Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 5b.15a Bijplaatsen, verwijderen en hergebruiken van injecteerbare transponders
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2021
- Bronpublicatie:
15-10-2021, Stcrt. 2021, 43915 (uitgifte: 21-10-2021, regelingnummer: WJZ/ 21247520)
- Inwerkingtreding
01-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2021, Stcrt. 2021, 43915 (uitgifte: 21-10-2021, regelingnummer: WJZ/ 21247520)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Indien bijplaatsing van een injecteerbare transponder vereist is, wordt dit gedaan binnen een week nadat geconstateerd is dat de injecteerbare transponder niet langer functioneert.
2.
Het bijplaatsen van een injecteerbare transponder bij een hond wordt uitgevoerd door een dierenarts.
3.
Een injecteerbare transponder wordt niet verwijderd.
4.
In afwijking van het derde lid kan een injecteerbare transponder door een dierenarts worden verwijderd indien voor de verwijdering een diergeneeskundige noodzaak bestaat.
5.
De dierenarts registreert de verwijdering of het bijplaatsen van een injecteerbare transponder en de noodzaak daartoe bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal. Indien geen elektronisch portaal is aangewezen, wordt de registratie rechtstreeks bij de minister gedaan.
6.
Een injecteerbare transponder wordt niet hergebruikt.