Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1971
- Bronpublicatie:
29-04-1969, Trb. 1969, 124 (uitgifte: 15-08-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1971
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-1971, Trb. 1971, 27 (uitgifte: 01-01-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
De ambtenaren van een der landen genieten, indien zij overeenkomstig deze Overeenkomst hun taak in een der beide andere landen uitoefenen, aldaar de bescherming en de bijstand die krachtens de wettelijke bepalingen van dat land worden toegekend aan de overeenkomstige ambtenaren van dat land. Met betrekking tot strafbare feiten, die ten aanzien van hen zouden worden begaan of die zij zelf zouden begaan, staan zij gelijk met laatstbedoelde ambtenaren.
2.
Bij de uitoefening van hun taak mogen zij hun uniform of een uiterlijk waarneembaar kenteken dragen, alsmede de tot hun uitrusting behorende wapenen voor zover de omstandigheden dit rechtvaardigen. Zij moeten te allen tijde hun ambtelijke hoedanigheid kunnen aantonen.
3.
Zij zijn gerechtigd in geval van noodzaak de dwangmiddelen en verdedigingsmiddelen aan te wenden, die de overeenkomstige ambtenaren van het land waar zij hun taak vervullen rechtens zouden kunnen gebruiken.