HR, 29-05-2009, nr. 08/01453
ECLI:NL:HR:2009:BH5466
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29-05-2009
- Zaaknummer
08/01453
- Conclusie
Mr. L. Strikwerda
- LJN
BH5466
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH5466, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH5466
ECLI:NL:PHR:2009:BH5466, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH5466
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑05‑2009
Inhoudsindicatie
Geldlening; (tegen)bewijs; waardering getuigenbewijs, getuigenverklaring de auditu (81 RO). Cassatie. Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenarrest.
29 mei 2009
Eerste Kamer
08/01453
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.J.W.F. Deen,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 26 juli 2001 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot betaling van diverse bedragen, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2002 heeft de rechtbank [verweerster] toegelaten tot het bewijs dat zij op verschillende tijdstippen diverse bedragen aan [eiser] heeft uitgeleend. Na getuigenverhoren heeft de rechtbank bij eindvonnis van 7 mei 2003 [eiser] veroordeeld aan [verweerster] te betalen € 38.006,53, te vermeerderen met rente en kosten.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 27 oktober 2005, waarbij [eiser] tot het leveren van tegenbewijs is toegelaten, heeft het hof bij eindarrest van 13 december 2007 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De
cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep voor zover dit is gericht tegen het tussenarrest van het hof en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 mei 2009.
Conclusie 06‑03‑2009
Mr. L. Strikwerda
Partij(en)
conclusie inzake
[Eiser]
tegen
[Verweerster]
Edelhoogachtbaar College,
1.
Bij eindvonnis van 7 mei 2003 heeft de rechtbank 's‑Gravenhage thans verweerster in cassatie, hierna: [verweerster], geslaagd geoordeeld in het haar bij tussenvonnis van 27 februari 2002 opgedragen bewijs dat zij op verschillende tijdstippen diverse bedragen aan thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], heeft uitgeleend en de desbetreffende vordering van [verweerster] tot een bedrag van Euro 38.006.53 toegewezen.
2.
Op het hoger beroep van [eiser] heeft het gerechtshof te 's‑Gravenhage bij tussenarrest van 27 oktober 2005 [eiser] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Bij eindarrest van 13 december 2007 heeft het hof geoordeeld dat [eiser] het tegenbewijs niet heeft bijgebracht en, onder verwerping van diens grieven, het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.
[Eiser] is tegen het tussen- en eindarrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen. [Verweerster] is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
4.
[Eiser] heeft geen cassatieklachten aangevoerd tegen het tussenarrest van het hof, zodat hij in zijn cassatieberoep, voor zover dit is gericht tegen het tussenarrest, niet kan worden ontvangen.
5.
Ter bestrijding van het eindarrest van het hof heeft [eiser] één middel voorgesteld. De in dit middel aangevoerde klachten kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat zij zich lenen tot verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
6.
Het middel keert zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat de door [eiser] aangevoerde grieven tegen het bewijsoordeel van de rechtbank falen.
7.
De rechtsklachten houden in dat het hof art. 163 Rv heeft geschonden doordat het aan getuigenverklaringen die op horen zeggen berusten, bewijs heeft ontleend.
8.
Deze klachten falen omdat uit het oog wordt verloren dat art. 163 Rv de rechter niet verbiedt uit wat een getuige anderen heeft horen zeggen een vermoeden te ontlenen voor de waarheid van de inhoud van die mededeling. Aan een zodanige verklaring mag derhalve bewijs worden ontleend (vgl. HR 26 november 1948, NJ 1949, 149 nt. PhANH, en HR 24 december 1976, NJ 1977, 286 nt. WHH).
9.
De motiveringsklachten verwijten het hof zijn oordeel dat de door [eiser] aangevoerde grieven tegen het bewijsoordeel van de rechtbank falen, niet (voldoende) te hebben gemotiveerd.
10.
Deze klachten kunnen niet tot cassatie leiden omdat het hof in r.o. 4, 6 en 10 van zijn eindarrest heeft gemotiveerd dat en waarom de door [eiser] tegen het bewijsoordeel van de rechtbank aangevoerde grieven falen. De gegeven motivering is niet onbegrijpelijk of anderszins ontoereikend, in aanmerking genomen dat de rechter vrij is in de waardering van het bewijs en zijn motiveringsplicht op dit punt beperkt is (vgl. HR 5 december 2003, NJ 2004, 74). Anders dan het middel kennelijk wil betogen, was het hof niet gehouden te motiveren waarom hij aan de verklaring van een getuige al dan niet geloof hecht (zie bijv. HR 11 februari 1994, NJ 1994, 651 nt. HJS).
De conclusie strekt tot
- —
niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep voor zover dit is gericht tegen het tussenarrest van het hof, en
- —
tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.