in ieder geval ook telefoongesprekken zijn geweest van hem met [geïntimeerde sub 2] die via een vaste lijn van Cyrte hebben gelopen en dus moeten zijn opgenomen, terwijl Cyrte c.s. daarvan geen transcripties ter beschikking hebben gesteld. Datzelfde geldt, aldus [appellant], voor telefoongesprekken die van [geïntimeerde sub 2] met [appellant] hebben gelopen via een vaste lijn van Cyrte. Verder noemt [appellant] een gesprek tussen [getuige 3] en [geïntimeerde sub 2] op 14 november 2008, dat blijkt uit de overgelegde telefoonspecificaties van [getuige 3]. In de antwoordakte na tussenarrest is een transcriptie van dit telefoongesprek tussen [getuige 3] en (de secretaresse van) [geïntimeerde sub 2] weergegeven. Deze betreffen weliswaar geen gesprekken die zijn begrepen in de veroordeling in het tussenarrest, maar daarvan zou het hof, aldus [appellant], op de voet van artikel 22 Rv de overlegging van transcripties moeten bevelen of althans aan het niet overleggen daarvan de consequentie moeten verbinden die het geraden acht. Het hof ziet daartoe evenwel geen aanleiding omdat tegenover de stelling van Cyrte c.s. dat deze gesprekken niet relevant zijn voor het door [appellant] te leveren bewijs, [appellant] niet heeft gesteld wat er in deze gesprekken door hem tegen [geïntimeerde sub 2] of door [geïntimeerde sub 2] tegen hem is gezegd, hetgeen van hem had mogen worden verwacht om een bevel op de voet van artikel 22 Rv te rechtvaardigen of om aan het niet overleggen van de transcripties gevolgtrekkingen te verbinden.
2.26
De stellingen van [appellant] in verband met het niet overleggen van transcripties van telefoongesprekken brengen het hof aldus niet tot een ander oordeel dan het hiervoor gegeven oordeel dat [appellant] niet in het bewijs van de door hem gestelde verkoopoptie is geslaagd.
2.27
Hetgeen [appellant] ten bewijze heeft aangeboden passeert het hof als in dit stadium van het geding niet voldoende concreet en specifiek dan wel omdat hetgeen wel concreet is aangeboden te bewijzen, indien bewezen, het hof niet tot een ander oordeel kan brengen. Het aanbod van [appellant] om al in eerste aanleg gehoorde getuigen opnieuw als getuigen te doen horen passeert het hof omdat niet is toegelicht wat deze getuigen meer of anders zouden verklaren dan zij reeds hebben gedaan. Ook het aanbod om [getuige 4] alsnog als getuige te horen passeert het hof omdat niet is toegelicht wat [getuige 4] meer of anders zou kunnen verklaren.
2.28
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [appellant] niet in het bewijs van zijn stellingen is geslaagd en dat ook de overige grieven falen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient [appellant] de kosten van het hoger beroep te dragen, met inbegrip van de kosten van het incident.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, met inbegrip van de kosten van het incident, voor zover tot heden aan de zijde van Cyrte c.s. gevallen, op € 1.769,-- aan verschotten en € 4,632,-- voor salaris advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, M.P. van Achterberg en D.J. Oranje en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 10 december 2013.
Uitspraak 28‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Overeenkomstenrecht. Omstreden of verkoopoptie ter zake van aandelen TMG is verleend. Bewijskwestie. Bewijsoordeel uitgesteld in afwachting van aanvullend bewijs. Veroordeling ingevolge artikel 843a Rv. Zie voor een eerdere beslissing over dit geschil LJN BU3922.
Partij(en)
zaaknummer 200.091.226/01
28 augustus 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ plaatsnaam ],
APPELLANT,
VERZOEKER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. P.D. Olden, te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CYRTE INVESTMENTS B.V., gevestigd te Naarden,
2. [ GEÏNTIMEERDE SUB 2 ], wonende te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDEN,
VERWEERDERS IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. E.E.U. Vroom, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
Het hof zal appellant hierna [ Appellant ] noemen. Geïntimeerden zal het hof respectievelijk Cyrte en [ Geïntimeerde sub 2 ] noemen en tezamen Cyrte c.s.
1.2
[ Appellant ] is bij exploot van 4 juli 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat door de rechtbank Amsterdam onder zaaknummer/rolnummer 428695/HA ZA 09-1659 tussen partijen (en een derde gedaagde) is gewezen en dat is uitgesproken op 6 april 2011, met dagvaarding van Cyrte c.s. voor dit hof. Cyrte c.s. hebben vervolgens een anticipatie-exploot doen uitbrengen.
1.3
[ Appellant ] heeft bij memorie zeven grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd, een bewijsaanbod gedaan en producties in het geding gebracht, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende en uitvoerbaar bij voorraad, zijn vordering alsnog zal toewijzen met veroordeling van Cyrte c.s. in de proceskosten van de beide instanties.
1.4
Cyrte c.s. hebben daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden, alsmede een bewijsaanbod gedaan en producties in het geding gebracht, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van [ Appellant ], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van het hoger beroep.
1.5
Op de rol van 20 december 2011 heeft [ Appellant ] pleidooi gevraagd. Vervolgens heeft de dagbepaling pleidooi plaatsgehad.
1.6
Daarna heeft [ Appellant ] een incidentele conclusie op de voet van artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) genomen. Cyrte c.s. hebben daarop gereageerd met een conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv.
