Rb. Midden-Nederland, 19-03-2015, nr. 2058192 MC EXPL 13-4742
ECLI:NL:RBMNE:2015:1553
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
19-03-2015
- Zaaknummer
2058192 MC EXPL 13-4742
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:1553, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 19‑03‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2015/786
AR 2015/789
AR-Updates.nl 2015-0436
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0436
Uitspraak 19‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Koopovereenkomst advocatenpraktijk, schijn arbeidsovereenkomst ter verhulling van feitelijke situatie, schijn vervolgovereenkomsten, misleiding orde van advocaten, afwijzing van vorderingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst vanwege schijnconstructie
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Almere
Zaak- en rolnummer: 2058192 MC EXPL 13-4742
Datum vonnis: 19 maart 2014
Vonnis in de zaak van
[eiseres] , wonende te [woonplaats], eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gemachtigde mr. P.A.J. Raaijmaakers,
tegen
1. [gedaagde sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],2.[gedaagde sub 2][gedaagde sub 2],in hoedanigheid van vereffenaar van [gedaagde sub 1],gevestigd te [vestigingsplaats],gedaagden in conventie,eiseressen in reconventie,eerst als gemachtigde, vervolgens als bestuurder [A],
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in reconventie
- -
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie
- -
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie
- -
akte weerlegging vordering niet ontvankelijkheid tevens conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 20 december 2010 hebben [eiseres] en [gedaagde sub 1], vertegenwoordigt door [A] en [B], een koopovereenkomst gesloten waarbij de advocatenpraktijk te Almere per 1 januari 2010 aan [eiseres] is verkocht (met uitzondering van de praktijk van [A]) met alle daaraan verbonden clientèle, connecties, handelsnaam, logo, marketinguiting en relaties alsmede de website/domein en het computerbestand (met uitsluiting van de computers en software). [eiseres] verklaart deze overdracht en verbintenis voor zich te aanvaarden ten einde de praktijk vanaf genoemde datum voor eigen rekening en risico voort te zetten. De koopprijs bedraagt € 25.000,-- en dient te worden betaald aan de [Stichting gedaagde sub 1]. Dit bedrag is door [eiseres] op 21 december 2010 voldaan. Als voorwaarde en in verband met de praktijkovername heeft [A] zich bereid verklaard om als patroon op te treden voor [eiseres] gedurende het vervolg van haar stage (vermoedelijk tot 1 januari 2013).
2.2.
Op 6 januari 2011 schrijft [eiseres] per mail aan [A] het volgende:
“Is er op basis van de volgende gedachtegang iets legaals te realiseren dat niet tegen de haren van de Orde instrijkt maar wel past in de plannen?”
[A] reageert per zelfde datum:
“Het patronaat zal volgens de deken niet tot goedkeuring leiden, bovendien zou een dergelijke (af-)goedkeuring 4 tot 6 weken in beslag nemen. De enige mogelijkheid zou een dienstverband zijn. Zoals ik gisteren al aan je heb medegedeeld is een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] om verschillende redenen een “no-go” situatie.(..)”
2.3.
Op 25 januari 2011 heeft [gedaagde sub 1], vertegenwoordigt door [A] en [B], met [eiseres] een advocaat-stagiaire arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 27 januari 2011 tegen een bruto salaris van € 2.091,-- voor de duur van 30 maanden tot uiterlijk 1 augustus 2013 overeenkomstig de landelijke richtlijnen arbeidsvoorwaarden stagiaires. Aan [eiseres] is geen loon betaalbaar gesteld.
2.4.
Tussen partijen wordt (met terugwerkende kracht) een nieuwe koopovereenkomst betreffende de activa van [gedaagde sub 1] gesloten met ingang van 1 janauri 2011. De overeenkomst is gedagtekend op 29 maart 2011. De inhoud van de overeenkomst is deels gelijk aan de overeenkomst van 20 december 2010 genoemd onder overweging 2.1. In afwijking op de eerdere overeenkomst is opgenomen dat partijen de verwachting hebben dat de stageperiode van [eiseres] per 1 januari 2012 zal zijn geëindigd. Verder is nog opgenomen dat [eiseres] met ingang van 1 februari 2011 een uitkering geniet van UWV wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en dat UWV toestemming heeft verleend aan [eiseres] om met behoud van uitkering werkzaamheden te verrichten voor [gedaagde sub 1]. De koopprijs wordt gesteld op € 50.000,--. Betaling dient te gescheiden door vóór 1 februari 2011 een bedrag van € 25.000,-- te voldoen door storting op de rekening van [Stichting gedaagde sub 1]. De overige € 25.000,-- wordt betaalbaar gesteld doordat [eiseres] afstand doet van haar – resterende – recht op uitkering van de bruto salarisvergoeding (de stagevergoeding minus de UWV uitkering) vanaf 1 maart 2011 tot 1 januari 2012 inclusief vakantietoeslag en andere emolumenten onder vrijwaring van [gedaagde sub 1] ter zake de betaling van loon en de afdracht van (sociale) verzekeringspremies vanaf 1 maart 2011.
