Rechtbank Overijssel 7 maart 2014, zaaknr. 151002 / KG RK 14-244.
HR, 02-06-2017, nr. 17/00343
17/00343
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-06-2017
- Zaaknummer
17/00343
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:957, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑2017; (Cassatie)
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2017
- Wetingang
art. 8:24 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
NLF 2017/1351 met annotatie van Tom Noë
V-N 2017/28.11 met annotatie van Redactie
FED 2018/1 met annotatie van P. VAN DER WAL
BNB 2017/166 met annotatie van E.B. Pechler
USZ 2017/262
JB 2017/134
NTFR 2017/1514 met annotatie van Mr. drs. B.J.E. Lodder
Uitspraak 02‑06‑2017
Inhoudsindicatie
art 8:24, lid 2, Awb. Originele handtekening niet vereist voor een afdoende machtiging.
Partij(en)
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 17/00343
2 juni 2017
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 24 januari 2017, nr. AWB 16/909, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 20 oktober 2016, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Zwolle. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de klachten
2.1.1.
Op naam van belanghebbende is door […] beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de bij het beroepschrift gevoegde volmacht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het betreft een foto van een volmacht.
2.1.2.
Bij brief van 19 augustus 2016 heeft de Rechtbank […] verzocht om een nieuwe machtiging over te leggen, welke is voorzien van een originele handtekening (geen scan en geen kopie) van belanghebbende.
2.1.3.
Aan dit verzoek is door […] niet voldaan. Het beroep is vervolgens door de Rechtbank niet‑ontvankelijk verklaard.
2.2.
In het daartegen gerichte verzet stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de Rechtbank ten onrechte een nieuwe machtiging heeft verlangd met een originele handtekening. Daartoe heeft zij er op gewezen dat bij het beroepschrift reeds een machtiging was gevoegd waaruit de vertegenwoordigingsbevoegdheid van […] blijkt. Bij de thans in cassatie bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het verzet ongegrond verklaard.
2.3.
In cassatie wordt terecht hierover geklaagd. Artikel 8:24 Awb noch enige andere rechtsregel eist dat een overgelegde schriftelijke machtiging dient te zijn voorzien van een originele, met pen geplaatste, handtekening. De omstandigheid dat de aan de Rechtbank verstrekte ondertekende machtiging een foto is van een origineel is op zichzelf geen grond om aan de geldigheid daarvan te twijfelen (vgl. ABRvS 11 januari 2017, nr. 201508734/1/A3, ECLI:NL:RVS:2017:58).
2.4.
Aangezien de Rechtbank geen andere gronden heeft vermeld op grond waarvan aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van […] getwijfeld zou moeten worden, heeft de Rechtbank ten onrechte het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
3. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle in de kosten van het verzet bij de Rechtbank.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
verklaart het verzet tegen de uitspraak van de Rechtbank gegrond,
verstaat dat die uitspraak vervalt en dat de Rechtbank het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond,
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 124,
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 990 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle in de kosten van het verzet bij de Rechtbank, vastgesteld op € 248 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.
Beroepschrift 02‑06‑2017
Geachte heer, mevrouw,
Namens [X] te [Z] stel ik hierbij beroep in cassatie in tegen de uitspraak op verzet van de rechtbank Overijssel van 24 januari 2017 (zaaknr. ZWO 16/909) hier als bijlage overgelegd. Een afschrift van de volmacht van eiseres bevindt zich reeds in het procesdossier van de rechtbank.
Cassatiegronden
Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 24 oktober 2016, hierbij overgelegd, verzocht tot een mondelinge behandeling ter zitting. De rechtbank heeft kennelijk het verzet van eiseres behandeld op een zitting op 13 januari 2017. Eiseres noch haar gevolmachtigde zijn bekend met deze zitting. Bij brief van 14 november 2016 heeft de rechtbank aan de gemachtigde van eiseres een vooraankondiging gezonden. De mondelinge behandeling was blijkens die brief gepland op 10 januari 2017. Bij brief van 19 december 2016 heeft de rechtbank aan de gemachtigde van eiseres een nieuwe vooraankondiging gezonden. De mondelinge behandeling was blijkens die brief gepland op 13 januari 2017. Een tijdstip was toen evenwel nog niet bekend. Na die brief heeft (de gemachtigde van) eiseres geen definitieve zittingsplanning van de rechtbank ontvangen. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte uitspraak gedaan zonder eiseres in de gelegenheid te stellen ter zitting over het verzet te worden gehoord. De rechtbank overweegt in haar uitspraak ook ten onrechte niet of zij zich ervan heeft vergewist of (de gemachtigde van) eiseres op correcte wijze is opgeroepen voor de mondelinge behandeling. De beslissing van de rechtbank strijdt met het bepaalde van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb. Ook is geen sprake van een ‘fair hearing’ en er gehandeld is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. De uitspraak van de rechtbank dient hierom te worden vernietigd.