1.7
Partijen hebben op 21 mei 2012 hun zaak (de hoofdzaak en de incidentele vordering) doen bepleiten. Voor [ Appellant ] hebben het woord gevoerd mr. Olden voornoemd en mr. J. Italianer, advocaat te Amsterdam, voor Cyrte c.s.
mr. Vroom voornoemd en mr. J.A. Spijksma, advocaat te Amsterdam, telkens mede aan de hand van pleitnotities. Partijen hebben bij die gelegenheid nog inlichtingen verschaft. [ Appellant ] heeft bij die gelegenheid de producties 31 en 32 in het geding gebracht. Cyrte c.s. hebben een schriftelijke verklaring van [ X ] in het geding gebracht, gedateerd 9 mei 2012.
1.8
Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
2. De grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
3. Waarvan het hof uitgaat
3.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rechtsoverweging nummer 2 onder 2.1 tot en met 2.10 een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die feiten is op zichzelf niet in geding, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.2
Met zijn eerste grief heeft [ Appellant ] betoogd dat de feitenvaststelling lacuneus is. Die grief tast de inhoud van de feitenvaststelling van de rechtbank niet aan en faalt daarom. Het hof zal bij de beoordeling van de kwestie die partijen verdeeld houdt alsnog alle vaststaande feiten betrekken waaraan [ Appellant ] steun voor zijn standpunt wil ontlenen.
3.3
Het voorlopig getuigenverhoor dat op verzoek van Cyrte c.s. en de naamloze vennootschap Delta Lloyd N.V. ten overstaan van de rechtbank Amsterdam heeft plaatsgehad, is voortgezet op 25 april 2012 en 26 april 2012.
[ Appellant ] heeft in het tegenverhoor als getuigen doen horen:
- -
mevrouw [ A ], directeur HRM, Business Development and Legal in dienst van Delta Lloyd,
- -
[ B ], bankier,
- -
[ C ], woordvoerder bij Delta Lloyd,
- -
[ D ], Legal Counsel in dienst van Cyrte,
- -
[ E ], ondernemer.
Gewaarmerkte afschriften van de van deze verhoren opgemaakte processen-verbaal behoren tot de processtukken.
Nadien hebben in het kader van het voorlopig getuigenverhoor geen verhoren meer plaatsgehad. Het voorlopig getuigenverhoor is gesloten.
4. Behandeling van het hoger beroep en de incidentele vordering
4.1
Het gaat in dit geding om de volgende kwestie.
4.1.1
[ Appellant ] heeft zich op het standpunt gesteld dat [ Geïntimeerde sub 2 ], bestuurder van Cyrte, in het voorjaar van 2008 namens Cyrte aan hem een zogenoemde verkoopoptie heeft verleend aangaande een groot aantal (certificaten van) aandelen TMG. Die verkoopoptie hield in dat Cyrte de door [ Appellant ] aan te kopen (certificaten van) aandelen TMG desgewenst van hem zou overnemen tegen de kostprijs, welke uitoefenprijs op 10 september 2008 zou zijn verhoogd naar
€ 24,- per aandeel. Cyrte heeft geweigerd deze verkoopoptie na te komen. Cyrte c.s. hebben betwist dat deze verkoopoptie door [ Geïntimeerde sub 2 ] is verleend.
4.1.2
[ Appellant ] heeft betoogd dat aan zijn standpunt, kort samengevat, de volgende toedracht ten grondslag ligt.
[ Geïntimeerde sub 2 ] was ervan overtuigd dat de aandelen TMG waren ondergewaardeerd. [ Geïntimeerde sub 2 ] zocht daarom een aantrekkelijke medestander, zichtbaar in de markt, om de onderwaardering van de door Cyrte gehouden (certificaten van) aandelen te verzilveren. [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft om die reden [ Appellant ] gepusht om 5% van de (certificaten van) aandelen TMG te kopen. [ Appellant ] heeft dat aanvankelijk geweigerd. Nadat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem namens Cyrte had toegezegd de aandelen van hem te zullen kopen tegen de door hem betaalde koers, heeft [ Appellant ] een groot aantal (certificaten van) aandelen TMG gekocht.
4.1.3
Cyrte c.s. hebben van hun kant de toedracht, kort samengevat, als volgt geschetst.
De aandelen TMG waren naar de stellige opvatting van Cyrte en [ Geïntimeerde sub 2 ] ondergewaardeerd. Een openbaar bod op de (certificaten van) aandelen viel te overwegen maar zou niet eenvoudig zijn vanwege de beschermingsconstructie die gold. Daarover is binnen Cyrte gefilosofeerd.
[ Geïntimeerde sub 2 ] heeft [ Appellant ] deelgenoot gemaakt van de visie van Cyrte op de waarde van de aandelen TMG en het voorzichtige voornemen van Cyrte om te trachten de onderwaardering te verzilveren. Er werd binnen Cyrte niet gewerkt aan de voorbereiding van een openbaar bod op de aandelen TMG. Cyrte had de investering van [ Appellant ] niet nodig dus een motief voor de door [ Appellant ] gestelde toezegging ontbrak.
[ Appellant ] had een specifiek belang bij aankoop van een belang in TMG, omdat het daardoor voor hem gemakkelijker zou worden om zijn verliesgevende krant De Pers bij TMG onder te brengen.
4.1.4
Het belang waarover partijen strijden is groot. De aandelen TMG zijn sedert 2008 fors in waarde gedaald.
4.1.5
[ Appellant ] en Cyrte c.s. hebben over en weer omvangrijk bewijs bijgebracht ter ondersteuning van hun standpunt, zowel bewijs door getuigen als schriftelijk bewijsmateriaal waaronder schriftelijke getuigenverklaringen.