2.5.
[eiseres] heeft verder vanaf 1 februari 2011 tot en met 1 augustus 2011 maandelijks een bedrag van € 1.800,-- betaald aan [A] tot een totaalbedrag van € 12.600,--.
2.6.
De Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten benadert [A] met het verzoek om informatie omtrent de salarisgegevens van [eiseres]. Bij brief van 13 juli 2011 deelt [A] het volgende mede aan de deken mr Manning:
“In opgemelde zaak deel ik u mede, dat ik niet kan voldoen aan uw verzoek om de loonbelastingverklaringen ed. ten aanzien van [eiseres] aan uw Raad te overleggen.
De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat partijen andersluidende afspraken hebben gemaakt. Partijen hebben daartoe een (koop)overeenkomst gesloten, welke u bijgaand aantreft. Kort gezegd: [eiseres] heeft met ingang van de ommekomst van haar advocatenstage de advocatenpraktijk van [gedaagde sub 1] gekocht. De betaling van deze koop vindt plaats door middel van betaling van een geldbedrag na overdracht van de praktijk (vermoedelijk 1 januari 2012) en door middel van afstand van haar huidige salarisrechten. (..)
(..) Zowel [eiseres] als ikzelf geven er de voorkeur aan dat [eiseres] op een zo kort mogelijke termijn (dus voor de ommekomst van de stage) voor eigen rekening en risico de door haar op termijn gekochte praktijk overneemt.(..)
(..) Op grond van deze omstandigheden verzoek ik uw College om toestemming te verlenen aan [eiseres] voor eigen rekening en risico [gedaagde sub 1] mag voortzetten bijvoorbeeld per 1 september as. waarbij ondergetekende als patroon blijft optreden en gedurende de stage van [eiseres] aan dat kantoor verbonden blijft.”
2.7.
Partijen besluiten de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2011 te beëindigen met als doel dat [eiseres] in dienst kan treden bij [C]. Aan de Raad van Toezicht wordt toestemming gevraagd het patronaat over [eiseres] te laten overnemen door [C] te Almere. Ten behoeve van deze overgang stelt [A] een overgangsovereenkomst op met als partijen [gedaagde sub 1], [C] en [eiseres]. In de considerans van de overeenkomst is opgenomen dat [eiseres] per 1 december 2011 in dienst treedt bij [C], waarbij [C] het patronaat zal voortzetten. Verder is opgenomen dat voor zover de Raad van Toezicht geen toestemming geeft tot overname van het patronaat [eiseres] bij [C] in dienst treedt als juridisch medewerker. De praktijk van [eiseres] wordt met ingang van 1 november 2011 door [gedaagde sub 1] aan [C] over gedragen. In artikel 1 van die overeenkomst is opgenomen dat [A] in zijn hoedanigheid van patroon per 1 november 2011 kantoor zal houden bij [C] en met ingang van 1 december 2011 kantoor zal houden op een eigen adres. Deze overeenkomst is alleen getekend door [B] met als datum oktober 2011.
2.8.
Een nieuwe overgangsovereenkomst wordt opgesteld met als partijen [gedaagde sub 1], [bedrijf 1] vertegenwoordigt door [C] en [eiseres]. In de considerans is opgenomen dat het patronaat van [A] met ingang van 1 december eindigt en onder voorbehoud van toestemming van de Raad van Toezicht zal worden overgenomen door [C]. In artikel 1 is opgenomen dat [A] en [C] met ingang van 15 november 2011 kantoor houden bij [C] ten einde een zo geruisloos mogelijke overdracht van de praktijk van [eiseres] te bewerkstelligen. Met ingang van 1 december zal [A] onder zijn eigen naam elders praktijk uitoefenen. Deze overeenkomst wordt door geen van de partijen getekend.
2.9.
Bij brief van 24 november 2011 deelt [A] aan [eiseres] mede dat hij het patronaat onmiddellijk wenst te beëindigen. Bij afzonderlijke brief aan de deken van 24 november 2011 deelt [A] mede:
“(..) Inmiddels is de relatie tussen mij en [eiseres] ernstig verstoord geraakt nadat [eiseres] zonder overleg, zonder mijn medeweten en zonder mijn instemming haar intrek heeft genomen op het kantoor van de heer [C] waardoor het patroonschap voor mij onwerkbaar is geworden en ik daarvoor niet langer verantwoordelijkheid wens te dragen. “
2.10.
