Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1971 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009
Artikel 16 Administratieve taken van de raad van bestuur
Geldend
Geldend vanaf 20-12-2018
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2018, L 312 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1971)
- Inwerkingtreding
20-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2018, L 312 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1971)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
EU-recht / Instituties
Informatierecht / Europees informatierecht
Informatierecht / ICT
1.
De raad van bestuur heeft de volgende administratieve taken:
- a)
het algemene beleid uitzetten voor de activiteiten van het Berec-Bureau en jaarlijks het enig programmeringsdocument van het Berec-Bureau vaststellen bij tweederdemeerderheid van zijn leden, rekening houdend met het advies van de Commissie en in overeenstemming met artikel 23;
- b)
bij tweederdemeerderheid van zijn leden de jaarlijkse begroting van het Berec-Bureau vaststellen en op grond van hoofdstuk VII de overige taken betreffende de begroting van het Berec-Bureau uitoefenen;
- c)
het in artikel 27 bedoelde geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag van het Berec-Bureau goedkeuren, openbaar maken en beoordelen, en het verslag alsmede de beoordeling ervan jaarlijks vóór 1 juli indienen bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer;
- d)
de op het Berec-Bureau toepasselijke financiële regels vaststellen overeenkomstig artikel 29;
- e)
een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die evenredig is met de frauderisico's, rekening houdend met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;
- f)
een passende follow-up verzekeren van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne of externe auditverslagen en beoordelingen, alsook uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);
- g)
regels vaststellen voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten als bedoeld in artikel 42, lid 3;
- h)
de in artikel 37, lid 2, bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en deze regelmatig bijwerken op basis van een behoeftenanalyse;
- i)
zijn reglement van orde vaststellen;
- j)
uitvoeringsbepalingen vaststellen ter uitvoering van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (1), overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;
- k)
onverminderd het in lid 2, eerste alinea, bedoelde besluit, met betrekking tot het personeel van het Berec-Bureau, de bevoegdheden uitoefenen die krachtens het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan respectievelijk het tot aanstelling bevoegde gezag en het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag (de ‘bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag’);
- l)
de directeur benoemen en, indien van toepassing, zijn ambtstermijn verlengen of hem uit zijn functie ontheffen overeenkomstig artikel 32;
- m)
overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden een rekenplichtige benoemen die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;
- n)
alle besluiten nemen inzake de oprichting van de interne structuren van het Berec-Bureau en deze indien nodig wijzigen, rekening houdend met de werkingsbehoeften van het Berec-Bureau en met het oog op een gezond beheer van de begroting.
Met betrekking tot punt m) van de eerste alinea kan het Berec-Bureau dezelfde rekenplichtige benoemen als een ander orgaan of een andere instelling van de Unie. Met name kunnen het Berec-Bureau en de Commissie overeenkomen dat de rekenplichtige van de Commissie ook optreedt als rekenplichtige van het Berec-Bureau.
2.
De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit krachtens artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de directeur delegeert en nader bepaalt onder welke voorwaarden die gedelegeerde bevoegdheden kunnen worden geschorst. De directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.
Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur besluiten de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen of te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de directeur.
Voetnoten
Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).