4.1.6
De rechtbank heeft geoordeeld dat het op de weg van [ Appellant ] ligt om het bestaan van de door hem gestelde verkoopoptie te bewijzen alsmede zijn stelling dat [ Geïntimeerde sub 2 ] in aanvulling op de verkoopoptie op 10 september 2008 de uitoefenprijs ervan heeft verhoogd naar € 24,- per aandeel. Na onderzoek en waardering van het bijgebrachte bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat [ Appellant ] er niet in is geslaagd om het van hem verlangde bewijs te leveren. De rechtbank heeft zijn vordering dan ook afgewezen.
4.2
[ Appellant ] is in hoger beroep gekomen onder aanvoering van grieven tegen verschillende schakels van de motivering van de rechtbank.
4.3
Met zijn tweede grief wil [ Appellant ] ingang doen vinden dat de betwisting door Cyrte c.s. van de door [ Appellant ] gestelde verkoopoptie ontoereikend is en dus moet worden gepasseerd.
Ter ondersteuning van deze grief heeft [ Appellant ] gewezen op de verklaring die [ Geïntimeerde sub 2 ] als getuige op 14 januari 2010 ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd, welke verklaring inhoudt dat hij op 17 november 2008 aan [ Appellant ] heeft gezegd dat hij eigenlijk bedoeld heeft dat hij hem bij een openbaar bod zou uitnemen. Volgens [ Appellant ] laat deze verklaring geen andere uitleg toe dan dat [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft toegegeven dat hij de omstreden verkoopoptie aan hem heeft verleend.
Naar het oordeel van het hof moet deze grief falen. De uitleg die [ Appellant ] verdedigt, gaat eraan voorbij dat het er om gaat vast te stellen wat [ Geïntimeerde sub 2 ] redelijkerwijs heeft bedoeld met zijn uitlating en welke betekenis [ Appellant ] in de toentertijd geldende omstandigheden redelijkerwijs aan de uitlating van [ Geïntimeerde sub 2 ] mocht toekennen. De betekenis waarvoor [ Appellant ] kiest, is bepaald verdedigbaar maar dat geldt ook voor de betekenis die Cyrte c.s. ingang willen doen vinden. De betekenistoekenning is in hoge mate afhankelijk van hetgeen aan de uitlating van [ Geïntimeerde sub 2 ] is voorafgegaan. Onderzoek daarnaar kan niet achterwege blijven.
Dat het standpunt van Cyrte c.s. onverenigbaar zou zijn met een eerder door hen ingenomen standpunt, maakt verder geen verschil.
4.4
De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Zij hebben alle betrekking op het bewijsoordeel van de rechtbank.
4.5
[ Appellant ] heeft betoogd dat hij, kortweg, de verkoopoptie heeft bewezen. Hij heeft zich beroepen op het volgende hierna summier samengevatte bewijsmateriaal. In deze samenvatting zal het hof niet stilstaan bij verschillen die eventueel kunnen worden aangewezen tussen verklaringen van één en dezelfde persoon noch bij de (bewijs)betekenis van die verschillen.
4.5.1
Direct bewijs wil [ Appellant ] ontlenen aan:
- -
zijn notarieel vastgelegde verklaring van 20 februari 2009 en zijn verklaring als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 5 november 2009 die inhouden dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem in het voorjaar van 2008 namens Cyrte de verkoopoptie heeft toegezegd tegen kostprijs, dat [ Geïntimeerde sub 2 ] die toezegging telefonisch heeft bevestigd op 20 mei 2008 in aanwezigheid van de heer [ M ] die het telefoongesprek heeft meegeluisterd, dat [ Geïntimeerde sub 2 ] op 10 september 2008 in een tussen hen beiden gevoerd gesprek de uitoefenprijs heeft verhoogd naar € 24,- per aandeel, zeggende dat het aandeel echt wel 30 euro waard zou worden, en tot slot dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem op 17 november 2008 heeft gezegd dat zijn carrière voorbij zou zijn als hij, [ Appellant ], de verkoopoptie zou inroepen;
- -
de verklaring van [ Geïntimeerde sub 2 ] als getuige ten overstaan van de rechtbank op 14 januari 2010 die inhoudt dat hij op 17 november 2008 aan [ Appellant ] heeft gezegd dat hij eigenlijk bedoeld heeft dat hij hem bij een openbaar bod zou uitnemen.