Bij brief van 28 november 2011 deelt de deken aan [eiseres] mede:
”(..) Gelet op het feit dat [A] het patronaat heeft neergelegd is uw stage met ingang van 24 november van rechtswege geschorst.
Het is u verboden om juridische werkzaamheden verrichten.
(..) Voorts wenst de deken dat u binnen een week na heden opheldering verschaft over hetgeen [A] in zijn brief naar voren brengt.
Tenslotte bereikt mij het bericht dat u van het tableau wenst te worden gehaald”.
2.11.
Bij beslissing van 6 september 2013 heeft het Hof van discipline de beslissing van de Raad van Discipline van 30 november 2012 bekrachtigd waarbij de maatregel tot schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar, waarvan zes manden voorwaardelijk is opgelegd aan [A]. Het Hof overweegt onder meer:
“(..) Het hof is met de raad van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verweerder en [eiseres] nimmer (ook niet vóór 24 maart 2011 of enige andere datum na 1 februari 2011) hebben beoogd uitvoering te geven aan de arbeidsovereenkomst die zij de raad van toezicht hebben voorgehouden. Zij hebben hun relatie feitelijk vorm gegeven op de wijze die eerder was aangekondigd maar die bij de raad van toezicht op bezwaren stuitte. De hele gang van zaken wijst op het werken door [eiseres] voor eigen rekening en risico, dit met uitdrukkelijke instemming van verweerder.(..)”
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiseres] vordert samengevat - :
Primair
- te verklaren voor recht dat de eerste koopovereenkomst d.d. 20 december 2010 op grond van een toerekenbare tekortkoming is vernietigd;
- te verklaren voor recht dat de tweede koopovereenkomst d.d. 13 juli 2011 geantedateerd op 29 maart 2011 op grond van dwaling is vernietigd;
- veroordeling van [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 30.000,-- uit hoofde van schadevergoeding ter zake de eerste koopovereenkomst van 20 december 2010, vermeerderd met rente en kosten;
- veroordeling van [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van het netto equivalent van loon inclusief vakantie toeslag vanaf 1 februari 2011 ad € 22.582,80 te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW ad 50%, vermeerderd met rente;
- veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten
subsidiair
- te verklaren voor recht dat de tweede koopovereenkosmt d.d. 13 juni 2011 geantedateerd op 29 maart 2011 op grond van misbruik van omstandigheden is vernietigd;
- veroordeling van [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van het netto equivalent van loon inclusief vakantie toeslag vanaf 1 februari 2011 ad € 22.582,80 te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW ad 50%, vermeerderd met rente;
3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat de eerste koopovereenkomst d.d. 20 december vernietigbaar is op grond van toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagden]. De koopovereenkosmt is onder de opschortende voorwaarde gesloten dat de feitelijke levering zou plaatsvinden op het moment dat [eiseres] haar beroepsopleiding zou hebben voltooid. Door het handelen van [A] is de stage van rechtwege geschorst door de Raad van Toezicht en heeft [eiseres] haar beroepsopleiding niet kunnen voltooien. [A] heeft zonder rechtgeldige reden haar op staande voet ontslagen en het patronaat opgezegd. De overdracht van de activa van [gedaagde sub 1] is daardoor illusoir geworden. [eiseres] roept de vernietiging in van bedoelde koopovereenkomst. [eiseres] heeft daardoor schade geleden bestaande uit het door haar betaalde bedrag van € 25.000,-- vermeerderd met de kosten van haar opleiding te stellen op € 5.000,--.
3.3.
[eiseres] stelt voorts dat zij ten aanzien van de tweede koopovereenkomst van 13 juli 2011, geantedateerd d.d. 29 maart 2011, heeft gedwaald. Deze overeenkomst heeft zij buitengerechtelijk vernietigd bij brief van 28 februari 2013. Zij was zich niet bewust van het feit dat het loon over de periode februari 2011 tot december 2011 inclusief vakantietoeslag meer bedroeg dan de door haar te betalen € 25.000,--. [A] heeft zijn mededelingsplicht ter zake geschonden. Bij een juiste voorstelling van zaken had [eiseres] de overeenkomst niet gesloten. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat bij het sluiten van de tweede koopovereenkomst sprake is van misbruik van recht. [A] had gelet op de onervarenheid van [eiseres] haar moeten weerhouden van het sluiten van bedoelde overeenkomst. [A] heeft [eiseres] bewogen tot tekening over te gaan op grond waarvan hij misbruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie als patroon. [eiseres] was in opleiding en bevond zich in een afhankelijke postitie tot [A] en diende door [A] te worden beschermd.
