Einde inhoudsopgave
RvdW 1989, 41
HR, 25-01-1989, nr. 1094
HR 25-01-1989, ECLI:NL:PHR:1989:AD0600
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
25 januari 1989
- Magistraten
Van Dijk, Stoffer, Mijnssen, Wildeboer, Urlings
- Zaaknummer
1094
- LJN
AD0600
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:AD0600, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 25‑01‑1989
ECLI:NL:PHR:1989:AD0600, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑1989
- Wetingang
Ow art. 40
Essentie
Onteigening van zandhoudende grond voor wegaanleg. Verdeling voordeel.
Samenvatting
De aanwezigheid van zand dat kon worden benut voor de uitvoering van het werk en van werken in de omgeving, waardoor transportkosten konden worden bespaard, leverde de Staat een voordeel op van ƒ 2 366 980. Dit voordeel komt in zijn geheel in aanmerking om te worden verdeeld tussen onteigenaar en onteigende, niet slechts, zoals de rechtbank aannam, tot het bedrag dat een zandhandelaar voor het zand had willen betalen indien het gewonnen mocht worden.
Partij(en)
De Staat der Nederlanden, te 's‑Gravenhage, eiser tot cassatie, incidenteel verweerder in cassatie, adv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.