NJ 2008, 79
HvJ EG, 13-07-2006, nr. C-103/05
HvJ EG 13-07-2006, ECLI:EU:C:2006:471
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
13 juli 2006
- Magistraten
C. W. A. Timmermans, J. Makarczyk, P. Kūris, G. Arestis, J. Klučka
- Zaaknummer
C-103/05
- Conclusie
D. Ruiz-Jarabo Colomer
- LJN
AZ3961
- JCDI
JCDI:ADS111676:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:471, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 13‑07‑2006
ECLI:EU:C:2006:175, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 14‑03‑2006
- Wetingang
EEX-Verordening art. 6
Essentie
Pluraliteit van verweerders. Vordering in lidstaat ingesteld tegen in deze staat woonachtige persoon in staat van faillissement en in andere lidstaat woonachtige medeverweerder. Niet-ontvankelijkheid van vordering tegen persoon in staat van faillissement. Bevoegdheid van geadieerd gerecht ten aanzien van medeverweerder.
Samenvatting
Art. 6, punt 1, EEX-Verordening, moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie als die van het hoofdgeding op deze bepaling een beroep kan worden gedaan in het kader van een vordering die in een lidstaat wordt ingesteld tegen een in deze staat woonachtige verweerder en een in een andere lidstaat woonachtige medeverweerder, ook wanneer die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.