4.5.2
Steunbewijs van horen zeggen wil [ Appellant ] ontlenen aan:
- -
de notarieel vastgelegde verklaring van [ M ] van 20 februari 2009 en zijn verklaring als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 5 november 2009 die inhouden dat hij op 20 mei 2008 tijdens een autorit een telefoongesprek tussen [ Appellant ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft meegeluisterd, welk gesprek plaats vond over de speaker, en dat hij [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft horen zeggen dat [ voornaam Appellant ] (hof: [ Appellant ]) altijd zijn pakket TMG bij [ Geïntimeerde sub 2 ] kwijt kon tegen de kostprijs, alsmede dat hij daarvoor van [ Appellant ] over deze afspraken had gehoord;
- -
de notarieel vastgelegde verklaring van [ W ] van 19 februari 2009, zijn verklaring als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 5 november 2009 en zijn schriftelijke verklaring van 26 september 2011 die inhouden dat hij op verzoek van [ Appellant ] medio 2008 een analyse heeft gemaakt van TMG, dat hij zijn bevindingen, die niet echt positief waren, naar [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft gemaild, dat hij [ Geïntimeerde sub 2 ] enige tijd daarna telefonisch heeft gesproken over het potentieel van de aandelen TMG en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem bij die gelegenheid heeft gezegd “waar maak je je zorgen om? Je kent toch mijn deal met [ voornaam Appellant ], jullie hebben toch alleen maar de upside” alsmede dat [ Appellant ] hem op 10 september 2008 in aanwezigheid van [ M ] heeft verteld dat hij met [ Geïntimeerde sub 2 ] op het toilet van De Goede Gooier over TMG had gesproken en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] had gezegd dat hij hem voor € 24,- zou uitnemen nog voor de Kerst;
- -
de notarieel vastgelegde verklaring van [ J ] van 19 februari 2009 en zijn verklaring als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 5 november 2009 die inhouden dat hij van [ voornaam ] [ Appellant ] heeft gehoord dat [ Geïntimeerde sub 2 ] de toezegging had gedaan dat hij het TMG pakket van hem zou willen overnemen tegen kostprijs en ook dat [ Appellant ] hem heeft verteld dat een uitoefenprijs van € 24,- was genoemd, dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem in de loop van 2008 in verband met zijn plannen met TMG bij herhaling mondeling heeft verzekerd dat hij zijn afspraken met [ Appellant ] zou nakomen en dat [ Appellant ] zich geen zorgen moest maken, dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem heeft gezegd dat de afspraak was dat [ Appellant ] nooit enige schade zou lijden en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] er altijd voor zou zorgen dat het goed zou aflopen, alsmede dat hij uit deze uitlatingen van [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft mogen begrijpen dat deze bedoelde dat hij zich zou houden aan zijn toezegging om desverzocht het belang van [ Appellant ] in TMG te kopen tegen kostprijs.
- -
de schriftelijke verklaring van [ K ] van 21 september 2011 die inhoudt dat hij op 10 september 2008 [ Appellant ] voor de deur van restaurant De Goede Gooier in Blaricum in aanwezigheid van [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft horen zeggen: “[ voornaam K ], es gibt nur einen investor in Holland der schneller und verrückter ist als ich und das ist [ voornaam ] [ Geïntimeerde sub 2 ]. Wir haben gerade einen Deal gemacht in der Herrentoilette”, vervolgens heeft aangeduid om welke deal het ging: iets met de Telegraaf waarbij [ Geïntimeerde sub 2 ] iets van [ Appellant ] zou kopen tegen € 24,-, alsmede dat hij, Kramer, heeft begrepen uit het gedrag van [ Appellant ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] dat het ging om een deal van betekenis;
- -
de schriftelijke verklaring van [ MS ] van 5 oktober 2011 die inhoudt dat hij [ Appellant ] op 10 september 2008 in aanwezigheid van [ W ] heeft horen zeggen dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem die dag op het toilet van De Goede Gooier had gezegd dat hij zich niet druk moest maken en hem had beloofd om hem nog voor de Kerst € 24,- per aandeel TMG te betalen;
- -
de verklaring van [ B ] als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 25 april 2012 die inhoudt dat hij van [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft vernomen dat deze met [ Appellant ] heeft afgesproken dat [ Appellant ] de aandelen TMG altijd tegen de kostprijs zou kunnen verkopen aan Cyrte, dat die afspraak meermalen tijdens teammeetings is besproken, onder meer naar aanleiding van een verzoek van een van de teamleden, [ K ], om toe te lichten waarom [ Appellant ] een belang in TMG had genomen, en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft gezegd dat dit de eerste stap was om de beschermingsconstructies bij TMG te doorbreken en het bedrijf over te nemen.
4.5.3
Steunbewijs wil [ Appellant ] verder ontlenen aan hetgeen binnen de kring van Cyrte is voorgevallen, waarvan kan blijken uit:
- -
de genoemde verklaring van [ B ] als getuige ten overstaan van de rechtbank die inhoudt dat de afspraak tussen [ Geïntimeerde sub 2 ] en [ Appellant ] niet schriftelijk is vastgelegd en de notulen van het overleg op dit punt zijn geschoond en dat het in 2008 een van de prioriteiten van Cyrte was om een delisting van TMG tot stand te brengen en aldus de deelneming van Cyrte tot ontwikkeling te brengen;
- -
een schriftelijk stuk met het opschrift ‘TMG Opportunity’ afkomstig van Cyrte Investments gedateerd 29 oktober 2007 waarin melding wordt gemaakt van mogelijke structuurveranderingen voor de onderneming(en) van TMG en dat op pagina 3 onder meer de volgende tekst bevat “Cyrte and de Persgroep set up a bidco to make an offer for TMG”, “Cyrte may team up with another Financial investors to secure the best outcome” en “Backing of key shareholders needed to make public offer a success and achieve delisting”;
- -
een schriftelijk stuk met het opschrift ‘Cyrte PEPT team strategic plan summary’ afkomstig van Cyrte Investments gedateerd 31 januari 2008 waarin op pagina 4 TMG wordt genoemd onder het kopje “Potential new deals” en op pagina 5 staat “Any new deal will need to be done either through additional resources or cutbacks on the monitoring of existing investments”;
- -
een schriftelijk stuk afkomstig van Cyrte Investments met het opschrift “Empowered by Creativity” dat een toelichting op de werkwijze en de plannen van Cyrte inhoudt met op pagina 18 de tekst
“Absolute return roadmap Q1/Q2 08
dinsdag 10 juni 2008
Result 2008 take out – current (…)
Telegraaf -9.510.070 37.635.105 price 30.00”,
en op pagina 19 onder de kop “Absolute return roadmap 2008” een schatting van de kans dat de investering in TMG 16 miljoen zou opleveren;
- -
een memo van de hand van [X] gericht aan [ Geïntimeerde sub 2 ] gedateerd 19 juni 2008 dat een kritische beschouwing inhoudt naar aanleiding van de hieronder te noemen analyse van [ W ] en een positievere opvatting over de waardepotentie van TMG bevat.
