Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 282 Formaliteiten voor door een toegelaten geadresseerde ontvangen goederen die worden vervoerd in het kader van de TIR-operatie
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)
1.
Wanneer de goederen aankomen op een in de vergunning aangewezen plaats als bedoeld in artikel 230 van het wetboek, moet de toegelaten geadresseerde:
- a)
het douanekantoor van bestemming onmiddellijk in kennis stellen van de aankomst van de goederen en van eventuele onregelmatigheden of voorvallen die zich tijdens het vervoer hebben voorgedaan;
- b)
de goederen pas lossen na toestemming van het douanekantoor van bestemming;
- c)
na het lossen de resultaten van het onderzoek van de goederen en alle andere relevante informatie met betrekking tot het lossen onmiddellijk in zijn administratie vermelden;
- d)
het douanekantoor van bestemming informeren over de resultaten van het onderzoek van de goederen en eventuele onrechtmatigheden, uiterlijk op de derde dag volgend op de dag waarop hij toestemming heeft gekregen voor het lossen van de goederen.
2.
Wanneer het douanekantoor van bestemming een kennisgeving van de aankomst van de goederen in de bedrijfsruimten van de toegelaten geadresseerde heeft ontvangen, deelt dit kantoor de aankomst van de goederen aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst mee.
3.
Zodra het douanekantoor van bestemming de resultaten van het onderzoek van de goederen als bedoeld in lid 1, onder d), heeft ontvangen, zendt het de controleresultaten naar het douanekantoor van vertrek of binnenkomst, uiterlijk op de zesde dag volgend op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd.
4.
Op verzoek van de houder van het TIR-carnet geeft de toegelaten geadresseerde een ontvangstbewijs af waarin wordt bevestigd dat de goederen zijn aangekomen op een in de vergunning aangewezen plaats zoals bedoeld in artikel 230 van het wetboek en waarin wordt verwezen naar het MRN van de TIR-operatie en naar het TIR-carnet. Het ontvangstbewijs wordt niet beschouwd als bewijs dat de TIR-operatie is beëindigd in de zin van artikel 279, lid 4, van deze verordening.
5.
De toegelaten geadresseerde zorgt ervoor dat het TIR-carnet, samen met het MRN van de TIR-operatie, binnen de in de vergunning vastgestelde termijn wordt overgelegd bij het douanekantoor van bestemming teneinde de TIR-operatie overeenkomstig artikel 279, lid 4, van deze verordening te beëindigen.
6.
De houder van het TIR-carnet wordt geacht aan zijn verplichtingen op grond van artikel 1, onder o), van de TIR-overeenkomst te hebben voldaan wanneer het TIR-carnet en het wegvoertuig, de vervoerscombinatie of de container en de goederen in ongeschonden staat zijn aangebracht bij de toegelaten geadresseerde op een in de vergunning aangewezen plaats.