3.4.
[eiseres] vordert loon over de periode van 27 januari 2011 tot 1 december 2011 op grond van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Overeengekomen is dat het loon € 2.091,- bruto per maand bedraagt te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. [eiseres] heeft over bovengenoemde periode wel de bedongen arbeid verricht. [A] heeft steeds voorgehouden dat het loon bij de uiteindelijke overdracht zal worden verrekend.
3.5.
[gedaagden] voert verweer.
3.6.
De [gedaagde sub 2] is niet de vereffenaar van [gedaagde sub 1]. De vereffenaar is [Stichting gedaagde sub 1]. De verkeerde rechtspersoon is gedagvaard, zodat [eiseres] in haar vordering jegens de stichting niet ontvankelijk moet worden verklaard.
3.7.
[A] stelt voorts dat hij een bemiddelende rol heeft gespeeld bij de verstoorde relatie tussen [eiseres] en haar voormalige patroon [D]. Een buitenpatronaat behoorde niet tot de mogelijkheden. De enige mogelijkheid dat de Raad zou instemmen bij voortzetting van de stage van [eiseres] was dat [A] patroon zou worden onder verband van een arbeidscontract met [eiseres]. Op 25 januari 2011 is onder overlegging van een arbeidsovereenkomst aan de Raad van Toezicht verzocht de stage van [eiseres] voort te zetten met [A] als patroon. Dit verzoek is door de Raad van Toezicht gehonoreerd. De eerste koopovereenkomst van 20 december 2010 zag op verkoop van de praktijk van [B]. Die overeenkomst is niet doorgezet omdat de aanvraag en goedkeuring van een buitenpatronaat teveel tijd in beslag zou nemen. Van een opschortende voorwaarde in die overeenkomst is geen sprake. Gekozen is toen voor een binnenpatronaat met arbeidsovereenkomst. [A] stelt voorts dat bij de tweede koopovereenkomst (lees: gedateerd 29 maart 2011) een afwijkende regeling is getroffen, waarbij [eiseres] afstand heeft gedaan van haar loonaanspraken, terwijl door het UWV een uitkering werd verstrekt. Die overeenkomst is niet geantedateerd. [A] stelt zich voorts op het standpunt dat [eiseres] niet voor eigen rekening heeft gewerkt. [eiseres] was uitdrukkelijk akkoord met deze gang van zaken en was op de hoogte van de inhoud van de overeenkomst. Van dwaling is geen sprake. Ook is geen sprake van misbruik van omstandigheden. Doel was ervoor zorg te dragen dat [eiseres] haar stage kon voortzetten. [eiseres] had daar belang bij en [A] niet.
3.8.
De door [eiseres] betaalde bedragen van € 1.800,-- hielden geen verband met de overname van de praktijk van [B]. Deze bedragen betroffen een voorschot van de afdrachten van de omzet die [eiseres] ontving namens [gedaagde sub 1].
3.9.
Op 10 augustus 2011 heeft [A] de deken op de hoogte gesteld van het voornemen van [eiseres] over te stappen naar het kantoor van [C] met de bedoeling dat [C] het patronaat zou overnemen. In oktober 2011 heeft [eiseres] zich ziek gemeld en aanspraak gemaakt op betaling van loon. [eiseres] heeft ondertussen eenzijdig kantoorruimte gehuurd bij [C]. [A] heeft getracht de overgang naar [C] in goede banen te leiden. [A] heeft uiteindelijk op 24 november 2011 het patronaat opgezegd. Van een ontslag op staande voet is geen sprake. De opgestelde overeenkomst van 15 november 2011 waarbij de overgang naar [C] zou worden geregeld is opgesteld om aan de onhoudbare situatie in de relatie tussen [A] en [eiseres] een ordening te brengen. De overeenkomst is niet door [A] noch door [C] getekend en heeft dan ook geen enkele rechtswerking. Uiteindelijk heeft [eiseres] er zelf voor gekozen zich te laten schrappen van het tableau. [eiseres] heeft de Raad van Toezicht een valse voorstelling van zaken gegeven waardoor de Raad van Toezicht heeft aangenomen dat zij door [eiseres] en [A] is misleid ten aanzien van de aanvraag van het patronaat en de voortzetting van de stage. De Raad van Toezicht heeft ten onrechte aangenomen dat [eiseres] voor eigen rekening heeft gewerkt en dat geen sprake is geweest van een arbeidsrelatie. [A] is door de handelswijze van [eiseres] ernstig beschadigd.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.11.