4.5.4
Steunbewijs wil [ Appellant ] verder ontlenen aan bewijs van (door Cyrte c.s. betwiste) feiten en omstandigheden die in verder verwijderd verband staan met de verkoopoptie, als volgt:
- -
de notarieel vastgelegde verklaring van [ WT ] van 12 november 2010 die inhoudt dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem in 2007 en eerder heeft gevraagd investeerders te interesseren in een belang in de Telegraaf en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem daarbij garandeerde dat die investeerders in ieder geval hun geld zouden terugkrijgen, waarmee hij bedoelde dat hij ervoor zou zorgen dat die aandelen op verzoek door hem of door iemand anders gekocht zouden worden;
- -
de mailberichten van [ W ] van 11 februari 2008 aan onder meer [ MS ] waarin melding wordt gemaakt van de beschermingscontructie van TMG en waarin de zinsneden staan “[ voornaam Appellant ] heeft met [ voornaam Geïntimeerde sub 2 ] gesproken over het nemen van een 5% belang in De Telegraaf Media Groep om zo de koers omhoog te stuwen (en direct koerswinst te pakken), om controle te pakken door de directie te vervangen en evt. het OG te verkopen en De Pers te kopen. Controle pakken zal niet gaan, maar de koers opstuwen kan evt. wel als we ons opstellen als activistische aandeelhouder a la TCI, Carlyle, etc. Het feit dat [ voornaam Appellant ] een 5% belang neemt zal op zich al een positief effect op de koers kunnen hebben” en “Activistische druk, gesteund door een paar grote aandeelhouders zal wel van invloed zijn (op koers van het aandeel en wellicht een klein beetje op het beleid).”;
- -
de analyse van de Telegraaf Media Groep (met bijlagen) van de hand van [ W ] gedateerd 16 juni 2008 waarin onder het kopje “Intrinsieke waarde per aandeel” een waarde per aandeel van € 18,- wordt genoemd welke waarde een jaar daarvoor nog € 30,- zou hebben bedragen, welk stuk door [ W ] op 16 juni 2008 is gemaild aan onder meer [ Appellant ];
- -
een schriftelijk stuk met het opschrift ‘Telegraaf Media Update Discussion Document’ afkomstig van ABN AMRO en gedateerd 8 juni 2007 waarin de onderneming cijfermatig in kaart wordt gebracht met gevolgtrekkingen voor de toekomst;
- -
een schriftelijk stuk met het opschrift “Vertrouwelijk - strikt persoonlijk
Samenvatting & Update “[ T ]” ( [ T ] is de codenaam die Cyrte gebruikte voor TMG) gedateerd 11 mei 2009 waarin wordt geschetst hoe Cyrte vanaf 2007 is betrokken bij het onderzoeken van mogelijkheden en kansen voor TMG, waaronder het interesseren van investeerders en het voordeel van delisting (“De beursnotering wordt strategisch als belemmerend en niet-functioneel beschouwd.”) en waarin [ Appellant ] en Cyrte strategische aandeelhouders worden genoemd;
- -
een schriftelijk stuk met het opschrift “Restated shareholders agreement” gedateerd 12 oktober 2009 waarin melding wordt gemaakt van de oprichting van een rechtspersoon met als doel “the acquisition, development and monitoring of an investment in TMG (…)”, bij welke overeenkomst Cyrte als contractspartner is betrokken;
- -
de schriftelijke verklaring van [ F ] van 13 september 2011 die inhoudt dat hij op 20 mei 2008 een auto heeft bestuurd waarin [ Appellant ] en [ M ] zaten;
- -
een kopie van het gedeelte van de agenda van [ F ] dat betrekking heeft op 20 mei 2008;
- -
specificaties aangaande het telefoonverkeer dat gedurende de eerste helft van 2008 heeft plaatsgehad met gebruikmaking van de mobiele telefoonnummers [nummer]* (het gedeeltelijk afgeschermde mobiele telefoonnummer van [ Geïntimeerde sub 2 ]) en [nummer] (het mobiele telefoonnummer van [ W ].
4.5.5
De geloofwaardigheid van de getuige [ Geïntimeerde sub 2 ] bestrijdt [ Appellant ] door middel van:
- -
de verklaring van [ A ] als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 25 april 2012, die inhoudt (naar aanleiding van de op 14 januari 2010 afgelegde verklaring van [ Geïntimeerde sub 2 ] dat hij om 13.20 uur is afgezet bij het kantoor van Stibbe en vervolgens naar de rechtbank is gelopen) dat [ Geïntimeerde sub 2 ] op 14 januari 2010 tijdens de middagpauze van het die dag gehouden voorlopig getuigenverhoor in het kantoor van Stibbe is geweest en aldaar een broodje heeft gegeten, heeft lopen bellen en, naar zij aanneemt, mensen heeft gesproken;
- -
de verklaring van [ C ] als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 25 april 2012, die inhoudt dat hij [ Geïntimeerde sub 2 ] op 14 januari 2010 tijdens de middagpauze in het kantoor van Stibbe heeft gezien en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] vanaf het kantoor van Stibbe naar de rechtbank is gelopen samen met een aantal mensen die gedurende de ochtend de verhoren hadden bijgewoond;
- -
de verklaring van [ D ] als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 25 april 2012 die inhoudt dat hij [ Geïntimeerde sub 2 ] in het kantoor van Stibbe, op de zestiende etage, heeft gezien, dat hij hem daar een broodje heeft zien eten en dat hij met hem terug naar de rechtbank is gelopen.
