Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 473 [Bevel tot gevangenhouding]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2017
- Bronpublicatie:
17-11-2016, Stb. 2016, 476 (uitgifte: 08-12-2016, kamerstukken: 34159)
- Inwerkingtreding
01-03-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2017, Stb. 2017, 66 (uitgifte: 27-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
1.
Bij de verwijzing kan de Hoge Raad een bevel tot gevangenhouding tegen de gewezen verdachte uitvaardigen. Dit bevel is geldig voor onbepaalde termijn, doch kan door het gerechtshof worden geschorst of opgeheven. In geen geval zal deze gevangenhouding langer mogen duren dan de nog niet volbrachte vrijheidsstraf die de gewezen verdachte krachtens de onherroepelijke uitspraak dient te ondergaan. De artikelen 62, 67, 67a, 69, 73 en 77 tot en met 86 zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien bij de onherroepelijke uitspraak aan de gewezen verdachte een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is opgelegd, kan het in het eerste lid bedoelde bevel tot gevangenhouding ten uitvoer worden gelegd in een inrichting die ingevolge de Penitentiaire beginselenwet of de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden bestemd is voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel. Voor de gewezen verdachte blijft de rechtspositie van de Penitentiaire beginselenwet of de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden onverminderd van toepassing.
3.
Indien tegen de gewezen verdachte een bevel tot gevangenhouding als bedoeld in het eerste lid is uitgevaardigd, en deze geen raadsman heeft, wordt voor hem op last van de voorzitter van het gerechtshof door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman aangewezen.
4.
Hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag kan de Hoge Raad te allen tijde de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak opschorten.