HR, 22-06-2007, nr. 547
ECLI:NL:HR:2007:BA7727
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-06-2007
- Zaaknummer
547
- LJN
BA7727
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BA7727, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑06‑2007; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2005:AT4531, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
FED 2008/67 met annotatie van M.J.G.A.M. WEEREPAS
Belastingadvies 2007/16.12
V-N 2007/30.14 met annotatie van Redactie
NTFR 2007/1121 met annotatie van Kawka
Uitspraak 22‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Niet genoten maaltijden vormen geen loon.
Nr. 547
22 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 april 2005, nr. 02/3666 CSV, betreffende de beslissing van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv), thans de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van Bestuur), met betrekking tot aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) over de premietijdvakken 1995 tot en met 1999 opgelegde correctienota's en boetenota's.
1. Beslissing van de Raad van Bestuur en geding voor de Rechtbank
Bij besluiten van 29 november 2000 heeft het Lisv aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 1999 correctienota's opgelegd, alsmede bij besluiten van 5 december 2000 boetenota's van 25 percent van de verschuldigde premies.
Het Lisv heeft bij beslissing van 29 maart 2001 het tegen de besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij de Rechtbank te Zutphen.
Bij uitspraak van 4 juni 2002 heeft de Rechtbank belanghebbendes beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
2. Geding voor de Centrale Raad van Beroep
De Raad van Bestuur heeft tegen de beslissing van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
3. Geding in cassatie
De Raad van Bestuur heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad van Bestuur heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van de middelen
4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende exploiteert een restaurant. Werknemers van belanghebbende die werkzaam zijn in de keuken hebben op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de horeca- en aanverwante bedrijven (hierna: de CAO) indien zij dit wensen recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf. In geen geval bestaat recht op een geldelijke vergoeding in plaats van een maaltijd. De betrokken werknemers hebben in de onderhavige jaren in feite geen maaltijden in het bedrijf genuttigd, omdat zij daarop geen prijs stelden.
4.2. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het in de CAO vervatte recht op een maaltijd niet kan worden aangemerkt als een aanspraak in de zin van artikel 4, lid 2, Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: CSV) en dat de voornoemde maaltijden niet vorderbaar zijn in de zin van artikel 5, aanhef en onder b, CSV. Tegen deze oordelen richten zich de middelen.
4.3. De bestreden oordelen geven geen blijk van een onjuiste opvatting door de Centrale Raad van de artikelen 4 of 5 CSV. De middelen kunnen derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 18c CSV, niet tot cassatie leiden.
5. Proceskosten
De Raad van Bestuur zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2007.
Van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt ter zake van het door de Raad van Bestuur ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 428.