4.6
Cyrte c.s. hebben tegenbewijs bijgebracht, waarmee zij het door [ Appellant ] bijgebrachte bewijs willen ontzenuwen.
4.6.1
Direct bewijs willen zij ontlenen aan:
- -
de schriftelijke verklaring van [ Geïntimeerde sub 2 ] van 13 januari 2010 en zijn verklaringen als getuige ten overstaan van de rechtbank op 14 januari 2010 en 8 april 2010 die inhouden dat hij niet aan [ Appellant ] heeft gevraagd om hem te helpen door een belang van 5% te nemen in TMG, dat hij ermee bekend is dat [ Appellant ] een belang in TMG heeft genomen en dat hij nooit aan [ Appellant ] heeft gezegd dat Cyrte zijn belang in TMG zou overnemen noch tegen kostprijs noch tegen € 24,- noch enig ander bedrag, ook niet namens zichzelf, dat hij op
- 20.
mei 2008 een kort telefoongesprek met [ Appellant ] heeft gevoerd maar zich de inhoud daarvan niet kan herinneren, dat onwaarschijnlijk is dat [M ] iets heeft gehoord omdat hij als hem dat was gevraagd niet zou hebben gewild dat [ M ] meeluisterde, dat hij op 10 september 2008 niet de woorden heeft geuit die [ Appellant ] weergeeft en al evenmin zich in een gesprek met [ J ] op 13 november 2008 of in andere gesprekken met [ J ] heeft geuit zoals door [ J ] verklaard en tot slot dat hij op 17 november 2008 aan [ Appellant ] niet heeft gezegd dat zijn carrière voorbij zou zijn als deze de optie zou inroepen maar wel dat hij eigenlijk bedoeld heeft dat hij [ Appellant ] zou uitnemen bij een openbaar bod.
4.6.2
Steunbewijs van horen zeggen willen Cyrte c.s. ontlenen aan:
- -
de schriftelijke verklaring van [ bestuurder ], bestuurder van Cyrte, van 14 januari 2010 en zijn verklaringen als getuige ten overstaan van de rechtbank op 14 januari 2010 en 8 april 2010 die inhouden dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem heeft gezegd geen verkoopoptie aan [ Appellant ] te hebben verleend, dat een dergelijke afspraak ook niet zou passen binnen het investeringsmandaat van de Cyrte fondsen en goedkeuring nimmer is gevraagd;
- -
de verklaring die [ commissaris ], commissaris bij Cyrte, op 8 april 2010 als getuige ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd die inhoudt dat hij niet bekend is met een tussen [ Geïntimeerde sub 2 ] en [ Appellant ] gemaakte afspraak met een inhoud als door [ Appellant ] gesteld, dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem op 25 november 2008 heeft verteld over de claim van [ Appellant ] en dat [ Geïntimeerde sub 2 ] hem had verteld dat een dergelijke afspraak niet was gemaakt;
- -
de verklaring van [ E ], voorheen in dienst van Cyrte als investmentmanager, ten overstaan van de rechtbank op 26 april 2012 die inhoudt dat hij met [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft gesproken over zijn, [ Geïntimeerde sub 2 ]’s, conflict met [ Appellant ] en dat hij nooit van [ Geïntimeerde sub 2 ] heeft gehoord dat deze [ Appellant ] zou hebben toegezegd dat hij zijn aandelen TMG aan Cyrte zou kunnen verkopen tegen de kostprijs;
- -
de transcriptie van het telefoongesprek dat [ J ] op 13 november 2008 heeft gevoerd met [ Geïntimeerde sub 2 ], waarin [ J ] de inhoud van de afspraken die tussen [ Appellant ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] zijn gemaakt in het midden laat.
4.6.3
Steunbewijs willen Cyrte c.s. verder ontlenen aan hetgeen binnen de kring van Cyrte is voorgevallen, waarvan kan blijken uit:
- -
de schriftelijke verklaringen van [ X ] van 13 januari 2010 en 9 mei 2012 en zijn verklaring als getuige ten overstaan van de rechtbank d.d. 14 januari 2010 die inhouden dat hij in oktober 2007 bij Cyrte in dienst is getreden en verantwoordelijk was voor het TMG dossier en daarover overleg had met [ Geïntimeerde sub 2 ], dat hij samenwerkte met een zekere [ Z ], ook na april 2008, en dat [ Z ] in zijn aanwezigheid nooit heeft gesproken over een putoptie of aan het bestaan daarvan heeft gerefereerd en dat een dergelijke putoptie niet past in de werkwijze van Cyrte;
- -
de schriftelijke verklaring van [ bestuurder ], bestuurder van Cyrte, van 14 januari 2010 en zijn verklaringen als getuige ten overstaan van de rechtbank op 14 januari 2010 en 8 april 2010 die een schets van het beleid en de werkwijze van Cyrte alsmede van de bevoegdheden van [ Geïntimeerde sub 2 ] inhouden, in het bijzonder ook ten aanzien van TMG, en de constatering dat de door [ Appellant ] gestelde afspraak daarin niet past;
- -
de verklaring die [ commissaris ], commissaris bij Cyrte, op 8 april 2010 als getuige ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd die een schets van het beleid en de werkwijze van Cyrte alsmede van de bevoegdheden van [ Geïntimeerde sub 2 ] inhoudt, in het bijzonder ook ten aanzien van TMG, en de constatering dat de door [ Appellant ] gestelde afspraak daarin niet past;
- -
de verklaring van [ E ], voorheen in dienst van Cyrte als investmentmanager, ten overstaan van de rechtbank op 26 april 2012 die inhoudt dat hij bij Cyrte werkzaam was op de afdeling private equity, ook wel PEPT team genaamd, vanaf de zomer van 2007 heeft samengewerkt met [ B ] en [ Z ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] zijn baas was, dat in 2007 het belang van Cyrte in TMG ongeveer 10% bedroeg en later is bijgekocht, dat hij niet op de hoogte was van de strategie met betrekking tot TMG, dat TMG tot de portefeuille van het Listed Equity team behoorde en hij niet heeft gemerkt, ook niet tijdens een teambespreking, dat aan delisting van TMG werd gewerkt, dat het team Private Equity daarbij zou zijn betrokken als de strategie van Cyrte gericht zou zijn geweest op delisting, dat hij daarover noch met [ B ] noch met [ Z ] ooit heeft gesproken en dat hem geen toezeggingen bekend zijn vergelijkbaar met de toezegging die aan [ Appellant ] zou zijn gedaan;
- -
transcripties van telefoongesprekken die zijn gevoerd, als volgt:
. op 24 juni 2008 tussen [ X ] en [ W ],
. op 1 juli 2008 tussen [ X ] en [ W ],
. op 14 juli 2008 tussen [ X ] en [ W ],
. op 11 augustus 2008 tussen [ X ] en [ W ];
- -
een schriftelijk stuk afkomstig van Cyrte Investments met het opschrift “Empowered by Creativity” dat een toelichting op de werkwijze en de plannen van Cyrte inhoudt met op pagina 19 onder de kop “Absolute return roadmap 2008” een schatting van de kans dat een transactie in TMG plaats zou vinden welke kans blijkens dat stuk naar haar zeggen op kleiner dan 75% is geschat.
