Vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317, rov. 3.38 onder a.
HR, 17-04-2012, nr. 10/01776
ECLI:NL:HR:2012:BW2464
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-04-2012
- Zaaknummer
10/01776
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BW2464
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW2464, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW2464
ECLI:NL:HR:2012:BW2464, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW2464
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑04‑2012
Mr. Vegter
Partij(en)
Nr. 10/01776
Mr. Vegter
Zitting 28 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam, zittinghoudende te 's-Gravenhage, heeft bij arrest van 2 februari 2010 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam, waarbij de verdachte wegens "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard" is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2.
Mr. R. el Hassaini, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
- 3.1.
Het tweede middel behelst de klacht dat het Hof de behandeling van de zaak ten onrechte niet heeft aangehouden, althans dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aanhouding achterwege kon blijven. De verdachte is namelijk niet opgeroepen op het door hem ter zitting in eerste aanleg en bij het instellen van appel opgegeven adres.
- 3.2.
Bij de stukken van het geding bevinden zich:
- (i)
het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 16 juni 2008 waaruit blijkt dat de verdachte als adres heeft opgegeven: [a-straat 1] Amsterdam;
- (ii)
een appelakte van 26 juni 2008 die als adres van de verdachte vermeldt: [a-straat 1] Amsterdam;
- (iii)
een aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2010 gehecht GBA-overzicht van 25 november 2009 dat vermeldt dat de verdachte vanaf 2 juli 2007 ingeschreven staat op het adres: [b-straat 1] Amsterdam;
- (iv)
een aan dat dubbel gehechte akte van uitreiking die inhoudt dat de geadresseerde niet werd aangetroffen op het onder (iii) genoemde adres en de dagvaarding is uitgereikt aan de zich op dat adres bevindende [betrokkene 1], die zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen;
- (v)
het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2010 waaruit blijkt dat de verdachte aldaar niet is verschenen, evenmin als zijn raadsman.
- 3.3.
Indien door of namens de verdachte bij het instellen van hoger beroep in de appelakte een ander adres is opgegeven dan dat waarop hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de appeldagvaarding weliswaar volgens de wettelijke voorschriften met inachtneming van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens aan de verdachte is betekend, maar deze hem niet tevens aan dat in de appelakte vermelde adres is toegezonden, kan de rechter die de zaak in hoger beroep behandelt niet op de enkele grond dat de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen aannemen dat deze van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan.1.
- 3.4.
Uit de stukken kan niet blijken dat de appeldagvaarding aan het in de appelakte vermelde adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit brengt mee dat het Hof heeft verzuimd blijk te geven te hebben onderzocht of er reden was om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.2.
- 3.5.
Het middel is gegrond.
4.
Aangezien daarvan het gevolg dient te zijn dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, kan het eerste middel mijns inziens onbesproken blijven. Mocht de Hoge Raad dit anders zien, dan ben ik uiteraard tot aanvullend concluderen bereid.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, zittinghoudende te 's-Gravenhage, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑04‑2012
Zie ook HR 6 juli 2010, LJN BM5086.
Uitspraak 17‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Aanwezigheidsrecht. De HR herhaalt toepasselijke regels uit HR LJN AD5163. Uit de stukken kan niet blijken dat de appeldagvaarding is toegezonden aan het in de appelakte vermelde adres. Het Hof had ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. ’s Hofs verzuim leidt tot nietigheid.
Partij(en)
17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/01776
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage van 2 februari 2010, nummer 22/005491-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de behandeling van de zaak ten onrechte niet heeft aangehouden, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aanhouding achterwege kon blijven.
2.2.
Bij de stukken van het geding bevinden zich:
- (i)
het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 16 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte aldaar als adres heeft opgegeven: [a-straat 1] te Amsterdam;
- (ii)
een akte instellen rechtsmiddel van 26 juni 2008, die als adres van de verdachte vermeldt: [a-straat 1] te Amsterdam;
- (iii)
een aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep gehecht GBA-overzicht van 25 november 2009, dat vermeldt dat de verdachte vanaf 2 mei 2007 ingeschreven staat op het adres [b-straat 1] te Amsterdam;
- (iv)
een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep, die inhoudt dat de geadresseerde niet werd aangetroffen op het onder (iii) genoemde adres en de dagvaarding is uitgereikt aan de zich op dat adres bevindende [betrokkene 1], die zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen;
- (v)
het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2010 waaruit blijkt dat de verdachte, noch zijn raadsman aldaar is verschenen.
2.3.
Indien door of namens de verdachte bij het instellen van hoger beroep in de appelakte een ander adres is opgegeven dan dat waarop hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de appeldagvaarding weliswaar volgens de wettelijke voorschriften met inachtneming van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens aan de verdachte is betekend, maar deze hem niet tevens aan dat in de appelakte vermelde adres is toegezonden, kan de rechter die de zaak in hoger beroep behandelt niet op de enkele grond dat de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen, aannemen dat deze van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.38 onder a).
2.4.
Uit de stukken kan niet blijken dat de appeldagvaarding aan het in de appelakte vermelde adres [a-straat 1] te Amsterdam is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit brengt mee dat het Hof ervan blijk had moeten geven te hebben onderzocht of er reden was om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en van de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 17 april 2012.