[gedaagden] vordert samengevat –
Voorwaardelijk
- te verklaren voor recht dat [eiseres] voor eigen rekening heeft gewerkt in de periode van 27 januari 2011 tot 1 december 2011 althans subsidiair de omzet welke [eiseres] namens eiseres in reconventie heeft ontvangen te verrekenen en [eiseres] te veroordelen in de kosten van het geding, zulks onder toepassing van artikel 162 RV, waarbij [eiseres] wordt bevolen onder overlegging van alle bescheiden van de Raad voor de Rechtsbijstand, alle bankbescheiden en alle declaraties welke [eiseres] op naam van gedaagde sub 1 (in conventie) heeft verzonden en heeft ontvangen als ook inzicht van de dossiers welke [eiseres] aan mr. [C] en andere advocaten heeft ondergebracht.
Onvoorwaardelijk
- veroordeling van [eiseres] tot betaling van een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten, zulks onder toepassing van artikel 162 RV, waarbij [eiseres] wordt bevolen onder overlegging van alle bescheiden van de Raad voor de Rechtsbijstand, alle bankbescheiden en alle declaraties welke [eiseres] op naam van gedaagde sub 1 (in conventie) heeft verzonden en heeft ontvangen als ook inzicht van de dossiers welke [eiseres] aan mr. [C] en andere advocaten heeft ondergebracht.
3.12.
[gedaagden] stellen daartoe het volgende. De Raad van Discipline heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst en dat [eiseres] voor eigen rekening en risico heeft gewerkt. Zij heeft ook geen omzet afgedragen aan [gedaagde sub 1]. In dat geval is [gedaagde sub 1] ook geen loon verschuldigd en niet gehouden de koopprijs terug te betalen. Subsidiair beroept [gedaagde sub 1] zich op verrekening van de omzet. [eiseres] is alsdan gehouden daarover inzicht te verlenen. [eiseres] heeft ingevolge artikel 4 van de overeenkomst van 20 december 2010 zaken overgenomen en opbrengten daarvan geincasseerd zonder deze bedragen met [gedaagde sub 1] te verrekenen. Het zou daarbij gaan om een bedrag van € 68.000,--. [gedaagde sub 1] heeft geen inzicht in die omzet, zodat op grond van artikel 162 Rv overleggging van stukken wordt verlangd. [gedaagde sub 1] worden voorts verplicht tot terugbetaling van aan [eiseres] uitgekeerde voorschotten, waaronder de zaak [zaak 1] € 930,--, de zaak [zaak 2] € 1.261,40, de zaak [zaak 3] € 1.584,--. Verder wordt zij aangesproken door [bedrijf 2] voor een bedrag van € 4.870,-- en voor de ten behoeve van [eiseres] kosten van tuinaanleg. [eiseres] is gehouden die verplichtingen te voldoen.
3.13.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] betwist dat zij artikel 4 van de koopovereenkomst niet is nagekomen. Artikel 4 van de overeenkomst bepaalt dat de voltooide toevoegingzaken door [A] worden gedeclareerd. Ten tijde van de koopovereenkomst lopende toevoegingszaken worden verdeeld op basis van 50/50%. De nadien verkregen toevoegingszaken dienen op basis van een nader overeen te komen verdeelsleutel te worden afgerekend. [eiseres] is bereid na vaststelling van de vergoeding door de Raad voor de Rechtsbijstand over te gaan tot verrekening (conclusie van repliek onder 59). Vervolgens stelt [eiseres] bij akte in het geheel geen gelden te hebben ontvangen en derhalve niet is gehouden tot enige verrekening.
3.14.
De door [gedaagde sub 1] opgegeven dossiers op de lijst van lopende zaken zijn [eiseres] vrijwel allemaal onbekend. Aldus geldt geen verplichting tot afrekening overeenkomstig artikel 4 van de koopovereenkomst. Zij kan van die zaken ook geen stukken leveren, zoals door [gedaagde sub 1] is verzocht. Voor de overige dossiers heeft te gelden dat dat de toevoegingen niet door haar zijn gedeclareerd. De toevoegingen zijn gemuteerd op naam van [C], maar het is [eiseres] onbekend welke dossiers door [C] zijn gedeclareerd. [eiseres] heeft ook van [C] terzake geen betalingen ontvangen.
3.15.
