Hof 's-Gravenhage, 20-12-2012, nr. 22-005924-11
ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ9518
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
20-12-2012
- Zaaknummer
22-005924-11
- LJN
BZ9518
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ9518, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 20‑12‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:185, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 20‑12‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een bijzonder laffe poging tot doodslag. De verdachte had het plan opgevat om een willekeurig persoon samen met zijn acht mededaders in elkaar te slaan. Deze groep van negen personen heeft zich vervolgens naar het Weizigtpark begeven en heeft aldaar overeenkomstig het plan van de verdachte een willekeurige voorbijganger in elkaar geslagen. Het daarbij uitgeoefende geweld is fors geweest. Niet alleen werd het slachtoffer door de groep met kracht en gebalde vuist geslagen en gestompt, maar ook werd hij meermalen, met geschoeide voet, tegen zijn hoofd geschopt, terwijl hij hulpeloos op de grond lag. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-005924-11
Parketnummers: 11-860211-11 en 11-500049-09 (TUL)
Datum uitspraak: 20 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 13 december 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 december 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook als dit inhoudt het volgen van een CoVa-training, en met een proeftijd van 3 jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de voorlopige hechtenis en de vordering na voorwaardelijke veroordeling, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Dordrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij], althans een (mans)persoon, van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist(en) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of tegen het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of tegen het (boven)lichaam geschopt, (terwijl die [benadeelde partij] (hulpeloos) op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Dordrecht, in ieder geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Krispijnse Weg en/of de Mauritsweg en/of het Weizigtpark, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], althans een (mans)persoon welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het (boven)lichaam schoppen en/of trappen (terwijl die [benadeelde partij] (hulpeloos) op de grond lag) en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist(en)) in/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het (boven)lichaam stompen en/of slaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2011 te Dordrecht, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, met kracht met gebalde vuisten in/tegen het gezicht, het hoofd en tegen het bovenlichaam van die [benadeelde partij] heeft/hebben gestompt en geslagen en meermalen, met kracht met geschoeide voeten tegen het gezicht, het hoofd en tegen het (boven)lichaam van die [benadeelde partij] heeft/hebben geschopt, terwijl die [benadeelde partij] (hulpeloos) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat - verkort en zakelijk weergegeven - de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, nu zijn eventuele dood niet voorzienbaar was of kon zijn. Derhalve kan het primair tenlastegelegde niet worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 18 maart 2011 aan zijn mededaders had voorgesteld om een willekeurige persoon in het park in elkaar te slaan. De verdachte is daarop met dat doel tezamen met acht anderen naar het Weizigtpark te Dordrecht gegaan. Daar hebben zij metterdaad ook een willekeurige voorbijganger in elkaar geslagen. De verdachte heeft naar eigen zeggen deelgenomen aan het groepsgewijs gepleegde geweld, onder meer bestaande uit het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer, terwijl dat slachtoffer op de grond lag.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het door de verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bij het blijven deelnemen aan dit geweld tenminste willens en wetens de naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zou overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het herhaaldelijk met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd zodanig letsel kan veroorzaken dat iemand hierdoor overlijdt. Dit houdt in dat het opzet van de verdachte naar 's hofs oordeel - minst genomen - in voorwaardelijke zin op de dood van het slachtoffer was gericht. Dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, niet zelf het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt, doet aan dat oordeel niet af, nu hij heeft gezien dat het slachtoffer door trawanten tegen/op het hoofd werd geschopt, hij als initiatiefnemer van het geweld toen niet heeft ingegrepen en, integendeel, het slachtoffer ook daarna nog heeft geschopt en geslagen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde oplegging van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een CoVa-training, en met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij arrest gevorderd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een bijzonder laffe poging tot doodslag.
De verdachte had het plan opgevat om een willekeurig persoon samen met zijn acht mededaders in elkaar te slaan. Deze groep van negen personen heeft zich vervolgens naar het Weizigtpark begeven en heeft aldaar overeenkomstig het plan van de verdachte een willekeurige voorbijganger in elkaar geslagen.
Het daarbij uitgeoefende geweld is fors geweest. Niet alleen werd het slachtoffer door de groep met kracht en gebalde vuist geslagen en gestompt, maar ook werd hij meermalen, met geschoeide voet, tegen zijn hoofd geschopt, terwijl hij hulpeloos op de grond lag. Dat het slachtoffer door dit uitgeoefende geweld niet het leven heeft gelaten, is niet aan de verdachte of zijn mededaders te danken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voor het slachtoffer moet dit een zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis zijn geweest. Een dergelijk feit, gepleegd in de openbare ruimte, draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt daarnaast bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict waarvoor hij nog in de proeftijd liep. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte psychologisch rapport d.d. 28 november 2011, mede op grond waarvan het bewezenverklaarde aan de verdachte volledig toegerekend wordt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, in beginsel een gerechtvaardigde reactie vormt. Een werkstraf of een voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging bepleit, doen naar 's hofs oordeel onvoldoende recht aan de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de omstandigheid dat de verdachte heeft gerecidiveerd terwijl hij nog in een proeftijd liep in verband met een soortgelijk geweldsdelict.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, ziet het hof echter aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daartoe neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte thans een gezin heeft en in de afrondende fase van zijn opleiding verkeert, alsmede zijn jeugdige leeftijd.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij arrest af, nu het van oordeel is dat de hiervoor geschetste persoonlijke belangen van de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis alleen maar in gewicht zijn toegenomen en de gevorderde opheffing hieraan tekort zou doen zonder dat daartegenover belangen zijn gesteld die zulks zouden rechtvaardigen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van de kinderrechter te Dordrecht van 18 mei 2009 onder parketnummer 11-500049-09 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 1 week, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
- 6.
(zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een CoVa-training.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de opgelegde voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Dordrecht van 18 mei 2009, parketnummer 11-500049-09, te weten van: jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week.
Wijst af de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. H.C. Wiersinga en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2012.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.