NJB 2019/2276
Verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte: in casu kan gelet op de oproeping van de verdachte voor een nadere behandeling van worden aangenomen dat de verdachte redelijkerwijs mocht verwachten dat op de eerdere zitting geen inhoudelijke behandeling van de zaak zou plaatsvinden. Op die grond heeft het hof ten onrechte verstek verleend. De enkele constatering dat de dagvaarding op rechtsgeldige wijze ‘lijkt’ te zijn betekend en dat de verdachte niet gedetineerd is, maakt dat uit de motivering van het hof niet kan worden opgemaakt of het hof zich rekenschap heeft gegeven van zijn onderzoeksverplichting
HR 08-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1537
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en M.J. Borgers
- Zaaknummer
18/00522
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1537, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1031, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
- Wetingang
(art. 280 Sv)
Essentie
Verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte: in casu kan gelet op de oproeping van de verdachte voor een nadere behandeling van worden aangenomen dat de verdachte redelijkerwijs mocht verwachten dat op de eerdere zitting geen inhoudelijke behandeling van de zaak zou plaatsvinden. Op die grond heeft het hof ten onrechte verstek verleend. De enkele constatering dat de dagvaarding op rechtsgeldige wijze ‘lijkt’ te zijn betekend en dat de verdachte niet gedetineerd is, maakt dat uit de motivering van het hof niet kan worden opgemaakt of het hof zich rekenschap heeft gegeven van zijn onderzoeksverplichting