Ten aanzien van de dossiers waarin van [A] een terugbetaling wordt verlangd, stelt [eiseres] het volgende. De zaak [zaak 2] is haar onbekend. In de zaak [zaak 3] is door [partij 1 van zaak 3] een voorschot betaald. Dit bedrag is door [A] ontvangen. Het betaalde voorschot in de zaak [zaak 1] is afgedragen aan [A]. In de zaak [zaak 4] zijn processtukken opgemaakt door [eiseres]. Door het onrechtmatig beëindigen van het patronaat kon [eiseres] de zaak niet verder behandelen, zodat [A] verantwoordelijk is voor terugbetaling. De kosten van [bedrijf 2] komen voor rekening van [gedaagde sub 1]. [A] heeft tijdelijk de woning van [eiseres] gehuurd en opdracht gegeven tot aanleg van bestrating. [A] zou de rekening als werkgever voldoen. Bovendien is een rekening gestuurd voor bestrating aan de achterzijde van de woning, maar die is niet bestraat. Het ging om de voorzijde van de woning.
3.16.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ontvankelijkheid jegens [gedaagde sub 2]
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat als vereffenaar van [gedaagde sub 1] moet worden aangemerkt de [gedaagde sub 2]. Dit vloeit voort uit het door [eiseres] overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 februari 2013. Daar doet niet aan af dat kennelijk eerst de [Stichting gedaagde sub 1] als vereffenaar heeft geopereerd. Het verweer van [gedaagden] faalt.
Rechtsverhouding
4.3.
Voor beoordeling van de door partijen over en weer ingediende vorderingen is van belang te beoordelen in welke rechtsverhouding(en) partijen tot elkaar zijn komen te staan. De kantonrechter is van oordeel dat die rechtsverhouding wordt bepaald door de koopovereenkomst van 20 december 2010. Bij die overeenkomst heeft [gedaagde sub 1] de praktijk van [B] verkocht aan [eiseres] onder de voorwaarde dat [A] als patroon zou optreden voor [eiseres] gedurende het vervolg van de stage (vermoedelijk) tot 1 januari 2013. In artikel 2 van de overeenkomst is uitdrukkelijk opgenomen dat [eiseres] de praktijk van [B] voor eigen rekening en risico zal voortzetten. Door partijen is uitvoering gegeven aan de inhoud van de overeenkomst. [eiseres] heeft voor de overname een bedrag van € 25.000,-- aan [Stichting gedaagde sub 1] betaald. De kantonrechter is van oordeel dat deze overeenkomst de basis vormt voor de beoordeling van de door partijen ingestelde vorderingen.
4.4.
De kantonrechter is verder van oordeel dat de nadien tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten, waaronder de arbeidsovereenkomst van 27 januari 2011, de koopovereenkomst gedagtekend 29 maart 2011 en aansluitend daarop de niet getekende overgangsovereenkomsten tot stand zijn gekomen dan wel zijn opgemaakt ter verhulling van de werkelijke rechtsverhouding tussen partijen met als doel de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten te misleiden eerst om akkoord te gaan met de stage van [eiseres] en het daaraan gekoppelde patronaat van [A] en later met als doel de schade te beperken en alsnog de stage van [eiseres] veilig te stellen. Het gevolg is dat beide partijen in weerwil van hun stellingen aan die overeenkomsten geen rechten kunnen ontlenen.
4.5.
De kantonrechter neemt daarbij de volgende omstandigheden en feiten in aanmerking.
4.6.
Nadat tussen [eiseres] en haar toenmalige patroon [D] een verstoorde relatie is ontstaan zijn partijen in overleg getreden in hoeverre kon worden samengewerkt. [eiseres] had belang bij voortzetting van haar stage als advocaat en [gedaagden] hadden belang bij overname van de praktijk van [B] in verband met de arbeidsongeschiktheid/ziekte van [B]. Zoals door [A] gesteld was sprake van een “win-win” situatie. Bedoeling van partijen was dat [eiseres] de praktijk van [B] zou overnemen en dat zou doen voor eigen rekening en risico, als zelfstandig ondernemer, en [A] zou optreden als patroon gedurende de volledige stageperiode. Daartoe is de koopovereenkomst van 20 december 2010 tot stand gekomen.
4.7.