4.6.4
Steunbewijs willen Cyrte c.s. verder ontlenen aan bewijs van (door [ Appellant ] betwiste) feiten en omstandigheden die in verder verwijderd verband staan met de verkoopoptie, als volgt:
- -
de verklaringen die [ R ] en [ JA ] op 16 juni 2010 als getuigen ten overstaan van de rechtbank welke verklaringen betrekking hebben op het investeringsklimaat dat rondom TMG is ontwikkeld en de bijdrage die Cyrte daaraan heeft geleverd;
4.7
Verder heeft [ Appellant ] zich op het standpunt gesteld dat Cyrte beschikt over schriftelijke stukken althans daarmee gelijk te stellen materiaal, waaraan bewijs voor zijn standpunt valt te ontlenen. Hij heeft op de voet van artikel 843a Rv gevorderd dat Cyrte c.s zullen worden verplicht om afschrift van dit materiaal ter beschikking te stellen.
Cyrte c.s. hebben die vordering van [ Appellant ] bestreden.
Het hof oordeelt als volgt.
4.8
Het bewijsoordeel van de rechtbank komt er, naar de kern genomen, op neer dat het gelet op de verstrekkende consequenties dermate onwaarschijnlijk is dat [ Geïntimeerde sub 2 ] namens Cyrte de door [ Appellant ] gestelde verkoopoptie heeft verleend dat het door [ Appellant ] bijgebrachte bewijsmateriaal, dat op zichzelf beschouwd bewijs bevat, ontoereikend is om te aanvaarden dat die verkoopoptie bestaat, mede in aanmerking genomen oneffenheden/
ongerijmdheden die aan het door [ Appellant ] bijgebrachte bewijs kleven.
Het hof heeft diezelfde kwestie onder ogen te zien, met dien verstande dat partijen over en weer aanvullend bewijsmateriaal hebben bijgebracht.
4.9
[ Appellant ] heeft op de voet van het bepaalde in artikel 843a Rv gevorderd dat het hof Cyrte c.s. zal veroordelen tot afgifte van
primair
(afschriften van) de transcripties van alle telefoongesprekken die zijn gevoerd tussen enerzijds [ Appellant ], [ W ], [ M ] of [ J ] en anderzijds [ Geïntimeerde sub 2 ] of andere werknemers van Cyrte gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 17 november 2008,
subsidiair
(afschriften van) de transcripties van
- -
alle telefoongesprekken die [ J ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] in de periode van 5 februari 2008 tot en met 6 november 2008 hebben gevoerd,
- -
het telefoongesprek dat [ Appellant ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] op 20 mei 2008 hebben gevoerd,
- -
de telefoongesprekken die [ W ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] rond eind juni/begin juli 2008 en in ieder geval op 25 juni 2008, 30 juni 2008 en 9 juli 2008 hebben gevoerd,
alles op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom als Cyrte c.s. in gebreke zouden blijven.
Volgens [ Appellant ] bestond bij Cyrte de gewoonte om telefoongesprekken op te nemen en de opnamen te bewaren. Zijns inziens moet daarom worden aangenomen dat Cyrte c.s. nog steeds beschikken over de opnamen waarvan [ Appellant ] kennis wil nemen. [ Appellant ] wordt in die opvatting gesterkt, doordat Cyrte c.s. een aantal transcripties van telefoongesprekken in het geding heeft gebracht.
4.10
Volgens Cyrte c.s. voldoet de exhibitievordering van [ Appellant ] niet aan de daaraan te stellen eisen. De exhibitievordering van [ Appellant ] moet volgens Cyrte c.s. worden afgewezen. Zij is volgens hen te onbepaald en het is onzeker of de opnamen van de telefoongesprekken waarop [ Appellant ] doelt beschikbaar zijn. Ook zouden de opnamen van deze gesprekken vertrouwelijke informatie bevatten.
Cyrte c.s. hebben erkend dat bij Cyrte de praktijk bestond om telefoongesprekken op te nemen, zij het alleen de gesprekken die werden gevoerd via de vaste lijn. Aan die praktijk zou op enig moment een einde zijn gekomen.