Ook om andere redenen komt echter de beslissing van de rechtbank voor vernietiging in aanmerking. Eiseres betoogt daartoe het navolgende.
De rechtbank overweegt dat kennelijk geen afdoende volmacht in het procesdossier aanwezig was. Eiseres betoogt dat dit getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, en dat de rechtbank Overijssel bij haar gevolmachtigde en zijn collega's bekend staat als een rechtbank die zich bedient van excessief formalisme op dit punt. Deze proceshouding van de rechtbank heeft reeds geleid tot een toegewezen wrakingsverzoek in een andere zaak.1. Betogen die worden gevoerd, en waarbij wordt verwezen naar rechtspraak van uw Raad, of van andere hoge rechtscolleges zoals de Centrale Raad of de Afdeling worden door de rechtbank steevast weggeschreven met enkele onbegrijpelijke en korte zinnen.2. Ter adstructie van dit standpunt wordt nog verwezen naar een recente uitspraak van de Afdeling.3.
Gelet op de uitspraak van uw Raad van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:446 valt niet in te zien, zoals de rechtbank overweegt, dat uit het procesdossier de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gevolmachtige van eiseres niet in afdoende mate zou blijken. Immers, uit niets blijkt dat een natte handtekening vereist is.
Dat de rechtbank kennelijk onwelwillend is om justitiabelen zoals eiseres in hun beroep te ontvangen volgt eveneens uit de concrete feiten en omstandigheden in deze zaak. Eiseres licht dat toe.
Bij brieven van 1 april 2016 en 16 juni 2016 verzoekt de rechtbank om toezending van een nieuwe machtiging, kennelijk omdat de reeds overgelegde machtiging niet specifiek genoeg is. Gelet op de redactie van die brief is niet in geschil dat de reeds overgelegde volmacht door eiseres is ingevuld en ondertekend. Immers, de rechtbank spreekt in die brief over.
‘Bij dit beroepschrift is een door uw cliënte ondertekende volmacht overgelegd (…)’
Bij brief van 19 augustus 2016 verzoekt de rechtbank weer om toezending van een nieuwe machtiging. In die brief meldt de rechtbank, onder verwijzing naar een Afdelingsuitspraak, dat de overgelegde volmacht kennelijk toch afdoende concreet geformuleerd is. De rechtbank komt blijkbaar terug van haar standpunt zoals verwoord in de brieven van 1 april 2016 en 16 juni 2016. In de brief van 19 augustus 2016 echter meent de rechtbank dat slechts uit een volmacht die voorzien is van een originele handtekening in afdoende mate de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Eiseres wordt in die brief evenwel niet gewezen op de mogelijke gevolgen die verbonden kunnen worden aan het niet voldoen aan de door de rechtbank gestelde eisen.
Gelet op het voorgaande is het oordeel van de rechtbank, namelijk dat uit het procesdossier de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet kan worden afgeleid, en dat hierom het beroep niet-ontvankelijk kon worden geacht, onbegrijpelijk en onjuist. Het beroep is om die reden ten onrechte niet-ontvankelijk geacht. In het verlengde daarvan had het verzet gegrond moeten worden verklaard. De door de rechtbank gestelde eisen volgen immers evident niet uit de wet of de rechtspraak. Het verbaast eiseres echter niet, gelet op de geschetste historie van de rechtbank Overijssel wat betreft machtigingen in beroepsprocedures, dat er de thans bestreden beslissing ligt. Eiseres kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de rechtbank zich dusdoende bedient van rechtsweigering.
Overigens eveneens onnavolgbaar vindt eiseres de overweging van de rechtbank dat, ondanks dat eiseres niet op de mogelijke gevolgen gewezen is die verbonden kunnen worden aan het niet voldoen van het door de rechtbank geëiste, de gevolmachtigde van eiseres de mogelijke gevolgen maar had moeten afleiden uit eerdere en andere brieven van de rechtbank, waarmee tot herstel van een kennelijk ander verzuim wordt verzocht. Van bepaald zorgvuldige rechtspleging is geen sprake.
De bestreden uitspraak dient te worden vernietigd; het verzet dient gegrond te worden verklaard.
Ter afronding
De uitspraak van de rechtbank is onjuist, althans in strijd met het recht en ontoereikend gemotiveerd. Ik verzoek uw Raad daarom om deze uitspraak te vernietigen, het verzet gegrond te verklaren en de zaak voor behandeling terug te wijzen naar de rechtbank.
Tevens wordt verzocht om vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand.
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 02‑06‑2017
Rechtbank Overijssel 28 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2871.
ABRvS 11 januari 2017, zaaknr. 201508734/1/A3.