Toen partijen duidelijk werd dat de Raad van Toezicht waarschijnlijk geen toestemming zou geven voor de voorgestane constructie van partijen zijn partijen bij elkaar te rade gegaan om te bezien hoe en op welke wijze wel invulling kon worden gegeven aan de bedoeling van partijen. [eiseres] formuleert het in haar mail van 6 januari 2011 aan [A] zo door de vraag op te werpen of “iets legaals is te realiseren dat niet tegen de haren van de Orde instrijkt maar wel past in de plannen”. [A] reageert daarop per gelijke datum door aan te geven dat het patronaat volgens de Deken niet tot goedkeuring zal leiden en dat de enige mogelijkheid een dienstverband zou moeten zijn. Tegelijkertijd geeft [A] aan dat een arbeidsovereenkomst een “no-go” situatie is. Desondanks komen partijen op 25 januari 2011 een arbeidsovereenkomst overeen, die bij de aanvraag van [eiseres] en [A] tot het hervatten van de stage en het patronaat is overgelegd aan de Deken. De Raad verleend op basis daarvan haar toestemming. Uit niets is gebleken dat partijen de overeenkomst van 20 december 2010 teniet hebben gedaan, sterker nog die overeenkomst is in stand gelaten. Gedurende de daarop volgende maanden vinden geen salarisbetalingen aan [eiseres] plaats. Niet is gebleken dat [eiseres] aan [A] op enig moment betaling van het salaris heeft gevorderd. Dat van een reëele arbeidsovereenkomst geen sprake is wordt nog eens bevestigd door de tegenstrijdige stellingen van [A]. In onderhavige procedure vordert [A] immers verrekening van de omzet op grond van het feit dat [eiseres] voor eigen rekening en risico werkzaamheden heeft verricht overeenkomstig de koopovereenkomst(en), terwijl [A] in een mail bericht van 11 september 2011 nog uitdrukkelijk stelt dat “[eiseres] niet werkt voor eigen rekening en zij met behoud van UWV uitkering werkzaamheden verricht”.
4.8.
De situatie verandert op het moment dat de Deken op basis van een “steekproef”, zoals ook in de brief van [A] van 13 juli 2013 aan de Deken is gesteld, nadere informatie opvraagt, waaronder loonbelastingverklaringen e.d., van [A]. [A] deelt, kennelijk mede namens [eiseres], aan de deken mede dat hij niet in staat is om aan het verzoek te voldoen, omdat partijen andersluidende afspraken met elkaar hebben gemaakt. [A] legt daarbij over de tussen partijen gesloten overeenkomst gedateerd 29 maart 2011 deels gelijk aan en op een paar essentiële punten afwijkend van de koopovereenkomst van 20 december 2010. [A] formuleert de gewijzigde afspraken zo: “Kort gezegd: [eiseres] heeft met ingang van de ommekomst van haar advocatenstage de advocatenpraktijk van [gedaagde sub 1] gekocht. De betaling van deze koop vindt plaats door middel van betaling van een geldbedrag na overdracht van de praktijk (vermoedelijk 1 januari 2012) en door middel van afstand van haar huidige salarisrechten”. De door partijen gekozen constructie is gekunsteld en in strijd met de feitelijke situatie. Zo is de koopprijs voor een bedrag van € 25.000,-- al betaald op 21 december 2010 op basis van de koopovereenkomst van 20 december 2010. De afstand van de loonbetalingsverplichting middels een toekomstige verrekening met het restant van de koopprijs onder vrijwaring van afdrachten van loonbelasting en sociale premies is ook nog eens in strijd met de wet (art 7:617 BW). Aangenomen moet worden dat tussen partijen voorafgaand aan de brief van [A] van 13 juli 2013 aan de Deken intensief overleg heeft plaatsgevonden over de wijze hoe en op welke wijze de Deken zou moeten worden tegemoet getreden. Partijen laten zich daarover evenwel niet uit. Dit stilzwijgen voedt de stelling van [eiseres] dat de koopovereenkomst gedagtekend 29 maart 2011 is geantedateerd. De kantonrechter neemt op grond van het boven gestelde aan dat de “tweede” koopovereenkomst tot stand is gekomen als gevolg van de gerezen problemen met de Deken en uitsluitend tot stand is gekomen om de zaak te repareren en alsnog in goede banen te leiden. De kantonrechter neemt de conclusies van het Hof van Discipline van 6 september 2013 over.
4.9.
Partijen hebben een schijnconstructie in het leven geroepen om de werkelijke rechtsverhouding tussen partijen te verhullen. Partijen hebben derhalve ieder afzonderlijk en gezamenlijk in strijd met de goede zeden gehandeld. De stellingen van partijen laten ook thans nog zien dat enig inzicht omtrent het onjuist handelen ontbreekt. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst (primair onder IV en V, subsidiair onder VII) en de tweede koopovereenkomst (primair onder II en subsidiair onder VI) zullen worden afgewezen. De overige stelling van partijen ter zake behoeven derhalve geen verdere bespreking.