4.11
Naar het oordeel van het hof is de vordering van [ Appellant ] gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar.
In de eerste plaats heeft te gelden dat [ Appellant ] een rechtmatig belang heeft bij deze vordering, omdat Cyrte c.s. zich in dit geding hebben beroepen op de transcripties van een aantal telefoongesprekken en de door Cyrte c.s. toegepaste selectie uit de opgenomen telefoongesprekken een behoorlijke rechtsbedeling in gevaar zou kunnen brengen, met name het in dit geding te geven bewijsoordeel. In zover treft het verweer van Cyrte geen doel.
De stellingen van [ Appellant ] bevatten onvoldoende aanknopingspunt voor de veronderstelling dat ook gesprekken die met mobiele telefoons door medewerkers van Cyrte, onder wie [ Geïntimeerde sub 2 ], werden gevoerd, werden opgenomen. Het verweer van Cyrte c.s. is evenwel ontoereikend om aan te nemen dat de telefoongesprekken die over de vaste lijn zijn gevoerd waarop [ Appellant ] doelt niet zijn opgenomen. De verwijzing naar onzekerheid en naar een moment waarop het opnemen zou zijn geëindigd is daarvoor te vaag. Dat geldt te meer omdat Cyrte c.s. erin zijn geslaagd de opnamen van een aantal telefoongesprekken uit de periode waarom het gaat terug te vinden en daarvan transcripties in het geding te brengen.
De vordering van [ Appellant ] is te onbepaald, voor zover hij afgifte vordert van transcripties van telefoongesprekken met de tijdsbepaling 1 januari tot en met 17 november 2008.
Wat betreft het beroep van Cyrte c.s. op vertrouwelijkheid heeft te gelden dat zij onvoldoende hebben aangedragen voor het oordeel dat in dat opzicht gewichtige redenen zich verzetten tegen bekendmaking aan [ Appellant ] van de inhoud van de hieronder te noemen telefoongesprekken.
Van gewichtige redenen die aan afgifte door Cyrte c.s. in de weg zouden moeten staan is tot slot ook overigens onvoldoende gebleken.
Een en ander voert het hof tot de beslissing dat Cyrte c.s. gegevensdragers met kopieën van de opnamen dan wel transcripties van de volgende telefoongesprekken aan [ Appellant ] ter beschikking heeft te stellen:
- -
de telefoongesprekken die [ J ] op 28 oktober 2008, 31 oktober 2008 en 6 november 2008 heeft gevoerd met [ Geïntimeerde sub 2 ],
- -
de telefoongesprekken die [ W ] op 25 juni 2008, 30 juni 2008 en 9 juli 2009 heeft gevoerd met [ Geïntimeerde sub 2 ].
Het hof zal Cyrte c.s. veroordelen om uiterlijk op 25 september 2012 uitvoering te geven aan deze veroordeling.
4.12
Een dwangsom zal het hof achterwege laten. Mochten Cyrte c.s. niet voldoen aan deze veroordeling, dan zal het hof onder ogen zien of het op de voet van het bepaalde in artikel 22 Rv Cyrte c.s. zelf zal verzoeken bedoeld bewijsmateriaal in het geding te brengen. Zouden Cyrte c.s. dat weigeren zonder dat daarvoor een toereikende rechtvaardiging bestaat, dan kan het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht, een en ander zoals bedoeld in artikel 22 Rv.
4.13
Naar het oordeel van het hof is het verstandig om, alvorens aan de hand van het bewijsmateriaal dat tot nu toe in dit geding is verzameld een bewijsoordeel te geven, acht te slaan op het bewijsmateriaal dat mogelijk nog aanvullend in het geding zal worden gebracht. Dit materiaal zal het hof naar verwachting in staat stellen om nauwkeuriger dan thans mogelijk is de bewijsbetekenis van het reeds beschikbare bewijsmateriaal vast te stellen.
5. Slotsom
5.1
Het hof zal de incidentele vordering van [ Appellant ] gedeeltelijk toewijzen. De beslissing over de met het incident gemoeide proceskosten zal het hof aanhouden totdat over de hoofdzaak zal worden beslist.
5.2
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol van 23 oktober 2012 voor een akte aan de zijde van [ Appellant ]. [ Appellant ] zal dan de gelegenheid hebben om de bewijsbetekenis van het aan hem door Cyrte c.s. ter beschikking gestelde bewijsmateriaal te bespreken. Daarna zullen Cyrte c.s. de gelegenheid krijgen om bij antwoordakte te reageren.
5.3
In de hoofdzaak zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.
6. Beslissing
Het hof:
in het incident:
veroordeelt Cyrte c.s. tot afgifte aan [ Appellant ] van transcripties van dan wel afgifte aan [ Appellant ] van gegevensdragers met kopieën van opnamen van
- -
de telefoongesprekken die [ J ] op 28 oktober 2008, 31 oktober 2008 en 6 november 2008 heeft gevoerd met [ Geïntimeerde sub 2 ],
- -
de telefoongesprekken die [ W ] op 25 juni 2008, 30 juni 2008 en 9 juli 2009 heeft gevoerd met [ Geïntimeerde sub 2 ];
bepaalt dat Cyrte c.s. uiterlijk op 25 september 2012 aan deze veroordeling hebben te voldoen;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de incidentele vordering voor het overige af;
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan totdat de hoofdzaak wordt beslist;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 23 oktober 2012 voor de hierboven in rechtsoverweging 5.2 bedoelde akte aan de zijde van [ Appellant ];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, M.P. van Achterberg en D.J. Oranje en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2012 door de rolraadsheer.