AB 2001, 11
Bestemmingsplanonteigening; noodzaak tot onteigening in verband met bereidheid en mogelijkheid tot zelfrealisatie; marginale toetsing ex tunc, dat wil zeggen ten tijde van het nemen van het onteigeningsbesluit; geen verder gaande consequenties verbonden aan art. 6 EVRM
HR 09-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4852 (Onteigening Eindhoven/Oirschot)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 februari 2000
- Magistraten
Korthals Altes, Urlings, Zuurmond, Pos, Monné, Ilsink
- Zaaknummer
1272
- LJN
AA4852
- Roepnaam
Onteigening Eindhoven/Oirschot
- JCDI
JCDI:ADS660235:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Bouwrecht (V)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4852, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑02‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4852, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2000
- Wetingang
Essentie
Bestemmingsplanonteigening; noodzaak tot onteigening in verband met bereidheid en mogelijkheid tot zelfrealisatie; marginale toetsing ex tunc, dat wil zeggen ten tijde van het nemen van het onteigeningsbesluit; geen verdergaande consequenties verbonden aan art. 6 EVRM.
Samenvatting
Indien in een onteigeningsgeding het verweer wordt gevoerd dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt op grond van de stelling dat de betrokken partij, al dan niet samen met anderen, bereid en in staat is de beoogde bestemming zelf te realiseren, heeft de rechter slechts de vraag te beantwoorden of de onteigenende partij bij het nemen van het onteigeningsbesluit — dan wel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.