Koopovereenkomst van 20 december 2010
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat tussen partijen een rechtsgeldige koopovereenkomst is gesloten op 20 december 2010. Zoals onder punt 4.1 overwogen dienen de vorderingen van partijen voor zover zij zien op deze overeenkomst verder te worden beoordeeld. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [A] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van deze overeenkomst en dat de overeenkomst is vernietigd (bedoeld wordt kennelijk ontbonden). Door [A] is [eiseres] zonder geldige reden op staande voet ontslagen en is met onmiddellijke ingang het patronaat door hem neergelegd. Als gevolg daarvan is de stage van [eiseres] door de Raad van Toezicht geschorst en heeft zij haar opleiding niet kunnen afmaken. Zij vordert het betaalde bedrag van € 25.000,-- terug naast de gemaakte kosten van de opleiding gesteld op € 5000,--.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat van een ontslag op staande voet geen sprake kan zijn gelet op hetgeen hierboven omtrent de arbeidsovereenkomst is overwogen. Naar het oordeel van de kantonrechter is immers geen sprake geweest van een arbeidsrelatie. [A] heeft op 24 november 2011 zijn patronaat neergelegd op grond van het geschonden vertrouwen doordat [eiseres] op eigen houtje allerlei soorten acties heeft ondernomen en door zelfs tot verhuizing over te gaan, terwijl ook [A] en [B] door [eiseres] zijn meeverhuisd. De kantonrechter is van oordeel dat [A] in het midden laat op welke acties van de kant van [eiseres] wordt gedoeld. Dat [eiseres] zonder enig overleg zou zijn verhuisd naar het kantoor van [C] is niet erg aannemelijk. Partijen hebben over en weer correspondentie bij mail overgelegd, waaruit blijkt dat het voornemen bestond het patronaat te laten overnemen door [C], waarbij ook [A] (tijdelijk) tot de realisatie van die overgang kantoor zou houden op het kantoor van [C]. Bovendien is door [A] tweemaal een overgangsovereenkomst opgesteld met die strekking. De gronden van de opzegging door [A] zijn niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt. Veeleer moet worden aangenomen dat tussen partijen als gevolg van de ontstane problemen met de Deken een verstoorde relatie is ontstaan op grond waarvan uiteindelijk [A] er de brui aan heeft gegeven. Toegegeven moet worden dat door de opzegging van [A] verder geen gevolg meer kon worden gegeven aan de uitvoering van de koopovereenkomst en dat [eiseres] haar opleiding heeft moeten staken.
4.12.
De vraag, die thans voorligt, is of gelet op alle omstandigheden van het geval ten gevolge van die opzegging [eiseres] aanspraak kan maken op terugbetaling van de koopprijs en opleidingskosten. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend. Enig vergoedingsplicht van [A] vervalt geheel vanwege de ernst van de door [eiseres] mede gepleegde handelingen als verwoord in de overwegingen onder 4.3 tot en met 4.9. Door willens en wetens medewerking te verlenen aan een schijnconstructie van een (feitelijk niet bestaande) arbeidsrelatie, waardoor de Raad van Toezicht is bewogen toestemming te geven van voortzetting van de stage onder patronaat van [A] en door medewerking te verlenen aan een aangepaste schijnconstructie bij koopovereenkomst gedagtekend 29 maart 2011 ter veiligstelling van die stage heeft [eiseres] zozeer in strijd gehandeld met wat rechtens betamelijk is, dat zij het einde van haar opleiding en het einde van het patronaat van [A] over zich zelf heeft afgeroepen. Zij heeft zelf het risico voor lief genomen dat de door haar en [A] bedachte constructie wel eens uit zou kunnen komen met alle gevolgen van dien, die zich ook thans hebben voorgedaan. In die omstandigheden bestaat geen aanleiding de vordering van [eiseres] onder punt I en III toe te wijzen.
Reconventie
4.13.
De voorwaardelijke vordering in reconventie komt niet voor toewijzing in aanmerking. [gedaagden] vorderen voor het geval de overeenkomsten niet worden vernietigd en [gedaagde sub 1] gehouden is de vorderingen van [eiseres] te voldoen een verklaring voor recht dat [eiseres] voor eigen rekening heeft gefunctioneerd en niet gehouden is enig bedrag te voldoen aan [eiseres], althans dat alsdan de omzet welke [eiseres] heeft ontvangen dient te worden verrekend. Nu de vorderingen tot schadevergoeding en tot betaling van loon in conventie zullen worden afgewezen is de voorwaardelijke omstandigheid niet ingetreden zodat de vordering op die grond moet worden afgewezen.
4.14.
Verder vorderen [gedaagde sub 1] veroordeling tot betaling van een nader te bepalen bedrag zulks onder toepassing van artikel 162 Rv tot overlegging van bescheiden. Deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat gelet op het verweer van [eiseres] op voorhand niet is vast te stellen of het wel tot een veroordeling tot betaling van enig bedrag zal komen als nu gevraagd.
4.15.
De vorderingen van [eiseres] in conventie worden afgewezen. De vorderingen van [gedaagde sub 1] worden eveneens afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd in dier voeg dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
In conventie en reconventie
De kantonrechter
- wijst de vorderingen in conventie af
- wijst de vorderingen in reconventie af
- compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.